
Jurisprudentie
BG8050
Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7358 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/7358 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking (volledige) WAO-uitkering. Deskundige: op de datum in geding leed appellante aan een ernstige chronische depressie die beperkingen opleverde in het functioneren op belangrijke levensgebieden. De Raad: de gehanteerde FML geeft een onjuist beeld van de belastbaarheid van appellante.
Uitspraak
05/7358 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 december 2005, 05/254 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad op 30 november 2007 is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
De Raad heeft psychiater prof. dr. P.P.G. Hodiamont benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek.
Het geding is opnieuw aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 14 november 2008. Beide partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 5 maart 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 26 april 2004 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 7 januari 2005 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 7 januari 2005, hierna: het bestreden besluit, ongegrond verklaard.
3.1. Appellante is van die uitspraak in hoger beroep gekomen. Zij heeft daarbij haar standpunt herhaald van mening te zijn vanwege haar beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren niet in staat te zijn enige arbeid te verrichten.
3.2. Door de Raad daartoe verzocht heeft de psychiater Hodiamont bij rapport van 22 april 2008 van verslag en advies gediend omtrent enige omtrent de gezondheidstoestand van appellante gerezen vragen en haar vermogen om arbeid te verrichten.
3.3. De psychiater heeft in zijn rapport aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid. Naar zijn mening leed appellante op de datum in geding aan een ernstige chronische depressie die beperkingen opleverde in het functioneren op belangrijke levensgebieden. Als specifieke symptomen die beperkingen stellen aan haar arbeidsvermogen noemt de deskundige slechte concentratie, snelle vermoeibaarheid, de sombere/prikkelbare stemming, inertie en lusteloosheid, emotionele vlakheid alsmede somatische angstequivalenten. Deze symptomen zijn, zo schrijft de deskundige, mutatis mutandis niet terug te vinden in de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van betrokkene. In de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) wordt de concentratie bijvoorbeeld normaal genoemd, maar bij zijn onderzoek stelde hij vast dat de concentratie verminderd was. Het handelingstempo wordt normaal genoemd, maar was bij het onderzoek vertraagd. Eigen gevoelens uiten wordt eveneens normaal genoemd maar bleken duidelijk gekleurd door depressie.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen.
Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken.
4.3. De Raad concludeert dat de gehanteerde FML een onjuist beeld van de belastbaarheid van appellante geeft. De op deze FML gebaseerde schatting berust dan ook niet op een juiste medische grondslag. Het bestreden besluit van 8 april 2005 komt dan ook voor vernietiging in aanmerking.
4.4. Het hoger beroep slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen. Het inleidend beroep is gegrond en het Uwv dient een nieuw besluit op de bezwaren van appellante te nemen.
5. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak van de Raad;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.288,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 150,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 december 2008.
(get.) A.T. Kwaatsteniet.
(get.) A.C.A. Wit.
GdJ