Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8337

Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers277979 / HA ZA 07-345
Statusgepubliceerd


Indicatie

stilzwijgende of schijn van volmachtverlening.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 277979 / HA ZA 07-345 Uitspraak: 17 december 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, 1Management B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, advocaat mr. M. Kashyap te Amsterdam, - tegen - 1. de vennootschap onder firma, Hyper Hyper V.O.F. gevestigd te Rotterdam, 2. [gedaagde 2], wonende te [woonplaats], 3. [gedaagde 3], wonende te [woonplaats], 4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, VICIOUS BEAT B.V., gevestigd te Rotterdam, gedaagden, advocaat mr. L. Hennink. Partijen blijven hierna aangeduid als "1Management" respectievelijk gedaagden tezamen als "Hyper Hyper c.s.". Gedaagde sub 1 zal daarnaast aangeduid blijven als “Hyper Hyper”. 1 Het verdere verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 16 april 2008 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken; - de akte na comparitie tevens akte overlegging producties van 1Management; - de antwoordakte na tussenvonnis van Hyper Hyper c.s. 2 De verdere beoordeling 2.1 In voormeld tussenvonnis is bepaald dat partijen zich bij akte mogen uitlaten over de stelling van 1Management dat [persoon 1] de schijn van volmachtverlening had van Hyper Hyper c.s. ter zake de boeking van [persoon 3] (hierna: de boeking). 2.2 1Management heeft in haar akte na tussenvonnis opgenomen dat zij de wettelijke handelsrente vordert vanaf 30 december 2006 tot aan de dag van algehele voldoening. Hyper Hyper c.s. heeft bij antwoordakte bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. De rechtbank overweegt dat 1Management op grond van artikel 130 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is haar eis, schriftelijk of bij conclusie of akte ter rolle te wijzigingen zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen. Nu nog geen eindvonnis in deze zaak is gewezen, faalt het verweer van Hyper Hyper c.s. dat de wijziging niet tijdig is gedaan. Hyper Hyper c.s. stelt voorts weliswaar terecht dat 1Management niet heeft voldaan aan het vereiste dat een partij die haar eis wijzigt dit in de kop van het processtuk dient te vermelden, maar Hyper Hyper c.s. is, naar het oordeel van de rechtbank, door dit verzuim niet in haar verdediging geschaad. Hyper Hyper c.s. is immers in staat gebleken (tijdig) bezwaar te maken tegen de eiswijziging. Nu overigens niet is gesteld dat Hyper Hyper c.s. onredelijk in de verdediging is bemoeilijkt door de eiswijziging dan wel dat de procedure als gevolg van de eiswijziging onredelijk wordt vertraagd, staat de rechtbank met toepassing van artikel 1.6 van het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken de eiswijziging derhalve toe. 2.3 1Management heeft in haar akte aangevoerd dat, in tegenstelling tot hetgeen in het tussenvonnis onder 5.6 is overwogen, wel degelijk sprake is van (stilzwijgende) volmachtverlening door Hyper Hyper c.s. aan [persoon 1]. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij gewezen op de inhoud van door haar overgelegde e-mailcorrespondentie. Subsidiair beroept 1Management zich op de schijn van volmachtverlening door Hyper Hyper c.s. aan [persoon 1], als bedoeld in artikel 3:61 lid 2 BW. Daartoe heeft zij aangevoerd dat, gelet op de vele werkzaamheden die Hyper Hyper c.s. [persoon 1] voor zich heeft laten verrichten, alsmede gelet op de mededelingen van [persoon 1], zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat [persoon 1] namens Hyper Hyper c.s. handelde. 2.4 Hyper Hyper c.s. heeft beide voornoemde stellingen van 1Management betwist. Zij stelt zich op het standpunt dat uit de overgelegde correspondentie niet blijkt van een stilzwijgende volmachtverlening. Volgens Hyper Hyper c.s. is evenmin sprake van een schijn van volmachtverlening door Hyper Hyper c.s. aan [persoon 1]. Er zijn geen gedragingen van Hyper Hyper c.s. gesteld, waarop een schijn van volmachtverlening kan worden gebaseerd, aldus Hyper Hyper c.s. 2.5 De rechtbank overweegt ter zake bovenstaande als volgt. Gelet op de gemotiveerde betwisting ter zake door Hyper Hyper c.s., rust op 1 Management, als degene die zich op het rechtsgevolg beroept, de bewijslast van haar stelling dat sprake is van (stilzwijgende) volmachtverlening door Hyper Hyper c.s. aan [persoon 1]. De stellingen van 1Management leveren op dit punt echter onvoldoende feitelijke grondslag op om haar tot voornoemde bewijslevering toe te laten. 1Management heeft haar stelling dat [persoon 1] eerder contracten namens Hyper Hyper c.s. heeft gesloten, in haar akte immers niet gemotiveerd gehandhaafd. De overgelegde e-mailcorrespondentie biedt evenmin aanknopingspunten voor het standpunt van 1Management. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt daaruit immers niet op te maken dat sprake is van zodanige verklaringen en/of gedragingen tussen Hyper Hyper c.s. en [persoon 1] dat daaruit kan worden afgeleid dat uit hun onderlinge verhouding een stilzwijgende volmacht aan [persoon 1] tot het sluiten van overeenkomsten namens Hyper Hyper c.s. voortvloeit. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat een eventuele opdracht van Hyper Hyper c.s. aan [persoon 1] tot het verrichten van (bemiddelings)werkzaamheden niet zonder meer een volmacht insluit tot het sluiten van een overeenkomst. 2.6 Het beroep van 1Management op de schijn van volmachtverlening kan slechts slagen, indien 1Management op grond van verklaringen of gedragingen van Hyper Hyper c.s. heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen, dat Hyper Hyper c.s. een toereikende volmacht aan [persoon 1] had verleend. Hierbij moet worden opgemerkt dat de schijn van bevoegdheid, afhankelijk van de verdere omstandigheden, ook kan worden gewekt door het laten voortbestaan van een bepaalde situatie of een andersoortig niet-doen hetgeen zich ook gedeeltelijk na de totstandkoming van de overeenkomst kan hebben voorgedaan. 2.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft 1Management, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, geen, althans onvoldoende verklaringen en/of gedragingen als hiervoor bedoeld van de zijde van Hyper Hyper c.s. gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat Hyper Hyper c.s. de schijn heeft gewekt dat [persoon 1] tot het sluiten van de overeenkomst bevoegd was. Uit de overgelegde e-mailwisseling daterend van de periode rondom het gestelde tot stand komen van de overeenkomst blijkt immers met name van verklaringen ter zake van de zijde van [persoon 1], nog daargelaten dat uit die verklaringen ook niet zonder meer valt af te leiden dat laatstgenoemde er van uit gaat gevolmachtigd te zijn om namens Hyper Hyper c.s. een overeenkomst te sluiten. Vertrouwen op de schijn van voldoende volmacht door verklaringen en/of gedragingen van [persoon 1] is overigens in beginsel niet voldoende om gebondenheid van Hyper Hyper c.s. aan te nemen. De e-mailwisseling tussen [persoon 1] en Hyper Hyper c.s. van 2 tot en met 12 februari 2008 ziet op het onderhavige geschil tussen 1Management en Hyper Hyper c.s. en de mening van [persoon 1] daarover, maar een laten voortbestaan van een situatie of een andersoortig niet-doen door Hyper Hyper c.s. kan daaruit niet worden afgeleid. Gelet op het vorenstaande kunnen de aangedragen feiten niet de stelling dragen dat 1Management onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen aannemen dat Hyper Hyper c.s. een toereikende volmacht aan [persoon 1] had verleend. 2.8 Daarmee is de grondslag ontvallen aan de stelling van 1Management dat tussen partijen ter zake het optreden van [persoon 3] een overeenkomst tot stand is gekomen. Andere feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot de conclusie dat tussen partijen ter zake een overeenkomst tot stand is gekomen zijn immers gesteld noch gebleken. Aan bewijslevering op dit punt, zoals vermeld in het tussenvonnis onder 5.5, wordt dan ook niet meer toegekomen. De vordering van 1Management zal in zoverre worden afgewezen. 2.9 De rechtbank ziet geen aanleiding de proceskosten op dit punt te compenseren, zoals 1Management heeft verzocht. Het enkele feit dat zij niet in het gelijk wordt gesteld omdat zij haar stellingen niet voldoende heeft kunnen onderbouwen leidt juist tot toepassing van de hoofdregel van artikel 237 lid 1 Rv dat de partij die in het ongelijk gesteld wordt in de proceskosten wordt veroordeeld. 2.10 Zoals in het tussenvonnis onder 5.2 reeds is overwogen, zal Hyper Hyper c.s. thans worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [persoon 2] op eigen verzoek een ingekorte set van één uur heeft gedraaid. 2.11 In afwachting van voornoemde bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden. 3 De beslissing De rechtbank, alvorens verder te beslissen, draagt Hyper Hyper c.s. op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [persoon 2] op 11 november 2006 op eigen verzoek een ingekorte set heeft gedraaid; bepaalt dat indien Hyper Hyper c.s. dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. L.A. Pit; bepaalt dat de advocaat van Hyper Hyper c.s. binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen in de maanden januari, februari en maart 2009 en dat de advocaat van 1Management binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald; bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd. Dit vonnis is gewezen door mr. L.A. Pit. Uitgesproken in het openbaar. 2042/344