
Jurisprudentie
BG8263
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808785/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808785/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 25 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest (hierna: het college) [verzoekster] onder aanzegging van bestuursdwang gelast aan het pand [locatie] te [plaats] de in het besluit vermelde voorzieningen te treffen.
Uitspraak
200808785/2.
Datum uitspraak: 17 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 december 2008 in zaak nrs. 08/8097 en 08/7353 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest (hierna: het college) [verzoekster] onder aanzegging van bestuursdwang gelast aan het pand [locatie] te [plaats] de in het besluit vermelde voorzieningen te treffen.
Bij besluit van 25 augustus 2008 heeft het college het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 december 2008, verzonden op 10 december 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, voor zover thans van belang, het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 december 2008. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 december 2008, waar [verzoekster], in persoon en bijgestaan door mr. Th.T.M. van Hemert, advocaat te Leiden, en het college, vertegenwoordigd door drs. R.G. de Jong, ing. E.T. Korver en M.J. de Jongh, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt tot schorsing van de besluiten van 25 januari 2007 en 25 augustus 2008. Aan het verzoek heeft [verzoekster] mede ten grondslag gelegd dat zij zelf een aannemer heeft gevonden die bereid is op korte termijn de benodigde werkzaamheden te verrichten.
2.2.1. Ter zitting heeft het college aangegeven dat donderdag 18 december 2008 in opdracht van hem een aannemer zal beginnen met de aan het pand te verrichten werkzaamheden, dat geen werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in week 52 van 2008 en week 1 van 2009 en dat de werkzaamheden zullen worden hervat in week 2 van 2009. [verzoekster] heeft ter zitting meegedeeld dat haar aannemer naar verwachting in week 2 van 2009 met de werkzaamheden kan starten. Bij brief van 16 december 2008 heeft de aannemer van [verzoekster] bevestigd dat in week 2 van 2009 wordt begonnen met de werkzaamheden en dat de voordeur al in week 51 van 2008 inbraakwerend zal worden gemaakt. [verzoekster] heeft ter zitting meegedeeld er geen bezwaar tegen te hebben dat het college gedurende de werkzaamheden toezicht houdt. Onder die omstandigheden, en gelet op de inbreuk op het privéleven van [verzoekster] die uitvoering van de werkzaamheden in de woning in opdracht van het college met zich zou brengen, ziet de voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Indien de aannemer van [verzoekster] in week 2 van 2009 niet begint met de werkzaamheden of het college niet de gelegenheid wordt gegeven toezicht te houden op de werkzaamheden, kan het college de voorzitter ingevolge artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht verzoeken de voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest van 25 augustus 2008, kenmerk 08.11774, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest van 25 januari 2007, kenmerk GGZ/VROM/07.00236;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 330,98 (zegge: driehonderddertig euro en achtennegentig cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Oegstgeest aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Oegstgeest aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008
457.