
Jurisprudentie
BG8316
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1860 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1860 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking (volledige) WAO-uitkering. Omvang geding. Berekening mate van arbeidsongeschiktheid door de rechtbank.
Uitspraak
07/1860 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2007, 06/1881 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 17 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. D. Maats, advocaat te Amsterdam, een stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.F. Sitvast. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Maats.
Na de behandeling van het geding ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek ter heropenen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Aan betrokkene is met ingang van 10 mei 1999 een uitkering toegekend op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling is betrokkene medisch onderzocht door een verzekeringsarts. Deze heeft de voor betrokkene aangenomen medische beperkingen vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Aan de hand van deze FML heeft een arbeidsdeskundige functies voor betrokkene geselecteerd met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem. De arbeidsdeskundige heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene vastgesteld op minder dan 15%. Bij besluit van 22 september 2005 heeft appellant de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 13 november 2005 ingetrokken.
1.2. Tegen dit besluit heeft betrokkene bezwaar gemaakt. Nadat door een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige nader onderzoek was verricht, heeft appellant het bezwaar bij besluit van 23 februari 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank in de eerste plaats geoordeeld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende medische beperkingen hebben aangenomen. Daarnaast was de rechtbank van oordeel dat de FML door de verzekeringsarts niet juist is ingevuld. In verband hiermee heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met betrekking tot de aan betrokkene voorgehouden functies heeft de rechtbank overwogen dat door appellant voldoende is gemotiveerd dat deze voor betrokkene geschikt zijn. Voorts was de rechtbank van oordeel dat appellant de mate van arbeidsongeschiktheid onjuist heeft vastgesteld. Volgens de rechtbank bedroeg de mate van arbeidsongeschiktheid, uitgaande van een maatmanuurloon van € 8,06 en een mediaan uurloon van € 10,78, 33,75%. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaald dat de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 13 november 2005 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Voorts heeft de rechtbank beslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
3.1. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene op 13 november 2005 25 tot 35% bedroeg. Volgens appellant moet worden uitgegaan van een maatmanuurloon van € 8,06, een mediaan uurloon van € 10,78 en een reductiefactor van 0,95 en bedroeg de mate van arbeidsongeschiktheid op 13 november 2005, uitgaande van deze gegevens, minder dan 15%.
3.2. Betrokkene heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van te geringe medische beperkingen zijn uitgegaan. In dit verband is namens betrokkene aangegeven dat dit aspect van de onderhavige arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in haar visie tot de omvang van het geding in hoger beroep behoort.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Naar aanleiding van het onder 3.2 weergegeven standpunt van betrokkene met betrekking tot de omvang van het onderhavige geding in hoger beroep overweegt de Raad het volgende. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de door betrokkene aangevoerde grieven met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen en heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van de juiste medische beperkingen zijn uitgegaan. Alleen het Uwv heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, waarbij het Uwv dit hoger beroep heeft beperkt tot de door de rechtbank gemaakte berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit brengt in het onderhavige geval mee dat de door betrokkene tegen de medische grondslag van het bestreden besluit aangevoerde grieven buiten de omvang van het geding in hoger beroep vallen. Hierbij verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 22 oktober 2008, LJN BG1621.
4.2. Naar het oordeel van de Raad heeft appellant terecht aangevoerd dat de rechtbank de mate van arbeidsongeschiktheid onjuist heeft berekend en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene op 13 november 2005 minder bedroeg dan 15%. Hierbij verenigt de Raad zich met de door appellant gemaakte berekening. De Raad is tot de conclusie gekomen dat appellant bij het bestreden besluit terecht de WAO-uitkering van betrokkene per 13 november 2005 heeft ingetrokken.
4.3. Uit hetgeen in 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep doel treft. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit zal ongegrond worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) E.M. de Bree.
GdJ