
Jurisprudentie
BG8314
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMaastricht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08 / 40291
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMaastricht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08 / 40291
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beroep uitblijven beslissing op bezwaar / door wijziging jurisprudentie geen sprake (meer) van besluit ex Awb / rechtbank onbevoegd
Beroep tegen besluit van 20 april 2007 is gelet op (onder meer) de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2006 (AB 2007/133) in juni 2007 als bezwaarschrift doorgezonden naar verweerder. Vervolgens is november 2008 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. In haar uitspraak van 16 juli 2008 (LJN: BD7360) heeft de Afdeling geoordeeld dat - anders dan zij (onder meer) in voornoemde uitspraak van 20 november 2006 heeft overwogen - gelet op de strekking van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en omwille van een doelmatige besluitvorming, binnen een redelijke termijn, op een aanvraag, een inhoudelijk besluit na herroeping van een primair besluit waarbij een aanvraag buiten behandeling is gesteld, deel uitmaakt van het besluit op bezwaar. Nu het besluit van 20 april 2007 een besluit als hiervoor omschreven is, moet (thans) worden geoordeeld dat dit besluit als (deel van) een beslissing op bezwaar moet worden aangemerkt. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar, maar beroep open. Hieruit volgt dat geen sprake (meer) kan zijn van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder. Derhalve is er, gelet op artikel 6:2. aanhef en onder b, van de Awb ook geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. De rechtbank is derhalve niet bevoegd om van het onderhavige beroep kennis te nemen.
Beroep tegen besluit van 20 april 2007 is gelet op (onder meer) de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2006 (AB 2007/133) in juni 2007 als bezwaarschrift doorgezonden naar verweerder. Vervolgens is november 2008 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. In haar uitspraak van 16 juli 2008 (LJN: BD7360) heeft de Afdeling geoordeeld dat - anders dan zij (onder meer) in voornoemde uitspraak van 20 november 2006 heeft overwogen - gelet op de strekking van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en omwille van een doelmatige besluitvorming, binnen een redelijke termijn, op een aanvraag, een inhoudelijk besluit na herroeping van een primair besluit waarbij een aanvraag buiten behandeling is gesteld, deel uitmaakt van het besluit op bezwaar. Nu het besluit van 20 april 2007 een besluit als hiervoor omschreven is, moet (thans) worden geoordeeld dat dit besluit als (deel van) een beslissing op bezwaar moet worden aangemerkt. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar, maar beroep open. Hieruit volgt dat geen sprake (meer) kan zijn van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder. Derhalve is er, gelet op artikel 6:2. aanhef en onder b, van de Awb ook geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. De rechtbank is derhalve niet bevoegd om van het onderhavige beroep kennis te nemen.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-Gravenhage,
zittinghoudende te MAASTRICHT
Reg.nr: AWB 08 / 40291 BEPTDN
UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in het geding tussen:
[eiser], eiser,
en
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
Bestreden besluit: besluit als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
V-nummer: [nummer]
I. OVERWEGINGEN
Bij brief van 3 mei 2007 heeft mr. A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen, namens eiser beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingesteld tegen verweerders besluit van 20 april 2007.
Gelet op (onder meer) de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 20 november 2006 (AB 2007/133) is het beroepschrift van 3 mei 2007 op grond van het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb op 28 juni 2007 doorgezonden naar verweerder.
Bij (fax-)brief van 12 november 2008 heeft voornoemde gemachtigde namens eiser beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen het uitblijven van een beslissing op het als bezwaarschrift doorgezonden beroepschrift van 3 mei 2007.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Ingevolge artikel 8:54 van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten als voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich ter zake van het onderhavige beroep een situatie voor als bedoeld in voormelde bepaling, waartoe wordt overwogen als volgt.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, met een besluit gelijkgesteld.
In haar uitspraak van 16 juli 2008 (LJN: BD7360) heeft de Afdeling geoordeeld dat - anders dan zij (onder meer) in voornoemde uitspraak van 20 november 2006 heeft overwogen - gelet op de strekking van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en omwille van een doelmatige besluitvorming, binnen een redelijke termijn, op een aanvraag, een inhoudelijk besluit na herroeping van een primair besluit waarbij een aanvraag buiten behandeling is gesteld, deel uitmaakt van het besluit op bezwaar.
Nu het besluit van 20 april 2007 een besluit als hiervoor omschreven is, moet (thans) worden geoordeeld dat dit besluit als (deel van) een beslissing op bezwaar moet worden aangemerkt. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar, maar beroep open. Hieruit volgt dat geen sprake (meer) kan zijn van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder. Derhalve is er, gelet op artikel 6:2. aanhef en onder b, van de Awb ook geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. De rechtbank is derhalve niet bevoegd om van het onderhavige beroep kennis te nemen.
De rechtbank gaat er van uit dat verweerder het beroepschrift van 3 mei 2007 op grond van het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb terug zal zenden naar deze rechtbank en zittingsplaats.
Nu op grond van het voorgaande voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, sluit de rechtbank het onderzoek en beslist zij als aangegeven in rubriek II. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
II. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Aldus gedaan door mr. R.M.M. Kleijkers in tegenwoordigheid van J.W.J.M. van Rijt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.
w.g. J. van Rijt w.g. R. Kleijkers
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Verzonden op: 17 december 2008
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel van verzet open bij de rechtbank.
De termijn voor het doen van verzet bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Bij de indiening van het verzetschrift kan de indiener vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.