
Jurisprudentie
BG8246
Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802494/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802494/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 1 december 2004 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen (hierna: het dagelijks bestuur) [appellant] op straffe van een dwangsom gelast binnen drie werkdagen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Axel, sectie N, nr. 1393, (hierna: het perceel met nr. 1393) materieel, machines en materialen ten behoeve van werkzaamheden door of vanwege het waterschap Zeeuws-Vlaanderen ter behartiging van de waterhuishouding toe te laten, tijdelijke werken en verrichtingen toe te staan, alsmede degenen die met het onderhoud van het oppervlaktewater en het toezicht daarop zijn belast, toe te laten.
Uitspraak
200802494/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 19 maart 2008 in zaak nr. 07/335 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2004 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen (hierna: het dagelijks bestuur) [appellant] op straffe van een dwangsom gelast binnen drie werkdagen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Axel, sectie N, nr. 1393, (hierna: het perceel met nr. 1393) materieel, machines en materialen ten behoeve van werkzaamheden door of vanwege het waterschap Zeeuws-Vlaanderen ter behartiging van de waterhuishouding toe te laten, tijdelijke werken en verrichtingen toe te staan, alsmede degenen die met het onderhoud van het oppervlaktewater en het toezicht daarop zijn belast, toe te laten.
Bij besluit van 15 juni 2005 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2005 heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 augustus 2006 in zaak nr. 200600357/1 heeft de Afdeling het daartegen door [appellant] ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 juni 2005 vernietigd.
Bij besluit van 2 april 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het op het gedeelte van het perceel tegenover het perceel kadastraal bekend gemeente Axel, sectie H, nr. 818, betrekking heeft, en voor het overige ongegrond.
Bij uitspraak van 19 maart 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2008, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2008, waar [appellant] in persoon en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.L.M. Backx en A.F.M. de Bruijn, beiden ambtenaar in dienst van het
waterschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Keur Waterschap Zeeuws-Vlaanderen (hierna: de Keur) zijn de eigenaren van oppervlaktewater of van aan of nabij oppervlaktewater gelegen percelen verplicht, voor zover zulks nodig is ten behoeve van werkzaamheden door of vanwege het waterschap ter behartiging van de waterhuishouding:
a. materieel, waaronder machines, en materialen op hun perceel toe te laten;
b. alle tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten;
c. degenen, die met het onderhoud van het oppervlaktewater en het toezicht daarop zijn belast, op hun percelen toe te laten.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, is het verboden om binnen een afstand van zeven meter uit de insteek van oppervlaktewateren houtbeplantingen aan te brengen en te hebben en werken te maken en te hebben.
2.2. Het dagelijks bestuur pleegt de eigenaren van de naast een oppervlaktewater gelegen percelen ieder voor de helft in het ene jaar aan de ene zijde en in het andere jaar aan de andere zijde van het desbetreffende oppervlaktewater met de in artikel 3, eerste lid, van de Keur bedoelde werkzaamheden te belasten.
2.3. De aan [appellant] opgelegde last heeft betrekking op een jaar waarin hij volgens dat schema niet aan de beurt was om het doen van onderhoud op zijn perceel toe te staan. Het dagelijks bestuur heeft de eigenaren van de aan de andere zijde van het oppervlaktewater gelegen percelen, kadastraal bekend gemeente Axel, sectie H, nrs. 814, 819, 909 en 910, (hierna: de percelen met nrs. 814, 819, 909 en 910) dat jaar daarmee echter niet belast, omdat op die percelen binnen zeven meter uit de insteek van dat oppervlaktewater beplantingen en bebouwingen waren aangebracht en het uitvoeren van onderhoud daarom niet goed mogelijk was.
2.4. De rechtbank heeft door het dagelijks bestuur voldoende gemotiveerd geacht dat en waarom het aldus van zijn vaste gedragslijn is afgeweken en dat het daarom de last heeft opgelegd. Aan dat oordeel heeft zij, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat de situatie op de percelen met nrs. 814, 819, 909 en 910 sinds het begin van de negentiger jaren van de vorige eeuw bestaat en de rechtsvoorganger van het dagelijks bestuur daartegen nooit is opgetreden, de jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden aan de desbetreffende sloot slechts kort duren en over de uitvoering daarvan afspraken kunnen worden gemaakt, [appellant] voor overmatige rijspoorschade om compensatie kan verzoeken en hij niet tot het jaarlijks ontvangen van het maaisel verplicht is.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur het belang van de eigenaren van de aan de andere zijde van de sloot gelegen percelen bij het behoud van de illegale beplantingen en bebouwingen op die percelen ten onrechte heeft laten prevaleren boven zijn belang om niet jaarlijks met de gevolgen van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden te worden belast. Daartoe voert hij aan dat het, samengevat weergegeven, anders dan het dagelijks bestuur heeft gesteld, niet onmogelijk is de sloot via de percelen met de nummers 841, 909 en 910 met de machines die voor het verrichten van de onderhoudswerkzaamheden worden gebruikt te bereiken en de op het perceel met nr. 819 geplaatste afrastering niet in beton is aangebracht en eenvoudig zodanig kan worden aangepast, dat de machines ook over dat perceel kunnen worden verplaatst.
2.5.1. Niet in geschil is dat het dagelijks bestuur tegen de op de aanpalende percelen aangebrachte beplantingen en bebouwingen handhavend kan optreden. Het dagelijks bestuur stelt dat het zodanig verwijderen van deze beplantingen of bebouwingen, dat de onderhoudswerkzaamheden vanaf de aanpalende percelen kunnen worden verricht, voor de eigenaren van deze percelen tot aanzienlijke kosten zal leiden. [appellant] heeft dat op zichzelf niet weersproken. Voorts heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de belasting als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden in betekenende mate zal toenemen indien dat niet tweejaarlijks, maar jaarlijks op zijn perceel gebeurt. Daarbij is van belang dat [appellant] niet heeft betwist dat die werkzaamheden slechts kort duren en hij bij rijspoorschade om compensatie daarvan kan vragen. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur, door te besluiten om de beplantingen en bebouwingen op de aanpalende percelen niet te verwijderen, maar in plaats daarvan [appellant] jaarlijks met het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden te belasten, het belang van de eigenaren van deze percelen te zeer boven dat van [appellant] heeft laten prevaleren.
Het betoog faalt.
2.6. [appellant] betoogt voorts dat het dagelijks bestuur met twee maten meet, omdat uit een door hem in hoger beroep overgelegde brief van 30 januari 2008 valt af te leiden dat het in een vergelijkbaar geval wel handhavend is opgetreden, nadat het overtreding van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Keur had vastgesteld.
2.6.1. Dit heeft [appellant] voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. Omdat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak is gericht en niet is gebleken dat dit niet bij de rechtbank had kunnen worden aangevoerd, kan dit betoog niet leiden tot het ermee beoogde resultaat.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. O. de Savornin Lohman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Hazen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008
452.