Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8466

Datum uitspraak2008-11-03
Datum gepubliceerd2008-12-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 07-2400 286201
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek man (Turkse nationaliteit) tot het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning van het kind (Spaanse nationaliteit, evenals de moeder) wordt toegewezen. Turks recht is van toepassing op de vraag of de man bevoegd is tot erkenning van het kind en op de voorwaarden voor erkenning en Spaans recht is van toepassing op de toestemming van de moeder.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector familie- en jeugdrecht Enkelvoudige kamer Rekestnummer: FA RK 07-2400 Zaaknummer: 286201 Datum beschikking: 3 november 2008 BESCHIKKING op het op 23 april 2007 ingekomen verzoekschrift van: [de man] wonende te [woonplaats] hierna te noemen: de man, advocaat: mr. J.P. van Ginkel. Als belanghebbenden worden aangemerkt: [de vrouw] wonende te [woonplaats], Spanje, hierna te noemen: de vrouw, advocaat: mr.--, en [de minderjarige], geboren op 11 maart 2002 te Zaanstad, ten tijde van de indiening van het verzoek wonende te [woonplaats], Spanje, doch thans verblijvende op het adres van de man, hierna te noemen: de minderjarige, in rechte vertegenwoordigd door mr. M.H. Samama, advocaat te ’s-Gravenhage, in haar hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige. Procedure De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 21 mei 2007 mr. M.H. Samama benoemd als bijzonder curator over het kind. De rechtbank heeft daarna kennis genomen van de volgende stukken: -het verweerschrift van de bijzonder curator; -het faxbericht van 2 november 2007 van de zijde van de vader; -het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) van 11 april 2008. Op 14 april 2008 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door mr. J.L. Muller, advocaat te Amsterdam, en de bijzonder curator. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. De man heeft ter terechtzitting een nader stuk overgelegd. De rechtbank heeft ter zitting medegedeeld dat van het verhandelde ter terechtzitting een proces-verbaal zal worden opgemaakt en dat dit proces-verbaal, alsmede een afschrift van het verzoekschrift en de overige stukken (waaronder het ter terechtzitting door de advocaat van de man overgelegde stuk) aan het Openbaar Ministerie zal worden toegezonden, met het verzoek om zich uit te laten over het verzoek van de man, waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren. De rechtbank heeft het vorenstaande na de zitting uitgevoerd en vervolgens zijn de volgende stukken ontvangen: - de brief van 28 mei 2008 van de officier van justitie van het Arrondissementsparket ’s-Gravenhage die verklaart, gelet op de omstandigheden van het geval, geen bezwaren te hebben tegen toewijzing van het verzoek; - de brief van 3 juni 2008 van de bijzonder curator, die verzoekt om toewijzing van het verzoek. Verzoek, grondslag en verweer Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank, nadat zij een bijzonder curator over het kind heeft benoemd, toestemming aan de man verleent om de minderjarige te erkennen en daarmee de toestemming van de vrouw te vervangen, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De man stelt ter onderbouwing van zijn verzoek - samengevat - dat hij de verwekker van het kind is, dat hij de geboorte van het kind heeft aangegeven bij de burgerlijke stand en dat hij altijd veel contact heeft gehad met het kind, met name de eerste jaren toen de vrouw en het kind nog in Nederland woonden. De man acht het in het belang van het kind dat hij en het kind in familierechtelijke betrekking tot elkaar komen te staan. In de stukken heeft de vader verklaard dat hij de zorg voor het kind op zich wil nemen, omdat de moeder niet voor het kind kan zorgen en het kind in een kindertehuis is geplaatst. Ter terechtzitting is gebleken dat het kind op dat moment bij de man in Nederland woonde. De man heeft gemotiveerd gesteld en schriftelijk onderbouwd dat hij door de Spaanse autoriteiten inmiddels als pleegouder van het kind is benoemd, dat het kind officieel in zijn gezin is geplaatst en dat de vrouw daar expliciet haar toestemming voor heeft gegeven. De bijzonder curator acht het in het belang van het kind dat hij door de man wordt erkend en zij verzoekt het verzoek van de man toe te wijzen. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Feiten Gelet op de stukken alsmede op de niet weersproken stellingen van de man stelt de rechtbank het volgende vast. Uit de vrouw is op [geboortedatum] 2002 te Zaanstad het kind geboren. De man is de verwekker van het kind. Het kind is niet door de man erkend, noch door een andere man. De man heeft de Turkse nationaliteit en de vrouw en de vrouw en het kind hebben beiden de Spaanse nationaliteit. Beoordeling Op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de rechtbank bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Wet Conflictenrecht Afstamming is Turks recht van toepassing op de vraag of de man bevoegd is tot erkenning van het kind, alsmede op de voorwaarden voor erkenning. Ingevolge lid 4 van voormeld artikel is op de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, tot de erkenning het Spaanse recht van toepassing. De rechtbank is van oordeel dat de man naar Turks recht bevoegd is het kind te erkennen en dat er naar Turks recht is voldaan aan de voorwaarden voor erkenning. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op grond van artikel 295 van het Turks Burgerlijk Wetboek erkenning kan geschieden door een schriftelijke verklaring van de vader bij de rechtbank. Voorts is voldaan aan de voorwaarde in voormeld artikel dat het kind niet verwant is met een andere man. Op grond van artikel 296 van het Turks Burgerlijk Wetboek dient de vrederechter (de rechtbank leest: de rechtbank) de erkenning mee te delen aan de ambtenaren van de burgerlijke stand, van de plaats waar in het register de vader en het kind ingeschreven staan. De burgerlijke stand dient de erkenning mee te delen aan het kind, zijn moeder en indien het kind onder voogdij staat aan zijn voogd. Bij de boordeling of er is voldaan aan de Spaanse wettelijke eisen ten aanzien van de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Op grond van artikel 124 van het Spaans Burgerlijk Wetboek dient de moeder toestemming voor de erkenning te geven, maar kan in plaats van deze toestemming ook de rechter goedkeuring geven voor erkenning. De rechtbank dient alsdan het Openbaar Ministerie alsmede de moeder over het verzoek te horen. De rechtbank stelt vast dat zij de moeder weliswaar niet heeft gehoord, maar dat zij de moeder wel behoorlijk in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord, alsmede op het verzoek en alle ingekomen stukken te reageren. Onder de ingekomen stukken is het rapport van het IJI, waarin onder meer staat vermeld dat het IJI meent dat als de moeder is opgeroepen om te worden gehoord en de moeder daaraan niet meewerkt, dit enkele feit niet in de weg staat aan het verlenen van goedkeuring door de rechter. Ook is de moeder nog in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brief van de officier van justitie/het openbaar ministerie, die heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de Spaanse wettelijke eisen die worden gesteld aan de toestemming van de moeder voor erkenning. Gezien het vorenstaande is het verzoek van de man voor toewijzing vatbaar. De rechtbank overweegt hierbij dat naar Turks recht, zoals voormeld, de erkenning kan geschieden bij de rechtbank en dat de rechtbank de erkenning dient mee te delen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Nu de man echter, naar de rechtbank aanneemt, de erkenning van het kind in Nederland wenst te effectueren, zal de rechtbank uit praktisch oogpunt de vergelijkbare beslissing nemen conform het Nederlandse recht. Zij zal derhalve aan de man vervangende toestemming verlenen, welke de toestemming van de moeder vervangt, tot erkenning van de minderjarige. Hiermee kan de man, indien de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand in de betreffende registers laten verwerken. Beslissing: De rechtbank: verleent toestemming, welke de toestemming van de moeder vervangt, tot erkenning van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2002 te Zaanstad, door: [de man] geboren op [geboortedatum] 1968 te [plaats] (Turkije). Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Verbeek, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2008