Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8024

Datum uitspraak2008-12-03
Datum gepubliceerd2008-12-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers302824 / HA ZA 08-664
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vordering tot terugbetaling van ingehouden vergoedingsrente bij vervroegde aflossing financiering. Onverschuldigde betaling? Toepasselijkheid algemene voorwaarden. Beding niet onredelijk bezwarend. Geen buitentoepassinglating op grond van art. 6:248 lid 2 BW. Keuze voor vervroegde aflossing niet aan gedaagde toe te rekenen.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 302824 / HA ZA 08-664 Uitspraak: 3 december 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: 1. de BURGERLIJKE MAATSCHAP PROJECT GEUZENSTAETE, gevestigd te Brielle, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEUZENSTAETE B.V., gevestigd te Spijkenisse, in haar hoedanigheid van maat in eiseres sub 1, 3. [eiseres 3], wonende te [woonplaats], in haar hoedanigheid van maat in eiseres sub 1, eiseressen, advocaat mr. M.C.V. Dornstedt, - tegen - de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK ROTTERDAM U.A., gevestigd te Rotterdam, gedaagde, advocaat mr. J.J.A. Nederlof. Eiseressen worden hierna aangeduid als “Project Geuzenstaete”, “Geuzenstaete B.V.” respectievelijk “[eiseres 3]”, dan wel gezamenlijk als “Geuzenstaete”. Gedaagde wordt hierna aangeduid als “Rabobank”. 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 18 januari 2008 en de door Geuzenstaete overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 25 juni 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - brief van mr. Dornstedt d.d. 29 september 2008, met bijlagen; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 oktober 2008. 2 Het geschil De vordering luidt -verkort weergegeven- om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a) te verklaren voor recht dat op de geldleningsovereenkomst tussen partijen geen algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard; b) te verklaren voor recht dat Geuzenstaete artikel 25 van de algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobank organisatie 2001 op 10 oktober 2007 terecht en rechtsgeldig heeft vernietigd; c) subsidiair betreffende algemene voorwaarden te vernietigen als onredelijk bezwarend; d) Rabobank te veroordelen om € 72.859,75 aan Geuzenstaete (terug) te betalen, binnen 48 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn; e) Rabobank te veroordelen om aan Geuzenstaete te betalen de wettelijke rente over € 72.859,75 primair vanaf 19 september 2007 en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, binnen 48 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn; f) Rabobank te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten begroot conform het rapport Voorwerk II althans begroot in goede justitie; g) met veroordeling van Rabobank in de kosten van de procedure. Rabobank heeft de vordering van Geuzenstaete gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Geuzenstaete bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding. 3 De beoordeling 3.1 Tussen partijen staan, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, mede gelet op de overgelegde en in zoverre niet of onvoldoende betwiste producties, de navolgende feiten vast. 3.1.1 Geuzenstaete B.V. en [eiseres 3] zijn maten in Project Geuzenstaete. Project Geuzenstaete heeft een kantoorgebouw aan [adres] te [woonplaats] ontwikkeld en doen bouwen, en thans exploiteert zij dit gebouw. Voor de ontwikkeling en de bouw van het kantoorgebouw is door de realiserende aannemer [de aannemer] (hierna: ‘[de aannemer]’) een krediet verstrekt van (afgerond) € 1.070.000,--, en is door Rabobank een geldlening verstrekt van omstreeks € 3.300.000,--. 3.1.2 Bij brief gedateerd 7 oktober 2004 schreef Rabobank aan [eiseres 3] en Geuzenstaete B.V., voor zover thans relevant: “Met genoegen doe ik u hierbij het financieringsvoorstel toekomen inzake uw financieringsaanvraag ad EUR 3.125.000,-- voor de herfinanciering van de bestaande verplichtingen. (...) Een nadere specificatie van de financiering vindt u in “Verdere uitwerking financieringsvoorstel”. (...) Bijlage(n): • (...) • Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobankorganisatie 2001” • (...)”. 3.1.3 Het bij de brief van 7 oktober 2004 gesloten financieringsvoorstel vermeldt, voor zover thans relevant: “Financiering van EUR 2.900.000,-- bestaande uit: Geldlening van EUR 3.125.000,-- Afgelost wordt: Geldlening van EUR 2.427.951,--; geldleningnummer 3819.975.152 Geldlening van EUR 467.084,--; geldleningnummer 3819.977.171 Geldlening van EUR 103.248,--; geldleningnmmer 3819.977.325 Geldlening van EUR 226.890,--; geldleningnummer 3819.956.328 Krediet in rekening-courant van EUR 80.000,--; rekeningnummer 3295.14.814 (...) Op de volgende bladzijden wordt het financieringsvoorstel nader uitgewerkt.”. 3.1.4 Bij de brief van 7 oktober 2004 was een op 8 oktober 2004 gedateerd document gesloten met als titel ‘Verdere uitwerking financieringsvoorstel’, waarin, voor zover thans relevant, staat vermeld: “Voor de rente biedt de bank de volgende opties aan: - Rabobank Variabele Plus Lening; thans 5.2 % per jaar (...); - rente voor 5 jaar vast; thans 5,5 % per jaar (...); (...) Op geldlening(en) respectievelijk rekening(en)-courant zijn - voor zover niet anders is overeengekomen - van toepassing: - de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobankorganisatie 2001; - (...) U verklaart deze voorwaarden te hebben ontvangen en daarvan kennis te hebben genomen. (...) Als u van deze aanbieding gebruik wilt maken, vul dan de in dit financieringsvoorstel ontbrekende gegevens aan. Voor u betekent dit: • kies het gewenste rentetype; • onderteken één exemplaar van dit financieringsvoorstel en retourneer het voor 20 oktober 2004. De bank attendeert u er op dat u zich door ondertekening van het financieringsvoorstel jegens de bank bindt, conform de daarin en in de verdere uitwerking van het financieringsvoorstel genoemde voorwaarden. 3.1.5 Op 14 oktober 2004 hebben Geuzenstaete B.V. en [eiseres 3] het financieringsvoorstel ondertekend, en daarbij gekozen voor de voorgestelde rente voor 5 jaar vast. 3.1.6 Artikel 25 van de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobankorganisatie 2001 (hierna: ‘de algemene voorwaarden’) bepaalt, voor zover thans relevant: “Voorzover overeengekomen is dat de rente gedurende een bepaalde periode vast is (rentevast-periode), gelden verder de volgende bepalingen: (...) c. Vervroegde aflossing is altijd geoorloofd. Bij gedeeltelijke aflossing dient dit te geschieden in ronde sommen van vijfhonderd euro (€ 500,-), of een veelvoud daarvan. Bij vervroegde aflossing is de debiteur een vergoeding verschuldigd. Deze vergoeding is gelijk aan het verschil tussen de door de debiteur verschuldigde rente en de vergelijkingsrente, berekend over het vervroegd af te lossen bedrag over de periode vanaf het moment van de vervroegde aflossing tot en met de laatste dag van de rentevast-periode, waarbij rekening zal worden gehouden met de aflossingen die de bank in die periode zou hebben ontvangen op basis van het met de debiteur overeengekomen aflossingsschema. Het berekende bedrag wordt contant gemaakt op basis van op de interbancaire markt geldende tarieven en op een door de bank te bepalen wijze. De vergoeding bedraagt ten minste één procent (1 %) over het vervroegd af te lossen bedrag. De vergoeding moet worden betaald tegelijk met de voldoening van het vervroegd af te lossen bedrag. Onder vergelijkingsrente wordt in dit artikel verstaan de rente, die de bank zou ontvangen over een bedrag, gelijk aan het bedrag van de vervroegde aflossing, indien zij dat bedrag op het moment van de vervroegde aflossing zou uitzetten op de interbancaire markt voor een periode die gelijk is aan het restant van de rentevast-periode van de geldlening op het moment van de vervroegde aflossing. De bank zal het bedrag van de vergoeding schriftelijk aan de debiteur meedelen.”. 3.1.7 De door [de aannemer] verstrekte geldlening ad € 1.070.000,-- diende op 26 januari 2006 te worden afgelost. Nadat Rabobank desgevraagd weigerde om ook dit deel van de financiering op zich te nemen, is Geuzenstaete met [de aannemer] een verlenging van deze geldlening tot 26 januari 2008 overeengekomen, waarbij [de aannemer] het door haar in rekening te brengen rentepercentage verhoogde tot 7 procent. Ook in 2007 weigerde Rabobank desverzocht om de geldlening van [de aannemer] over te nemen. Geuzenstaete heeft zich vervolgens gewend tot -onder andere- Fortis Bank (Nederland) N.V. (hierna: Fortis). Fortis stelde als voorwaarde voor overneming van dit deel van de financiering dat de gehele financiering bij haar zou worden ondergebracht. Geuzenstaete heeft vervolgens de door Rabobank verstrekte geldlening afgelost en de gehele financiering bij Fortis ondergebracht. 3.1.8 In haar aflossingsnota van 22 augustus 2007 heeft Rabobank ter zake van de vervroegde aflossing aan Geuzenstaete een vergoeding groot € 72.859,75 in rekening gebracht. Geuzenstaete heeft zich tegen het berekenen van deze vergoeding verzet. Ondanks dit verzet is het bedrag van de vergoeding door de notaris doorbetaald aan Rabobank. 3.1.9 Bij brief van 11 september 2007 heeft Geuzenstaete Rabobank gesommeerd om binnen één week € 72.859,75 vermeerderd met rente terug te betalen. Rabobank heeft bij brief van 13 september 2007 geweigerd om aan deze sommatie gehoor te geven en zich terzake van de door haar berekende vergoedingsrente beroepen op artikel 25 van de algemene voorwaarden. 3.1.10 Bij faxbrief van 10 oktober 2007 aan Rabobank is namens Geuzenstaete de vernietiging ingeroepen van artikel 25 van de algemene voorwaarden, en is Rabobank gesommeerd tot terugbetaling van het bedrag van € 72.859,75. 3.2 Ter comparitie heeft Geuzenstaete haar vorderingen strekkende tot verklaringen voor recht, zoals aangehaald onder 2 sub a) en b) hierboven ingetrokken, zodat deze geen beoordeling behoeven. 3.3 Aan de overige vorderingen legt Geuzenstaete ten grondslag dat het bedrag van € 78.859,75 onverschuldigd aan Rabobank is betaald, nu artikel 25 van de algemene voorwaarden voor die betaling in haar visie geen grondslag (meer) biedt. 3.4 Primair stelt Geuzenstaete dat de algemene voorwaarden niet rechtsgeldig zijn overeengekomen. Zij stelt daartoe dat het financieringsarrangement met Rabobank in 1999 mondeling is aangegaan, en dat de algemene voorwaarden pas -en in haar visie te laat- van toepassing zijn verklaard bij het schriftelijk vastleggen van de relatie, eind 2004. Uit het door Geuzenstaete voor akkoord ondertekende financieringsvoorstel van 7 oktober 2004 (aangehaald onder 3.1.3 hierboven) blijkt echter dat reeds vijf eerdere kredietverplichtingen bestonden. Rabobank heeft daarvan -door Geuzenstaete in zoverre niet bestreden- onderhandse akten overgelegd, waaruit blijkt dat daarin de toepasselijkheid van algemene voorwaarden was overeengekomen. Gelet hierop zijn de feiten die Geuzenstaete aan haar primaire standpunt ten grondslag legt onjuist, zodat de rechtbank dit passeert. 3.5 Ter comparitie heeft Geuzenstaete nog gesteld dat de financieringsrelatie in 1999 mondeling is aangegaan, en dat in eerste instantie louter op basis van mondelinge afspraken is gefinancierd. Deze oorsprong van de financieringsrelatie brengt mee, zo stelt Geuzenstaete, dat niet later alsnog bijvoorbeeld in oktober 2004- de toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan worden bedongen. Dit standpunt is juridisch onjuist. Ook indien juist zou zijn dat aanvankelijk zonder schriftelijke overeenkomst financiering is verstrekt, kunnen partijen nadien aanvullende of afwijkende afspraken maken waarmee alsnog de toepasselijkheid van algemene voorwaarden wordt overeengekomen. 3.6 Voor de vraag naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is slechts relevant of partijen deze toepasselijkheid zijn overeengekomen, conform het bepaalde in de artikelen 6:217, 231 en 232 BW. Uit de onder 3.1.2 tot en met 3.1.5 hierboven weergegeven feiten volgt dat Rabobank een aanbod heeft gedaan voor het sluiten van een (her)financierings-overeenkomst waarop zij de algemene voorwaarden van toepassing heeft verklaard, welk voorstel door Geuzenstaete is aanvaard. Aldus is een overeenkomst tot stand gekomen waarop de algemene voorwaarden van toepassing zijn. 3.7 Subsidiair beroept Geuzenstaete zich op de vernietiging althans vernietigbaarheid van artikel 25 van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 aanhef en sub a BW. Artikel 233 aanhef en sub a BW bepaalt dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. 3.8 Geuzenstaete heeft in dit kader -naast de onder 3.4 hierboven als onjuist gepasseerde stellingen- onder meer aangevoerd dat Rabobank van de (vervroegde) aflossing geen schade heeft geleden, en dat Rabobank door haar weigering de [de aannemer]-financiering over te nemen Geuzenstaete dwong een andere financier te zoeken, wiens eisen vervolgens hebben geleid tot de (vervroegde) aflossing. Deze stellingen van Geuzenstaete betreffen concrete omstandigheden, die zich na het sluiten van de overeenkomst zouden hebben voorgedaan. Dergelijke omstandigheden zijn echter niet relevant in het kader van de toetsing aan artikel 6:233 aanhef en sub a BW. Daarbij komt het slechts aan op de beoordeling van de eventuele onredelijk bezwarende gevolgen waaraan artikel 25 van de algemene voorwaarden, bij gebondenheid daaraan, Geuzenstaete van de aanvang af blootstelde, en niet aan de nadelige gevolgen -laat staan die voor Rabobank- die zich daadwerkelijk hebben verwezenlijkt (vgl. HR 23 maart 1990, NJ 1991, 214). 3.9 Aldus ligt de vraag voor of in oktober 2004 duidelijk was dat het bedingen van vergoedingsrente bij vervroegde aflossing tot onredelijk bezwarende gevolgen voor Geuzenstaete zou (kunnen) leiden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. In het algemeen is niet ongebruikelijk of onredelijk dat Rabobank een vergoeding verlangt ingeval een lening vervroegd wordt afgelost, nu deze vergoeding in de plaats komt van de rente die zonder de vervroegde aflossing gedurende de (in dat geval) resterende looptijd zou zijn ontvangen. De omstandigheden van het onderhavige geval leiden niet tot een ander oordeel. Tussen partijen staat vast, en ter comparitie is besproken, dat Rabobank in oktober 2004 wist dat Geuzenstaete niet alleen door Rabobank maar ook -en tegen een hoger rentetarief- door [de aannemer] werd gefinancierd, dat Rabobank wist dat [de aannemer] tijdig zou moeten worden afbetaald maar niettemin weigerde om de financiering van [de aannemer] over te nemen. Anders dan Geuzenstaete meent, brengen deze omstandigheden en wederzijds kenbare belangen niet mee dat het bedingen van een vergoeding bij vervroegde aflossing onredelijk bezwarend zou zijn. Gesteld noch gebleken is dat het bestaan of de voorwaarden van de financiering door [de aannemer] aan Rabobank is toe te rekenen. Integendeel, ter comparitie heeft Rabobank gesteld, en Geuzenstaete niet betwist, dat [de aannemer] als aannemer met een deel van de financiering was blijven zitten omdat de kosten van de bouw steeds waren uitgelopen. Gelet op deze achtergrond ging de noodzaak om [de aannemer] af te lossen niet Rabobank, maar uitsluitend Geuzenstaete aan. Dat Rabobank wist van de [de aannemer]-problematiek, beperkte niet de vrijheid van Rabobank om overneming van de [de aannemer]-financiering te weigeren, en om de gebruikelijke vergoedingsrente bij vervroegde aflossing te bedingen. Dit oordeel wordt niet anders indien juist zou zijn, zoals Geuzenstaete ter comparitie heeft gesteld maar Rabobank heeft betwist, dat [persoon 1] van de Rabobank in oktober 2004 over de kwestie-[de aannemer] zou hebben gezegd: “We zullen daarover gaan praten, we lossen dat mettertijd wel op”. Bezien in het licht van de toentertijd uitdrukkelijk uitgesproken weigering van Rabobank om de [de aannemer]-financiering over te nemen, en het op zichzelf duidelijke (her)financieringsvoorstel van Rabobank, mocht Geuzenstaete aan deze weinig concrete mededeling van haar accountmanager niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen -voor zover zij bedoelt dit te stellen- dat Rabobank in de toekomst wel bereid zou zjin de [de aannemer]-financiering over te nemen of bij voorbaat afstand te doen van enig recht dat haar uit hoofde van het (her)financieringsvoorstel zou toekomen. Ter comparitie is voorts gebleken dat Geuzenstaete, in weerwil van haar noodzaak om [de aannemer] binnen twee jaar af te lossen, zelf heeft gekozen voor een gedurende vijf jaar vaste rente, terwijl zij geen vergoedingsrente verschuldigd zou zijn geweest indien zij had gekozen voor een variabele rente. De gevolgen van deze keuze blijven voor rekening van Geuzenstaete, die -naar eveneens ter comparitie is gebleken- als professioneel projectontwikkelaar niet onbekend was met financieringsovereenkomsten als de onderhavige, en in de onderhandelingen met Rabobank werd bijgestaan door financieel adviseur Solvay, zodat de rechtbank aanneemt dat zij de twee alternatieven op hun waarde wist te schatten. Gelet op de aan Geuzenstaete geboden keuzemogelijkheid is haar stelling, dat de algemene voorwaarden door Rabobank vanuit een overwichtspositie zonder onderhandeling aan haar zijn opgelegd, niet voldoende gemotiveerd, temeer nu niet is gesteld of gebleken dat Geuzenstaete (tevergeefs) heeft getracht over de algemene voorwaarden te onderhandelen. 3.10 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat artikel 25 van de algemene voorwaarden niet vernietigbaar is (geweest) op grond van het vermeend onredelijk bezwarend karakter daarvan als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Geuzenstaete is in beginsel aan het beding gebonden. 3.11 Meer subsidiair beroept Geuzenstaete zich ten aanzien van artikel 25 van de algemene voorwaarden op artikel 6:248 lid 2 BW. Zij stelt daartoe in essentie dat Rabobank, door haar weigering om ook het [de aannemer]-deel van de financiering op zich te nemen, Geuzenstaete noodzaakte tot het zoeken van een andere financier, waardoor, gelet op de eis van Fortis als nieuwe financier dat de gehele financiering bij haar zou worden ondergebracht, de lening van Rabobank vervroegd moest worden afgelost. Onder deze omstandigheden, mede gelet op hetgeen Rabobank wist over de financiering van Geuzenstaete door [de aannemer], acht Geuzenstaete de toepassing van artikel 25 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ook stelt Geuzenstaete dat Rabobank door de vervroegde aflossing geen schade heeft geleden. Zoals volgt uit hetgeen onder 3.9 hierboven is overwogen, zijn het bestaan en de voorwaarden van de door [de aannemer] verstrekte geldlening niet aan Rabobank toe te rekenen, en stond het Rabobank vrij om te weigeren, zoals zij heeft gedaan, om dit deel van de financiering van Geuzenstaete over te nemen. Anders dan Geuzenstaete meent, is voor het oordeel over de handelwijze van Rabobank niet van belang dat andere banken in 2006 wel tot een dergelijke overneming bereid waren. Dat de lening van Rabobank vervolgens vervroegd is afgelost, is niet veroorzaakt door voornoemde weigering van Rabobank, maar door de keuze van Geuzenstaete om met Fortis in zee te gaan op de door Fortis gestelde voorwaarden. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de gevolgen van die keuze voor rekening van Rabobank te brengen. Hoewel Geuzenstaete ter comparitie nog heeft gesteld dat tevoren navraag is gedaan omtrent de consequenties van het vervroegd aflossen van Rabobank, en dat hem daarbij is voorgespiegeld dat deze consequenties gering zouden zijn, is niet gebleken dat dergelijke uitlatingen door of namens Rabobank zijn gedaan, zodat de daardoor bij Geuzenstaete ontstane verwachtingen niet door of namens Rabobank zijn gewekt en niet voor diens rekening kunnen komen. Zelfs al zou dit anders zijn, dan nog brengt een dergelijke informatieve uitlating niet zonder meer mee dat Rabobank daarna geen beroep meer zou mogen doen op artikel 25 van de algemene voorwaarden. Geuzenstaete heeft voorts gesteld dat het bedingen van een vergoeding onredelijk is omdat Rabobank, naar Geuzenstaete vermoedt, van de vervroegde aflossing geen schade heeft geleden. Ter comparitie heeft Rabobank toegelicht dat zij de in artikel 25 van de algemene voorwaarden neergelegde rekenmethode hanteert om niet met iedere klant in discussie te hoeven over de bepaling van de concrete schade en kosten. Geuzenstaete heeft erkend dat zij het rekenmodel kent en weet dat deze afspraken strekken ter vermijding van discussies. Gelet op dit wederzijdse begrip van de gemaakte afspraken dient naar het oordeel van de rechtbank, de toets van artikel 6:248 lid 2 BW op dit punt met bijzondere terughoudendheid te worden toegepast. Nadat Rabobank ter comparitie de stelling van Geuzenstaete heeft betwist, dat Rabobank het vervroegd afgeloste bedrag terug op de geldmarkt heeft gebracht, heeft Geuzenstaete haar stelling dat geen schade is geleden niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank deze stelling passeert als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Onder deze omstandigheden, en mede gelet op hetgeen voorts in 3.9 hierboven is overwogen, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor buitentoepassinglating van artikel 25 van de algemene voorwaarden. 3.12 De verder subsidiair aangevoerde grondslag onrechtmatige daad berust op de stelling dat Rabobank ten onrechte de vergoeding wegens vervroegde aflossing heeft geïncasseerd. Aan dit standpunt zijn geen andere stellingen ten grondslag gelegd dat die welke in het voorgaande reeds zijn behandeld en gepasseerd. Ook op deze grondslag kan de vordering van Geuzenstaete derhalve niet slagen. 3.13 Voor matiging van de vergoeding, voor zover deze als een boete dient te worden beschouwd, zoals ter comparitie door Geuzenstaete voorwaardelijk verzocht, bestaat geen aanleiding. Nog daargelaten dat geen daartoe strekkende vordering is ingesteld, is artikel 25 van de algemene voorwaarden geen boetebeding in de zin van artikel 6:91 BW, aangezien de vergoeding niet is verschuldigd wegens enig tekortschieten door Geuzenstaete, maar als contractuele verbintenis in het uitdrukkelijk geoorloofde geval van vervroegde aflossing. 3.14 Nu de vordering van Geuzenstaete op geen van de daartoe aangevoerde grondslagen kan worden toegewezen, zal deze worden afgewezen. 3.15 Geuzenstaete zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding. 4 De beslissing De rechtbank, wijst af de vorderingen van Geuzenstaete; veroordeelt Geuzenstaete in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank bepaald op € 1.605, aan vast recht en op € 1.788,-- aan salaris voor de advocaat; verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Uitgesproken in het openbaar. 1885/1582