Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8397

Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3994 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Met de aanwezige medische informatie en de bij appellant vastgestelde beperkingen is rekening gehouden bij het opstellen van de FML. Dat appellant zwaarder beperkt zou zijn dan in de FML is weergegeven, is niet nader onderbouwd. Niet gebleken dat de geduide functies in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellant.


Uitspraak

07/3994 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 1 juni 2007, 06/998, (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 16 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. F. Bakker, werkzaam bij Rechthulp advocaten te Groningen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2008. Appellant en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P. Belopavlovic. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant heeft zich per 5 maart 1997 ziek gemeld in verband met psychische en neurologische klachten (samenhangend met alcoholgebruik). Na afloop van de wettelijke wachttijd is hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Op 26 mei 2005 is hij (opnieuw) onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv, die heeft vastgesteld dat appellant gestopt was met het (overmatig) gebruik van alcohol, maar nog wel last had van evenwichtsstoornissen; er zijn volgens deze arts bij appellant benutbare arbeidsmogelijkheden aanwezig, maar wel is hij aangewezen op stressarm werk, waarbij met name rekening wordt gehouden met de bij appellant bestaande beperkingen op het vlak van het persoonlijk en sociaal functioneren. Hij heeft deze beperkingen, samen met enkele fysieke beperkingen, vastgelegd in een Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige van het Uwv heeft blijkens diens rapport van 17 augustus 2005 een aantal voor appellant geschikte functies geduid waarmee appellant een zodanig inkomen kan verdienen dat een verlies aan verdiencapaciteit resteert van minder dan 15%. Bij besluit van 24 augustus 2005 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat zijn WAO- uitkering per 18 oktober 2005 wordt ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is te stellen op minder dan 15%. 2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen laatstgenoemd besluit. In het kader van dit bezwaar is nadere medische informatie overgelegd. De bezwaarverzekeringsarts J. van der Leij heeft in zijn rapport van 31 mei 2006, na kennisneming van laatstbedoelde informatie en na een huisbezoek bij appellant, gesteld dat diens belastbaarheid in de primaire fase correct is vastgesteld, maar dat er wel rekening mee moet worden gehouden dat appellant voor het lopen over langere afstanden een stok moet gebruiken. De bezwaararbeidsdeskundige H.G. Coerts heeft blijkens zijn rapport van 29 juni 2006 gelet op de been- en voetklachten van appellant, enkele eerder geduide functies laten vervallen en, deels, nieuwe functies geduid. Het verlies aan verdiencapaciteit blijft ook dan minder dan 15%. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 4 juni 2006 ( hierna: het bestreden besluit) het bezwaar ( in verband met de nieuwe functieduiding) gegrond verklaard en de WAO-uitkering van appellant per 4 september 2006 ingetrokken. 3.1. Namens appellant is beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarbij heeft hij, evenals in bezwaar, met name gesteld dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat er te weinig rekening is gehouden met de bij hem bestaande straatvrees en evenwichtsstoornissen aan de benen. 3.2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld, dat er geen aanknopingspunten zijn om te stellen dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen onjuist of onvolledig zouden zijn. Daarbij weegt mee dat van de zijde van appellant geen nadere medische gegevens in geding zijn gebracht die zijn stellingen onderbouwen. De rechtbank heeft ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven. 4. Namens appellant is in hoger beroep voornamelijk het eerder aangevoerde herhaald. 5.1. De Raad oordeelt als volgt. 5.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank: appellant is onderzocht door de verzekeringsarts van het Uwv en de bezwaarverzekeringsarts heeft een huisbezoek bij hem afgelegd; zij hebben met de aanwezige medische informatie en de bij appellant vastgestelde beperkingen rekening gehouden bij het opstellen van de FML. Met de rechtbank constateert de Raad dat appellant zijn stelling dat hij meer of zwaarder beperkt zou zijn dan in de FML is weergegeven niet nader heeft onderbouwd. 5.3. Gelet op de voorhanden zijnde arbeidskundige gegevens is de Raad niet gebleken dat de geduide functies in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellant. 5.4. Het voorgaande leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om een der partijen te veroordelen in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen als voorzitter en is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 december 2008. (get.) J. Riphagen. (get.) I.R.A. van Raaij. KR