Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8105

Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/711629-08 en 16/712000-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht verdachte schuldig aan het plegen van vier overvallen op 2 september 2008 in Amersfoort. De rechtbank legt een gevangenisstraf van vier jaar op, waarvan twee voorwaardelijk. De rechtbank legt ook een klinische behandeling op voor de duur van maximaal 9 maanden. Tevens veroordeling voor rijden onder invloed van verdovende middelen.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/711629-08 en 16/712000-07 (ter terechtzitting gevoegd) [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 december 2008 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1980] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein raadsman mr. B. van den Bos, advocaat te Amersfoort 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 december 2008, waarbij de officier van justitie, mr. M.H.D.M. van Leent en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking, zoals weergegeven op de dagvaarding met parketnummer 16/711629-08, komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feiten 1, 2, 3 en 4: vier overvallen heeft gepleegd, waarvan twee op een tankstation en twee op een tabakspeciaalzaak. De verdenking, zoals weergegeven op de dagvaarding met parketnummer 16/712000-07, komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van verdovende middelen. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/ 711629-08: De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vier overvallen heeft gepleegd, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, alsmede gelet op de verschillende aangiftes. Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/ 712000-07: De officier van justitie acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van verdovende middelen heeft gereden. Hij baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, waarin hij bekent de desbetreffende avond als bestuurder te zijn opgetreden, alsmede op de resultaten van het bloedonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut. 4.2 Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/ 711629-08: De verdediging heeft aangegeven met betrekking tot de feitelijkheden van de feiten 1, 2, 3 en 4 geen verweer te voeren. Nu er cumulatief diefstal met geweld en afpersing ten laste is gelegd, is de verdediging van mening dat sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, indien de rechtbank van oordeel is dat zowel artikel 312, als artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vinden. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat het handelen van verdachte tijdens de vier overvallen moet worden aangemerkt als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/ 712000-07: De verdediging is van mening dat het bloedonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut onrechtmatig is geweest Verdachte heeft toestemming gegeven voor een bloedonderzoek naar andere stoffen dan alcoholhoudende drank, die de rijvaardigheid zouden kunnen beïnvloeden. Het onderzoek is, blijkens de aanvraag op pagina 31 van het proces-verbaal, ook aangevraagd voor de bepaling van alcohol in het bloed. Nu het bloedonderzoek dus mede is gebruikt voor onderzoek naar alcohol, is niet voldaan aan de strikte waarborgen van artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 waaraan een dergelijk onderzoek moet voldoen. Er is daarom geen sprake van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat de uitkomst van het onderzoek in de visie van de verdediging niet als bewijs kan dienen. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/ 711629-08: De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 december 2008; - de aangifte van [aangever 1], namens het Shell tankstation aan [adres] te Amersfoort . De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 december 2008; - de aangifte van [aangever 2], namens [Tabakspeciaalzaak] aan de [adres] te Amersfoort . De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 december 2008; - de aangifte van [aangever 3], namens [Tabakspeciaalzaak 2] aan de [adres] te Amersfoort . De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 december 2008; - de aangifte van [aangever 4], namens het tankstation Esso [bedrijfsnaam] aan [adres] te Amersfoort . De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte tijdens de verschillende overvallen moeten worden aangemerkt als afpersing en niet tevens als diefstal met geweld. Verdachte heeft de geldbedragen niet eigenhandig weggenomen, maar hij heeft de baliemedewerkers onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp telkens gedwongen het geld aan hem af te geven. Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van beide feiten, komt zij niet toe aan het verweer van de verdediging dat er telkens sprake zou zijn van eendaadse samenloop. De rechtbank is van oordeel dat evenmin sprake is van een voortgezette handeling. Aan de vier overvallen is telkens een nieuw ongeoorloofd wilsbesluit voorafgegaan. Eerst na afloop van elke afzonderlijke overval, heeft verdachte besloten een volgende overval te plegen. Dit volgt uit zijn eigen verklaringen. Zo heeft verdachte verklaard dat hij heeft besloten de tweede overval te plegen, nadat bleek dat de cocaïne die hij had gekocht van de opbrengst van de eerste overval niet het gewenste effect had . De derde en vierde overval besloot hij te plegen, nadat hij aan twee (pseudo)drugsdealers zijn buitgemaakte geld was kwijtgeraakt, zonder daarvoor de gevraagde cocaïne te krijgen . Verdachte heeft daarmee consecutief meermalen hetzelfde delict gepleegd, hetgeen meerdaadse samenloop oplevert. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij de strafoplegging. Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/ 712000-07: De rechtbank acht het feit, zoals ten laste gelegd op voornoemde dagvaarding, wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 12 december 2008, waarin hij heeft bekend op 20 november in De Bilt een personenauto te hebben bestuurd, nadat hij ongeveer vijf tabletten oxazepam had gebruikt in combinatie met twee blowtjes; - het proces-verbaal van bevindingen waarin is vermeld dat met toestemming van verdachte door een arts bloed is afgenomen van verdachte. Dit bloedmonster is voorzien van identiteitszegel met nummer 574762 verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut ; - de resultaten van het onderzoek naar het bloed van verdachte, zoals neergelegd in het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, waarin wordt geconcludeerd dat in het bloed van verdachte verschillende drugs en/of geneesmiddelen zijn aangetroffen die, naar algemeen bekend moet worden verondersteld, de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden, zoals opiaten, cocaïne, benzodiazepinen en cannabinoïden . De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de resultaten van het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut niet gebruikt zouden mogen worden voor het bewijs van het tenlastegelegde omdat het niet zou opleveren een onderzoek als bedoeld in artikel 8 WVW. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat het onderzoek naar alcohol in het bloed niet heeft plaatsgevonden volgens de daarvoor in artikel 163 WVW gegeven voorschriften. Daardoor is er geen sprake van een onderzoek als bedoeld in art. 8 lid 2 WVW. Voor het bewijs van het tenlastegelegde is deze constatering echter niet van belang omdat de overtreding van deze bepaling niet aan verdachte ten laste is gelegd. Het NFI heeft het bloedmonster tevens onderzocht op de aanwezigheid van andere stoffen die de rijvaardigheid zouden kunnen beïnvloeden. Dit bloedonderzoek heeft conform art. 163 lid 4 plaatsgevonden met toestemming van de verdachte zodat er geen aanleiding bestaat de resultaten van dat onderzoek van het bewijs uit te sluiten. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/711629-08 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: 1. (Overval Shell) op 02 september 2008 te Amersfoort [adres], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Shell, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, tegen die [aangever 1] gezegd dat hij, verdachte, geld uit de kassa wilde hebben en dat die [aangever 1] de rest van het geld moest geven, terwijl hij, verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever 1] richtte en gericht heeft gehouden; 2. (Overval [Tabaksspeciaalzaak ) op 02 september 2008 te Amersfoort ([adres]), met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot afgifte van 545 euro, toebehorende aan [Tabaksspeciaalzaak], als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, tegen die [aangever 2] gezegd dat hij, verdachte, geld uit de kassa wilde, terwijl hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever 2] richtte en gericht heeft gehouden; 3. (Overval [Tabakspeciaalzaak 2]) op 02 september 2008 te Amersfoort ([adres]), met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot afgifte van 100 euro, toebehorende aan [tabakspeciaalzaak 2], als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, tegen die [aangever 3] gezegd "Geef je geld, geef je geld" en "Ik schiet echt, ik schiet echt" terwijl hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar voren richtte; 4. (Overval Esso) op 02 september 2008 te Amersfoort (Amsterdamseweg 55), met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 4] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Esso [bedrijfsnaam], als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, tegen die [aangever 4] gezegd "Geef ook gelijk het geld maar", terwijl hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever 4] richtte en gericht heeft gehouden. De rechtbank acht ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712000-07 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: op 20 november 2007 te De Bilt, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten opiaten, en cocaïne en benzodiazepinen en cannabinoïden, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Strafbaarheid van de feiten Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: - een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering ook al dat behandeling in een klinische setting zal inhouden voor de duur van maximaal 9 maanden; - verbeurdverklaring van de in beslag genomen snorfiets; - ter zake van parketnummer 712000-07: een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar. 6.2 Het standpunt van de verdediging Door de verdediging is naar voren gebracht dat verdachte bij de overvallen onder invloed verkeerde van een doos oxazepam tabletten waarvan verdachte niet wist wat de uitwerking daarvan zou zijn. Dit moet een matigend effect hebben op de straf. Voorts heeft de verdediging erop gewezen dat het ging om een wanhoopsdaad. Verdachte is gemotiveerd om aan zijn problematiek te werken. Zijn motivatie blijkt o.a. uit zijn gedrag in het huis van bewaring: hij heeft cursussen gevolgd en via Slachtofferhulp spijt betuigd in de richting van de slachtoffers. Verdachte wil graag zo snel mogelijk beginnen met een behandeling. Hij wil meewerken aan een klinische behandeling maar 9 maanden klinisch lijkt buiten proportie indien in het algemeen een behandeling 16 weken duurt. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen is door de verdediging het volgende gesteld: De vordering van Esso [bedrijfsnaam] dient deels te worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk te worden verklaard. Het kasgeld is vergoed door de verzekeraar en de extra loonkosten en omzetderving zijn onvoldoende onderbouwd. De vordering van [tabaksspeciaalzaak 2] dient ook deels te worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de omzetderving niet onderbouwd is. [tabakspeciaalzaak] dient niet ontvankelijk te worden verklaard omdat alle schade is vergoed door de verzekering. Ten slotte heeft de verdediging gevraagd alle in beslag genomen goederen terug te geven inclusief de snorfiets van verdachte. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft op één dag vier overvallen gepleegd waarbij hij telkens heeft gedreigd met een namaakpistool. Het gaat hier om ernstige misdrijven die niet alleen voor de slachtoffers een zeer angstige ervaring hebben opgeleverd maar die ook hebben geleid tot grote maatschappelijke onrust. Voorts is bewezen dat verdachte onder invloed van verdovende middelen een auto heeft bestuurd. Bij dit feit werkt strafverzwarend de omstandigheid dat verdachte hiermee een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een andere persoon ernstig gewond is geraakt. Dit slachtoffer heeft nog steeds last van de gevolgen hiervan. Al deze feiten tezamen, waarbij de rechtbank met name het oog heeft op de vier overvallen, rechtvaardigen zonder meer het opleggen van een vrijheidsstraf van meerdere jaren. In dit geval zijn er echter bijzondere omstandigheden, gelegen in de persoon van verdachte, die maken dat de rechtbank de straf zal matigen. Allereerst houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de overvallen in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Hierin volgt de rechtbank de conclusie van psychiater M. Drost in haar rapportage van 10 november 2008. De psychiater heeft verdachte onderzocht en geconstateerd dat verdachte lijdt aan ADHD met misbruik van verdovende middelen en aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verder is gebleken dat verdachte in de uren voorafgaand aan de overvallen suïcidaal was en dat hij met dat oogmerk een overdosis medicijnen had ingenomen. De rechtbank wil aannemen dat deze medicatie van invloed is geweest op verdachte’s handelwijze op 2 september 2008, mede vanwege het feit dat verdachte niet eerder soortgelijke feiten heeft begaan. Verdachte heeft de rechtbank ook ervan kunnen overtuigen dat hij oprecht spijt heeft van wat hij de slachtoffers heeft aangedaan. Via Slachtofferhulp heeft hij actie ondernomen in de richting van de slachtoffers van de overvallen. Uit voornoemde rapportage van de deskundige blijkt dat verdachte een intramurale behandeling dient te ondergaan om recidive van dit soort delicten te voorkomen. Verdachte is ook gemotiveerd om zo’n behandeling te ondergaan. Namens de reclassering heeft de heer E.R. Jap-A-Joe in zijn rapport van 5 december 2008 en ook ter zitting, zich achter dit advies geschaard. Gedacht wordt aan een plaatsing binnen de intramurale zorg van de Dubbel Diagnose kliniek Roosenburg te Den Dolder. Ten slotte heeft de rechtbank nog acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 5 september 2008 waaruit blijkt van recidive op het gebied van vermogensdelicten en rijden onder invloed. De rechtbank acht het uit oogpunt van beveiliging van de maatschappij van groot belang dat verdachte een klinische behandeling ondergaat zoals is geadviseerd door de psychiater Drost. Dit belang laat de rechtbank nog zwaarder meetellen dan de officier van justitie in zijn eis reeds heeft gedaan. De rechtbank zal alles afwegende aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaar waarvan 2 jaar voorwaardelijk. Hierdoor kan verdachte sneller beginnen met de ook vanuit maatschappelijk oogpunt noodzakelijke behandeling. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zal als bijzondere voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte gedurende maximaal 9 maanden een gedwongen klinische behandeling ondergaat in de Dubbel Diagnose kliniek Roosenburg te Den Dolder dan wel een andere soortgelijke kliniek, en daarnaast zal als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact worden gekoppeld. De rechtbank stelt de maximale termijn van intramurale behandeling op aanwijzing van de reclassering op maximaal 9 maanden. Dit geeft slechts een maximumduur aan en betekent echter niet dat de klinische behandeling ook daadwerkelijk 9 maanden dient te duren. Voor het rijden onder invloed acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid zoals is gevorderd door de officier van justitie op zijn plaats. 7 De benadeelde partij De benadeelde partij [benadeelde A] vordert een schadevergoeding van € 600,-- voor feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/711629-08. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 100,-- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit de gederfde inkomsten - naar schatting - kunnen worden afgeleid. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd. De benadeelde partij [benadeelde B], vordert een schadevergoeding van € 630,-- voor feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/711629-08. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 300,-- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade. De rechtbank acht het redelijk dat de benadeelde ten gevolge van de overval extra personeel heeft ingezet en daarom extra loonkosten heeft gemaakt. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit de gederfde inkomsten - naar schatting - kunnen worden afgeleid. Voor het afgegeven kasgeld heeft de benadeelde bovendien een vergoeding van de verzekering ontvangen. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd. Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. 8 Het beslag 8.1 De verbeurdverklaring De snorfiets van het merk Gilera Citta met kenteken [kenteken], zoals vermeld onder 2 op de lijst in beslag genomen voorwerpen (bijlage III), is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat deze is gebruikt bij een aantal van de overvallen. De rechtbank ziet geen aanleiding deze snorfiets terug te geven aan verdachte. 8.2 Teruggave Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn vermeld onder de nummers 1, 3, 4 en 5. 9 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 10 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: de feiten 1, 2, 3 en 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/711629-08, telkens: Afpersing; het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/712000-07: Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/711629-08 en op de dagvaarding met parketnummer 16/712000-07 tot een gevangenisstraf van vier (4) jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: - omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarden: - dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering van Centrum Maliebaan; - opneming voor een klinische behandeling in de Dubbel Diagnose kliniek Roosenburg te Den Dolder dan wel een andere soortgelijke kliniek voor de duur van maximaal 9 maanden of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht; - draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf; - veroordeelt verdachte voor het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/712000-07 tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren; - bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds ingehouden is geweest in mindering wordt gebracht op de rijontzegging; Beslag - verklaart verbeurd het onder 2 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp, te weten de snorfiets van het merk Gilera Citta met kenteken DX-447-R; - gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn weergegeven onder de nummers 1, 3, 4 en 5; Benadeelde partijen - veroordeelt verdachte tot betaling van € 100,-- aan de benadeelde partij J.W. Brandsen ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde A] , € 100,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; - veroordeelt verdachte tot betaling van € 300,-- aan de benadeelde partij [benadeelde B], ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde B], € 300,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. Dit vonnis is gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. C.W. Bianchi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 december 2008. De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.