Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8383

Datum uitspraak2008-12-11
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/741 WUBO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Begrip woonplaats / inschrijving in de Gba
Verweerster heeft ter onderbouwing van haar standpunt gewezen op de interpretatie-richtlijnen, die met betrekking tot vervoer in verband met medische behandeling zijn vastgesteld, alsmede op de Brochure Voorzieningen, gepubliceerd op verweersters website. In deze stukken is weliswaar sprake van het vervoer vanaf de woonplaats/het woonadres van de betrokkene, doch daarin is niet aangegeven wat daaronder moet worden verstaan. Op zichzelf bieden deze stukken derhalve geen steun aan de opvatting van verweerster dat hieronder moet worden verstaan het adres, waarop de betrokkene staat ingeschreven in de Gba. De Raad kan begrip opbrengen voor het standpunt van verweerster dat het voor een eenduidige en consistente toepassing van de regeling met betrekking tot medisch vervoer aanbeveling verdient om uit te gaan van een eenduidige uitleg van het begrip “woonplaats” en daarbij aan te knopen bij de inschrijving in de Gba. In de meeste gevallen zal deze inschrijving immers ook overeenkomen met de feitelijke woonsituatie van de betrokkene. Dat laat echter naar het oordeel van de Raad onverlet dat, indien dat niet het geval is, aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval zal moeten worden bezien welke plaats als woonplaats moet worden aangemerkt. Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt onder woonadres, voor zover hier van belang, verstaan het adres waar de betrokkene woont, of, indien de betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Nu appellant ten tijde van zijn aanvraag voor een periode, die naar verwachting meer dan een half jaar zou duren, vast verblijf hield in Vledder en daar nagenoeg onafgebroken, derhalve verreweg de meeste keren, zou overnachten acht de Raad het onjuist om in een geval als dit bij de toekenning van vervoerskosten strikt vast te houden aan de formele inschrijving in de Gba als het woonadres van waaruit het vervoer geacht moet worden plaats te vinden.


Uitspraak

08/741 WUBO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], (hierna: appellant), en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster). Datum uitspraak: 11 december 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening van 20 december 2007, kenmerk BZ 8083, JZ/E60/2007, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. ten Have, werkzaam bij de Stichting Achmea Rechtsbijstand te Leeuwarden. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant, geboren in 1935, is in 1990 op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet. Als zodanig is hem de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wet toegekend. 1.2. In mei 2007 heeft appellant bij verweerster een aanvraag ingediend om vergoeding van de kosten van de eigen bijdrage voor door hem te ondergane psychotherapeutische behandeling, alsmede vervoer ten behoeve van deze medische behandeling, waarbij hij heeft aangegeven dat het hierbij gedurende zeven maanden per jaar ging om het vervoer van zijn verblijfadres te Vledder naar Hilversum. Bij besluit van 14 september 2007, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerster de aangevraagde vergoeding van niet gedekte kosten voor medische behandeling toegewezen, evenals de vergoeding voor de kosten van vervoer tussen het woonadres en het adres van de psychotherapeut. Daarbij is aangegeven dat de vervoerskosten vanaf een ander adres tot het adres van de psychotherapeut (in casu de kosten van vervoer tussen Vledder en Hilversum) niet voor vergoeding in aanmerking komen. 2. In beroep heeft appellant, kort samengevat, aangevoerd dat hij destijds noodzakelijk, en met toekenning van verhuiskostenvergoeding door verweerster, is verhuisd van Amstelveen naar Hilversum. In Hilversum kon hij echter uitsluitend in aanmerking komen voor een appartement en niet, zoals in Amstelveen het geval was, voor een eengezinswoning met tuin. Omdat appellant echter over een stacaravan te Soest beschikte, waar hij ook een groot deel van het jaar kon verblijven, was dat geen bezwaar. Door verkoop van de camping te Soest was appellant in 2006 genoodzaakt een andere vaste jaarplaats te zoeken, die hij heeft gevonden op een camping in Vledder, waar hij gedurende de zomerperiode van zeven maanden, april tot en met oktober, vast verblijf houdt. Aangezien daarna psychotherapie in Hilversum noodzakelijk was, is appellant van mening dat op grond van zijn semi-permanente aanwezigheid in Vledder het alleszins gerechtvaardigd is dat hem de reiskosten Vledder-Hilversum v.v., verbonden aan de noodzakelijke psychotherapeutische behandeling, worden vergoed. 3. Verweerster heeft in verweer gesteld dat volgens het geldende beleid bij de vergoeding van de kosten van medisch vervoer altijd wordt uitgegaan van de woonplaats van de betrokkene, zijnde de plaats waar betrokkene in de Gemeentelijke basisadministratie (de Gba) is ingeschreven. Verweerster wenst in het geval van appellant niet uit te gaan van een afwijkend woonplaatsbegrip. 4. Ter beantwoording staat de vraag of, gelet op hetgeen door partijen in beroep is aangevoerd, het bestreden besluit in rechte kan standhouden. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt. 4.1. Verweerster heeft ter onderbouwing van haar standpunt gewezen op de interpretatie-richtlijnen, die met betrekking tot vervoer in verband met medische behandeling zijn vastgesteld, alsmede op de Brochure Voorzieningen, gepubliceerd op verweersters website. In deze stukken is weliswaar sprake van het vervoer vanaf de woonplaats/het woonadres van de betrokkene, doch daarin is niet aangegeven wat daaronder moet worden verstaan. Op zichzelf bieden deze stukken derhalve geen steun aan de opvatting van verweerster dat hieronder moet worden verstaan het adres, waarop de betrokkene staat ingeschreven in de Gba. 4.2. De Raad kan begrip opbrengen voor het standpunt van verweerster dat het voor een eenduidige en consistente toepassing van de regeling met betrekking tot medisch vervoer aanbeveling verdient om uit te gaan van een eenduidige uitleg van het begrip “woonplaats” en daarbij aan te knopen bij de inschrijving in de Gba. In de meeste gevallen zal deze inschrijving immers ook overeenkomen met de feitelijke woonsituatie van de betrokkene. Dat laat echter naar het oordeel van de Raad onverlet dat, indien dat niet het geval is, aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval zal moeten worden bezien welke plaats als woonplaats moet worden aangemerkt. 4.3. Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt onder woonadres, voor zover hier van belang, verstaan het adres waar de betrokkene woont, of, indien de betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Nu appellant ten tijde van zijn aanvraag voor een periode, die naar verwachting meer dan een half jaar zou duren, vast verblijf hield in Vledder en daar nagenoeg onafgebroken, derhalve verreweg de meeste keren, zou overnachten acht de Raad het onjuist om in een geval als dit bij de toekenning van vervoerskosten strikt vast te houden aan de formele inschrijving in de Gba als het woonadres van waaruit het vervoer geacht moet worden plaats te vinden. 4.4. Het voorgaande brengt de Raad tot de conclusie dat het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking komt. Nu onbetwist is dat appellant het grootste deel van het jaar feitelijk woonachtig is in Vledder, ziet de Raad aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat aan appellant de kosten van het gedurende die periode noodzakelijk gemaakte medische vervoer vanuit Vledder worden vergoed. 5. De Raad acht tot slot termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb verweerster te veroordelen in de proceskosten van appellant, welke worden begroot op de kosten van rechtsbijstand ten bedrage van € 322,- en de door hem gemaakte reiskosten ten bedrage van € 8,04. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep gegrond; Vernietigt het bestreden besluit; Herroept het besluit van 14 september 2007, bepaalt dat aan appellant gedurende zijn verblijf te Vledder de kosten van het medisch vervoer vanaf die plaats worden vergoed en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; Veroordeelt verweerster in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 330,04, te betalen door de Pensioen- en Uitkeringsraad; Bepaalt dat de Pensioen- en Uitkeringsraad aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 december 2008. (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) M. van Berlo. HD