Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8371

Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5675 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening. Geen sprake van enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, juncto artikel 21 van de Beroepswet.


Uitspraak

07/5675 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van: [Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster), om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 september 2007, 05/5666, in het geding tussen: verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 16 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 5 september 2007, 05/5666. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2008, waar partijen, met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoekster, de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2005, 05/881, bevestigd. 1.2. De gemachtigde van verzoekster heeft aangegeven dat verzoekster zich niet met de uitspraak van de Raad kan verenigen, omdat haar aanspraken niet naar behoren zijn erkend. Verzoekster acht herziening van de uitspraak aangewezen omdat er sprake is van een kennelijke misslag, een niet of ongemotiveerd passeren van een aantal grieven, een foutieve uitleg van de eigen jurisprudentie en een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van de bewijslastverdeling. De gronden van het verzoek tot herziening zijn uiteengezet in het aanvullende verzoekschrift van 5 december 2007 en het daarbij overgelegde stuk van Instituut Psychosofia van 8 november 2007. 2.1. De Raad overweegt als volgt. 2.2. Ingevolge artikel 8:88 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), juncto artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 2.3. Naar vaste jurisprudentie van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982) kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, juncto artikel 21 van de Beroepswet, herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd. 2.4. Nu namens verzoekster geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb naar voren is gebracht, dient het verzoek om herziening te worden afgewezen. De stelling van verzoekster dat het door de Raad niet of onvoldoende gemotiveerd passeren van een aantal grieven in de uitspraak waarvan om herziening wordt verzocht - wat daar verder ook van zij -, als een feit of een omstandigheid in de zin van meergenoemd artikellid moet worden aangemerkt, is, naar de Raad in bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 26 februari 2008 (LJN BC5185) heeft overwogen, onjuist. Evenmin kan hetgeen verzoekster onder rubriek 1.2. ten aanzien van de bewijslastverdeling gesteld heeft - nog daargelaten de juistheid van die stelling - een grond zijn voor herziening. 3. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Wijst het verzoek om herziening op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, juncto artikel 21 van de Beroepswet, af. Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 december 2008. (get.) J. Riphagen. (get.) I.R.A. van Raaij. KR