
Jurisprudentie
BG8433
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4781 TW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4781 TW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Terugvordering toeslag. Geen dringende reden om van terugvordering af te zien.
Uitspraak
07/4781 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2007, 07/130
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2008. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant ontvangt sedert 1990, met onderbrekingen, een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke sedert 2 oktober 2003 werd berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Daarnaast ontving appellant sedert 1 november 2004 een toeslag krachtens de Toeslagenwet (TW). Bij besluit van
29 augustus 2006 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant per 8 mei 2005 herzien en nader vastgesteld naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%. Bij besluit van 4 september 2006 heeft het Uwv de uitkering ingevolge de TW per 8 mei 2005 ingetrokken, appellant meegedeeld dat de over de periode van 8 mei 2005 tot en met 30 september 2006 betaalde toeslag van hem wordt teruggevorderd en dat de terugvordering wordt verrekend met de nabetaling van de WAO-uitkering.
2. Namens appellant is bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 september 2006. Daarbij is gesteld dat zijn financiële situatie zodanig penibel is dat daarin een dringende reden is gelegen om van de terugvordering af te zien. Bij besluit van 29 november 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 4 september 2006 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Namens appellant is ook in beroep en in hoger beroep een beroep gedaan op een dringende reden om van de terugvordering af te zien. Als gevolg van zijn ziekte heeft appellant hoge medische kosten moeten maken. Door het niet volledig uitbetalen van de WAO-uitkering heeft hij schulden en is in een financiële dwangpositie geraakt.
5. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de schulden van appellant niet het gevolg zijn van de terugvordering en derhalve geen dringende reden kunnen vormen om van terugvordering af te zien.
6. De Raad oordeelt als volgt.
6.1. De Raad stelt vast dat in dit geding uitsluitend ter beantwoording voorligt de vraag of hetgeen appellant heeft aangevoerd een dringende reden vormt om van terugvordering af te zien. De Raad beantwoordt deze vraag met de rechtbank ontkennend. Een dringende reden kan alleen aan de orde zijn wanneer de terugvordering voor de betrokkene onaanvaardbare sociale of financiële consequenties heeft. Daarbij gaat het om incidentele gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Een dergelijke situatie doet zich in het geval van appellant niet voor. Nog afgezien van de omstandigheid dat de door appellant gestelde penibele financiële situatie geen verband houdt met de onderhavige terugvordering, is de Raad van oordeel dat gelet op de door appellant ter onderbouwing van zijn claim in eerste aanleg ingezonden rekeningen en bankafschriften er bepaald niet op wijzen dat appellant in een financieel penibele situatie verkeerde. Daarbij kan de Raad er ook niet aan voorbijgaan dat voor appellant na de verrekening van de terugvordering met de nabetaling van WAO-uitkering nog een aanzienlijke nabetaling van WAO-uitkering resteerde.
6.2. Hetgeen in 6.1. is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
GdJ