Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8149

Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers148869/2008-2927
Statusgepubliceerd


Indicatie

vertrek naar buitenland / wijziging hoofdverblijfplaats


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector civiel familie- en jeugdrecht vaststellen hoofdverblijfplaats & omgangsregeling zaak-/rekestnr.: 148869/2008-2927 beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 9 december 2008 in de zaak van: [naam moeder], wonende te [woonplaats], hierna mede te noemen: de moeder, advocaat mr. T.A. Bruins, kantoorhoudende te Haarlem, tegen [naam vader], wonende te [woonplaats] hierna mede te noemen: de vader, advocaat mr. F.D. van Damme, kantoorhoudende te Haarlem. 1 Procedure 1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit: - het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder van 12 augustus 2008, ingekomen op dezelfde datum; - het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader van 6 november 2008, ingekomen op dezelfde datum; - de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 6 november 2008. 1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 november 2008 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. T.A. Bruins en de vader door mr. F.D. van Damme. 2 Feiten en omstandigheden 2.1 Partijen hebben van 1997 tot 2007 een affectieve relatie met elkaar gehad. 2.2 Uit deze relatie is geboren de minderjarige [naam minderjarige]. De vader heeft de minderjarige erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [naam minderjarige]. Zijn hoofdverblijfplaats is bij de moeder. Partijen zijn een co-ouderschapregeling cq uitgebreide omgangsregeling overeengekomen waarbij [naam minderjarige] (kort samengevat) afwisselend een aantal dagen per week achtereen bij de vader verblijft en een aantal dagen per week bij de moeder. Gedurende een periode van twee weken wisselt [naam minderjarige] viermaal van verblijfplaats. Oma van moederszijde (mz) past drie dagen per week op [naam minderjarige], zowel op de dagen dat [naam minderjarige] bij de vader is als op de dagen dat hij bij de moeder is. De moeder werkt niet op maandag en de vader werkt niet op vrijdag. Op deze dagen zorgen zij zelf voor [naam minderjarige]. 3 Verzoek 3.1 De moeder verzoekt op de voet van artikel 1: 253a BW te bepalen dat [naam minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij haar zal hebben, ook wanneer zij naar [plaats] in België verhuist. Zij verzoekt voorts de omgangsregeling te wijzigen in die zin dat [naam minderjarige] gedurende een weekend per veertien dagen bij de vader zal zijn van vrijdag 17.30 uur tot zondag 18.30 uur, alsmede gedurende de helft van de zomervakantie (maand juli of augustus) en de helft van de kerst- en paasvakantie (één week per vakantie), waarbij de moeder [naam minderjarige] zal brengen en halen. 4 Verweer en zelfstandig verzoek 4.1 De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek. 4.2 De vader heeft (kort samengevat) primair verzocht te bepalen: - dat de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige] bij hem zal zijn; - dat de moeder haar medewerking zal verlenen dat [naam minderjarige] elke dinsdagmorgen en donderdagmiddag naar peuterspeelzaal [naam] te [plaats] zal gaan, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag of dagdeel dat zij weigert aan een daartoe veroordeelde beschikking gehoor te geven; - dat [naam minderjarige] vanaf zijn vierde levensjaar onderwijs zal volgen op basisschool [naam] te [plaats], een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag of dagdeel dat zij weigert aan een daartoe veroordeelde beschikking gehoor te geven. Subsidiair verzoekt de vader voor recht te verklaren dat het de moeder niet is toegestaan om met [naam minderjarige] te verhuizen buiten een straal van 10 kilometer van de woning van de vader, althans te bepalen dat de moeder en [naam minderjarige] binnen 7 dagen na de te dezen te wijzen beschikking hun feitelijke hoofdverblijf zullen hebben op het adres [adres], althans te bepalen dat de moeder en [naam minderjarige] binnen 7 dagen na de te dezen te wijzen beschikking hun feitelijke hoofdverblijfplaats zullen hebben binnen een straal van 10 kilometer met als middelpunt de woning van de vader, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag of dagdeel dat zij weigert aan een daartoe veroordeelde beschikking gehoor te geven. Meer subsidiair verzoekt de vader (kort samengevat) te bepalen dat de moeder haar medewerking zal verlenen aan het voortduren van de bestaande in onderling overleg overeengekomen co-ouderschapsregeling. Uiterst subsidiair verzoekt de vader te bepalen dat [naam minderjarige] en hij gerechtigd zijn omgang met elkaar te hebben gedurende een weekend per veertien dagen van 17.30 uur tot zondag 18.30 uur, alsmede gedurende de helft van de zomer- herfst-, paas- en overige schoolvakanties. De vader wil voorts jaarlijks omgang met [naam minderjarige] op zijn eigen verjaardag, voorzover deze dag niet valt op een reguliere omgangsdag en eenmaal per twee jaar op de verjaardag van [naam minderjarige], voorzover deze dag niet valt op een reguliere omgangsdag, waarbij de moeder [naam minderjarige] zal brengen en halen. 5 Beoordeling 5.1 De over en weer gedane verzoeken tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige] stellen aan de orde de vraag bij wie van de ouders [naam minderjarige] zijn gewone verblijfplaats dient te hebben. Bij de beantwoording daarvan staat het belang van [naam minderjarige] voorop. Niet alleen de belangen van de ouders, maar ook eventuele in het verleden door de ouders in dat verband gemaakte afspraken zijn aan het belang van [naam minderjarige] ondergeschikt. 5.2 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is als onweersproken vast komen te staan dat de onderneming die de moeder samen met haar broer dreef op 3 juni 2008 failliet is gegaan. De moeder is sindsdien - aanvankelijk wegens arbeidsongeschiktheid - gestopt met werken buitenshuis, wel verricht zij nu weer af en toe werkzaamheden vanuit huis. Het faillissement van haar onderneming betekende bovendien het ontslag voor haar partner die daar ook werkzaam was. Deze is daarop teruggegaan naar [plaats] en zal naar [plaats] (België) op 10 km van [plaats] verhuizen omdat hij daar een koopwoning heeft. De moeder wil verhuizen omdat zij zich bij haar partner in België wil voegen en zij geen binding met [plaats] meer ervaart. 5.3 De vader betoogt dat het belang van [naam minderjarige] zich verzet tegen een verblijf in België omdat er dan geen uitvoering meer gegeven kan worden aan de overeengekomen gedeelde zorgregeling, die naar zijn mening goed verliep en niet te belastend zou zijn voor [naam minderjarige]. 5.4 De rechtbank is er van overtuigd dat beide ouders sterk betrokken zijn bij [naam minderjarige]. In het kader van de door partijen overeengekomen zorgregeling hebben zij de zorg voor [naam minderjarige] steeds gedeeld. De voorgenomen verhuizing van de moeder heeft tot gevolg dat de zorgregeling niet meer gehandhaafd kan worden gezien de afstand tussen [plaats] en [plaats]. De vraag is of de daaruit voortvloeiende verandering in de inhoud en frequentie van het contact tussen de vader en [naam minderjarige] onacceptabel is gelet op het belang van [naam minderjarige]. Hoewel er sprake is van een ingrijpende wijziging beantwoordt de rechtbank die vraag ontkennend. Het navolgende is daarvoor redengevend. 5.5 Sinds zij in 2007 is gestopt met werken, heeft de moeder zelf het grootste deel van de zorg voor [naam minderjarige] op zich genomen op de dagen dat [naam minderjarige] bij haar verbleef. Feitelijk heeft de moeder sindsdien het grootse aandeel in de zorg voor [naam minderjarige]. De vader heeft een dienstverband van vier dagen en past op vrijdag op [naam minderjarige]. Dit betekent dat hij in tegenstelling tot de moeder het grootste deel van de zorg voor [naam minderjarige] in ieder geval door de week uitbesteed aan een derde, waaronder zijn moeder. Bij een wijziging van de hoofdverblijfplaats zoals de vader verzoekt zou dat alleen maar meer worden als zijn vriendin de zorg voor 3 dagen op zich zou nemen zoals de vader heeft gesteld. 5.6 Een kind van de leeftijd van [naam minderjarige] (die nu ongeveer twee en een half jaar is), is in het algemeen nog sterk afhankelijk van zijn moeder. Uitgangspunt is dat het de moeder in beginsel vrij staat haar leven opnieuw in te richten. Zij dient daarbij wel rekening te houden met de belangen van [naam minderjarige] en de vader. Gebleken is dat de moeder al geruime tijd met [naam minderjarige] de weekenden doorbrengt bij haar partner in [plaats] en dat de verhoudingen tot voor kort zo goed waren dat ook de vader daar tot afgelopen zomer af en toe kwam. Nu de partner van de moeder zich definitief in [plaats] (België) vestigt, bestaat er voor de moeder een noodzaak tot verhuizing. Daarbij komt dat de moeder de verhuizing al in de zomer van 2008 aan de man heeft aangekondigd en sindsdien heeft voorbereid, onder meer door het vinden van een school voor [naam minderjarige] vlakbij de woning in [plaats]. Gelet op zijn leeftijd valt voorts te verwachten dat [naam minderjarige] zich gemakkelijk zal aanpassen aan een nieuwe omgeving. Tenslotte is van belang dat de moeder heeft aangeboden om [naam minderjarige] een maal per 2 weken direct na school naar de man te brengen en zondag weer op te halen zodat hij een heel weekend bij de man kan verblijven. 5.7 Door de vader is gesteld dat het inkomen van de partner van de moeder te onzeker zou zijn voor een goede verzorging en opvoeding van [naam minderjarige]. Tegenover de betwisting daarvan door de moeder, die betoogt dat zij zelf vanuit huis nog betaald werk verricht ten behoeve van het bedrijf van haar broer en dat haar partner werkzaam is als uitzendkracht, heeft de vader zijn stelling onvoldoende nader onderbouwd. Niet gebleken is dat het inkomen van de moeder en/of haar partner niet toereikend is voor het levensonderhoud van [naam minderjarige]. 5.8 De vader heeft verder betoogd dat het huis in België waar de moeder en haar nieuwe partner willen gaan wonen, een bouwval zou zijn en dus niet geschikt voor [naam minderjarige] om in te wonen. Ter ondersteuning van zijn stelling heeft hij foto’s overgelegd van dit huis. Nog daargelaten dat de man deze foto’s zonder toestemming van de moeder heimelijk heeft gemaakt tijdens een bezoek in september 2008, stelt de moeder hier onbetwist tegenover dat deze foto’s inmiddels achterhaald zijn gezien de destijds gemaakte vorderingen. Gelet op het ter zitting gedane aanbod van de moeder aan de vader om zelf te komen kijken hoe ver de verbouwing is gevorderd, gaat de rechtbank aan deze stelling van de man voorbij. 5.9 Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vaststelling van het hoofdverblijf bij de moeder niet in strijd met het belang van [naam minderjarige] is. Daarom zal het daartoe strekkende verzoek van de vrouw worden toegewezen. 5.10 Nu het verzoek van de vrouw met betrekking tot de hoofdverblijfplaats zal worden toegewezen, behoeven de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken van de man geen bespreking meer. 5.11 Beide partijen hebben verzocht een omgangsregeling vast te stellen voor de situatie dat de vrouw en [naam minderjarige] in België zullen wonen. Deze voorstellen verschillen niet veel van elkaar. Naast de regeling waarover partijen het eens zijn, heeft de vader bij uiterst subsidiair verzoek nog verzocht een regeling vast te stellen voor de viering van zijn verjaardag en de verjaardag van [naam minderjarige]. Gelet op de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders en de (toekomstige) leerplicht van [naam minderjarige], acht de rechtbank het echter niet in zijn belang dat [naam minderjarige] voor het vieren van zijn verjaardag of de verjaardag van de vader voor een aantal uren naar [plaats] zal komen wanneer deze dagen niet in een reguliere omgangsdag vallen. 6 Beslissing 6.1 Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam] - [naam minderjarige], geboren op [datum] 2005 in de gemeente [plaats], is bij de vrouw. 6.2 Stelt vast de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht: De minderjarige en de vader zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben gedurende een weekend per veertien dagen, waarbij de moeder er voor zorgt dat [naam minderjarige] op vrijdag om 17.30 uur in [plaats] is en hem op zondag 18.30 uur weer ophaalt. De minderjarige en de vader zijn tevens gerechtigd omgang met elkaar te hebben gedurende de helft van de zomer- herfst-, paas- en overige schoolvakanties. Ook voor deze regeling geldt dat de moeder [naam minderjarige] aan het begin van de vakantie naar [plaats] brengt en aan het einde weer ophaalt. 6.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. 6.4 Wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.P. Joukes , griffier, op 9 december 2008. Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.