
Jurisprudentie
BG8373
Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3357 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3357 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Juiste medische grondslag. Juiste vaststelling medische beperkingen. Geschiktheid voor de geselecteerde functies voldoende toegelicht. De verzorging van pleegkinderen moet buiten beschouwing blijven bij de vraag of appellant in staat moet worden geacht de in aanmerking komende arbeid te verrichten.
Uitspraak
07/3357 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 2 mei 2007, 06/887
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.W.F.M. Schmitz, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Schmitz. Het Uwv was vertegenwoordigd door
M. Wardenburg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 23 februari 2006 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit de WAO-uitkering van appellant met ingang van 2 januari 2006 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellant tegen het besluit van 23 februari 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het besluit van 23 februari 2006 op een juiste medische grondslag berust, dat de geschiktheid van de functies in bezwaar al voldoende is toegelicht en dat de verzorging van pleegkinderen buiten beschouwing moet blijven bij de vraag of appellant in staat moet worden geacht de in aanmerking komende arbeid te verrichten.
3.1. In hoger beroep heeft appellant, evenals in bezwaar en beroep, geklaagd over de zorgvuldigheid waarmee de medische kant van de beoordeling tot stand is gekomen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat van enig medisch onderzoek geen sprake is geweest, nu het gesprek met de verzekeringsarts slechts 10 minuten heeft geduurd en deze verzekeringsarts zijn rapportage heeft gebaseerd op verouderde medische gegevens. Ter onderbouwing van de stelling dat zijn fysieke beperkingen zijn toegenomen, legt hij een brief over van de radioloog M.J.H.H. Hooijen gedateerd 22 mei 2007 en een brief van de chirurg Dr. C.R. van den Hoogenband gedateerd 4 juni 2007. In de visie van appellant leiden zijn rug- en heupklachten wel degelijk tot additionele beperkingen en dient de Functionele Mogelijkheden Lijst van 28 september 2005 aangepast te worden, daar waar nu - ten onrechte - wordt geconcludeerd dat hij zittende werkzaamheden kan verrichten.
3.2. Van de zijde van het Uwv is hierop gereageerd met een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts T.J.W. Jansen d.d. 22 oktober 2008. De bezwaarverzekeringsarts is van opvatting dat de in overweging 3.1 bedoelde informatie geen nieuw licht werpt op de beperkingen van appellant op de datum in geding.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat er geen grond voor twijfel is aan de door het Uwv in acht genomen medische beperkingen en stelt zich achter de overwegingen van de rechtbank ter zake. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen.
4.3. Naar aanleiding van de door appellant in hoger beroep ter ondersteuning van zijn standpunt overgelegde bescheiden overweegt de Raad dat deze medische stukken hem geen aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen, dit reeds omdat de bevindingen van radioloog en orthopaedisch chirurg geen betrekking hebben op de in geding zijnde datum, 2 januari 2006. De Raad sluit zich aan bij de reactie van de bezwaarverzekeringsarts Jansen.
4.4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant geschikt is de voor hem geselecteerde functies te verrichten.
4.5. Het hoger beroep van appellant treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
KR