
Jurisprudentie
BG8349
Datum uitspraak2008-12-18
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2665 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2665 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Doofheid links. Beperking aannemen op het onderdeel 3.7 (geluidsbelasting)? De drie resterende functies kennen blijkens het Resultaat Functiebeoordeling geen belasting op het onderdeel 3.7. Wijziging in de FML louter een systeemtechnische aanpassing.
Uitspraak
07/2665 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2007, 06/2728 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr.drs. A.R. Haakmat, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nadien een verzekeringsgeneeskundig rapport van 6 november 2007 overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008.
Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.A.H. Smithuysen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante was werkzaam als afdelingsassistente in een zorgcentrum voor 32 uur per week toen zij zich met ingang van 21 mei 1999 ziek meldde met linker schouderklachten en doofheid links. Met ingang van 19 mei 2000 ontving appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Op 1 januari 2006 hervatte appellante als coupeuse voor 16 uur per week. Het Uwv heeft in verband hiermee bij besluit van 17 mei 2006 de WAO-uitkering van appellante met ingang van 1 januari 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
2. In het kader van een herbeoordeling heeft de verzekeringsarts M. Harbiye appellante op 30 maart 2006 onderzocht. Blijkens het hiervan op 10 april 2006 opgemaakte rapport zijn volgens Harbiye de klachten onveranderd gebleven, hetgeen tot beperkingen leidt ten aanzien van onder andere lang staan en zitten, alsmede tillen en bukken. Harbiye legde de beperkingen vast in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 april 2006. Bij het arbeidskundig onderzoek zijn zes functies geselecteerd en is vastgesteld dat van een verlies aan verdienvermogen geen sprake was. Dienovereenkomstig trok het Uwv bij besluit van 17 mei 2006 de WAO-uitkering van appellante in met ingang van 18 juli 2006.
3.1. In de bezwaarprocedure heeft de gemachtigde van appellante ter hoorzitting van 1 augustus 2006 erop gewezen dat appellante last heeft van stofallergie en oorklachten links.
3.2. De bezwaarverzekeringsarts P. van Zalinge heeft appellante blijkens haar rapport van eveneens 1 augustus 2006 na de hoorzitting onderzocht. Hierbij kwam naar voren dat de huisarts in april 2006 een stofallergie heeft vastgesteld, waarvoor de voorgeschreven oogdruppels goed helpen, en dat in 1989 door een KNO-arts reeds een gehoorsvermindering links was vastgesteld. Gelet op een en ander diende volgens Van Zalinge de FML te worden aangepast. Aanleiding voor een urenbeperking zag Van Zalinge echter niet en voor het overige concludeerde zij dat Harbiye de FML juist had vastgesteld. Van Zalinge wijzigde de FML onder andere wat betreft het horen door het stellen van een beperking in rubriek 2. De bezwaararbeidsdeskundige J.M.H. Veugelaers lichtte in een rapport van 14 augustus 2006 de signaleringen bij de zes geduide functies toe, liet een tweetal functies vervallen en berekende het verlies aan verdienvermogen op 4,5%. Hierna verklaarde het Uwv bij besluit van 16 augustus 2006 het bezwaar van appellante ongegrond.
4.1. In beroep voerde appellante aan dat de geduide functies geen fysiek licht werk inhielden en herhaalde zij de in bezwaar reeds voorgedragen grond dat zij niet meer dan 16 uur per week kon werken.
4.2. Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde van het Uwv gesteld dat de linker oorbeperking van appellante had moeten leiden tot het aannemen van een beperking op het onderdeel 3.7 (geluidsbelasting). Vervolgens stelde deze gemachtigde dat in verband hiermee de functie vleeswarenmaker (SBC-code 271070) diende te vervallen, dat de overige drie functies geen bijzondere belasting op het onderdeel 3.7 kennen en dat het verlies aan verdienvermogen 10,32% bedroeg.
5.1. De rechtbank verklaarde bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 16 augustus 2006 (hierna: het bestreden besluit) gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank gaf tevens beslissingen over vergoeding aan appellante van griffierecht en proceskosten.
5.2. De rechtbank onderschreef de medische grondslag van het bestreden besluit en oordeelde dat de enkele stelling van appellante dat zij maar 16 uur per week kon werken, onvoldoende is om de FML onjuist te achten. Voorts oordeelde de rechtbank dat het Uwv met de in 4.2 vermelde toelichting eerst ter zitting een afdoende onderbouwing heeft gegeven voor de drie resterende functies en vernietigde zij het bestreden besluit – onder instandlating van de rechtsgevolgen – wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. In hoger beroep keerde appellante zich tegen de bij de aangevallen uitspraak bevolen instandlating van de rechtsgevolgen. Zij stelde daartoe dat met geen enkel stuk van de bezwaarverzekeringsarts of bezwaararbeidsdeskundige de wijziging van de FML ten aanzien van de geluidsbelasting en ten aanzien van die belasting in de overgebleven functies kon worden onderbouwd.
7.1. De Raad, zich beperkend tot het in overweging 6 omschreven punt van geschil, volgt appellante niet in haar hoger beroep. Hij overweegt daartoe dat de drie resterende functies inpakker (SBC-code 111190), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en chauffeur bijzonder vervoer (SBC-code 282101) blijkens het Resultaat Functiebeoordeling geen belasting op het onderdeel 3.7 kennen, zulks in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ter zitting van de rechtbank van de zijde van het Uwv alsnog geschrapte functie vleeswarenmaker. In deze specifieke situatie is de Raad van oordeel dat een nadere medische onderbouwing van de wijziging van de FML in verband met het gehoorprobleem van appellante noodzaak mist. Dit wordt nog onderstreept door het standpunt van de gemachtigde van het Uwv ter zitting van de Raad, dat inhoudt dat de wijziging geen verband houdt met gewijzigd medisch inzicht, hetgeen aannemelijk maakt dat de betreffende wijziging in de FML louter een systeemtechnische aanpassing betreft.
7.2. Uit het overwogene in 7.1 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, dient te worden bevestigd.
7.3. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 december 2008.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) T.J. van der Torn.
TM