
Jurisprudentie
BG8368
Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4017 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4017 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAZ-uitkering. Juiste medische grondslag. Geen objectieve medische gegevens ingebracht die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen, zoals vastgelegd in de Functionele mogelijkheden lijst (FML). Geen aanleiding voor het raadplegen van een deskundige.
Uitspraak
07/4017 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 mei 2007, 06/2150
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. van Veen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. A.W. Duijnhoven, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld, worden door partijen niet betwist en vormen derhalve voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming.
1.2. Bij besluit van 16 januari 2007, hierna: het bestreden besluit, heeft het Uwv na gemaakt bezwaar tegen het besluit van 16 mei 2006, voor zover van belang, de uitkering van appellante ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), welke uitkering laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 15 januari 2007 ingetrokken op de grond dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 25% is.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; met beslissingen omtrent vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
2.2. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om de conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit in twijfel te trekken. De informatie van de behandelend sector is uitdrukkelijk en in voldoende mate in de beoordeling meegenomen. Niet is gebleken dat de klachten van appellante zijn onderschat en evenmin dat de informatie van de behandelend sector onjuist zou zijn uitgelegd. Verder is niet gebleken dat appellante op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten, op de datum in geding, niet in staat was te achten om binnen de voor haar geldende beperkingen vallende werkzaamheden te verrichten. Appellante heeft geen gegevens overgelegd waaruit te herleiden is dat de medische beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv is aangenomen. Aan de eigen beleving van appellante over haar medische beperkingen kan en mag geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit derhalve op een juiste medische grondslag.
2.3. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank geoordeeld dat, mede in aanmerking genomen het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 17 januari 2007, de toelichting die is gegeven bij de geschiktheid van appellante voor de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies voldoet aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid. Nu eerst op 17 januari 2007, derhalve na het bestreden besluit, alle aangebrachte signaleringen zijn voorzien van de vereiste afzonderlijke toelichting heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd omdat het onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten gelet op de inhoud van de diverse arbeidskundige rapporten.
3.1. Appellante is van de aangevallen uitspraak in hoger beroep gekomen voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven. Zij heeft daartoe aangevoerd – kort weergegeven – dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is vastgesteld. Ten onrechte heeft de rechtbank onvoldoende waarde gehecht aan de verklaring van de behandelend revalidatiearts H.F.M. Pernot van 7 september 2006. Zij acht zich daarom niet in staat in de haar geduide functies werkzaamheden te verrichten. Zij verzoekt om benoeming van een medisch deskundige.
3.2. Het Uwv heeft in het verweerschrift het ingenomen standpunt gehandhaafd.
4.1. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank en het door haar daarop gebaseerde oordeel en maakt die tot de zijne. Hetgeen appellante ter onderbouwing van haar hoger beroep heeft aangevoerd vormt in grote lijnen een herhaling van hetgeen ook reeds in beroep is aangevoerd met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. Evenmin als in beroep heeft appellante in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen, zoals vastgelegd in de Functionele mogelijkheden lijst (FML). Naar aanleiding van hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, overweegt de Raad nog het volgende. De meergenoemde verklaring van de revalidatiearts Pernot lag mede ten grondslag aan de beoordeling in bezwaar. In het verweerschrift heeft het Uwv verwezen naar de reactie van de bezwaarverzekeringsarts op het hoger beroep. Deze heeft laten weten dat zij de verklaring van Pernot heeft beoordeeld in samenhang met het dagverhaal van appellante. Dit is vervolgens vertaald naar de FML door de noodzaak van een langere middagpauze en (daardoor) een urenbeperking aan te geven. Verder zijn er volgens de bezwaarverzekeringsarts geen absolute rustmomenten nodig. De normale onderbrekingen, zoals bijvoorbeeld toiletbezoek en koffiepauze, zijn hiervoor voldoende. Omdat er bovendien is uitgegaan van fysiek licht werk is er sprake van gedoseerde werkzaamheden. Het Uwv heeft hieraan toegevoegd dat de schatting feitelijk berust op 17 uren arbeid per week. De Raad onderschrijft het standpunt van het Uwv. Ook de Raad ziet daarom geen aanleiding voor het raadplegen van een deskundige.
4.2. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellante vastgestelde medische beperkingen staat voor de Raad genoegzaam vast dat de bij de schatting betrokken functies binnen de mogelijkheden van appellante liggen.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 december 2008.
(get.) J. Riphagen.
(get.) I.R.A. van Raaij.
KR