Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8409

Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3604 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toegekenning gedeeltelijke WAO-uitkering. Geen twijfel aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellant op de datum in geding. Geselecteerde functies vallen binnen de functionele mogelijkheden.


Uitspraak

07/3604 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 mei 2007, 05/3700 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 19 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M. el Ahmadi, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F. van Dam. II. OVERWEGINGEN 1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar van het Uwv van 21 oktober 2005 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit zijn primaire besluit van 6 december 2004 gehandhaafd. Bij dit primaire besluit is aan appellant met ingang van 23 september 2004 - in aansluiting op het einde van de wachttijd - op basis van een theoretische schatting een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25 %. 2. In hoger beroep is namens appellant gesteld dat de rechtbank ten onrechte geen (doorslaggevende) betekenis heeft toegekend aan de door appellant in de beroepsprocedure overgelegde medische informatie, aangezien volgens appellant uit deze informatie is af te leiden dat het Uwv de ernst en de omvang onderschat van de medische beperkingen die hij had op de datum in geding. Daarnaast is namens appellant een drietal nadere geneeskundige verklaringen overgelegd ter verdere onderbouwing van de stelling dat het Uwv de ernst en omvang van de medische beperkingen van appellant onderschat. 3.1. De Raad overweegt als volgt. 3.2. Wat appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft doen aanvoeren vormt in essentie een herhaling van hetgeen ook reeds in beroep is aangevoerd. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. De Raad onderschrijft de door de rechtbank ter zake van de medische onderbouwing van het bestreden besluit gebezigde overwegingen en gegeven oordelen en maakt deze tot de zijne. Evenmin als in beroep heeft appellant in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellant op de datum in geding. Daartoe overweegt de Raad dat aan de drie in hoger beroep overgelegde geneeskundige verklaringen in de onderhavige procedure geen betekenis toekomt, aangezien zij geen betrekking hebben op de medische beperkingen van appellant op 23 september 2004, de datum in geding. 3.3. Wat betreft de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit is de Raad op grond van dezelfde overwegingen als de rechtbank van oordeel dat het Uwv (uiteindelijk) toereikend heeft gemotiveerd dat de werkzaamheden die ter vervulling van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies moeten worden verricht binnen de functionele mogelijkheden van appellant liggen. 4. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 december 2008. (get.) G. van der Wiel. (get.) A.L. de Gier. JL