
Jurisprudentie
BG8578
Datum uitspraak2008-12-11
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6587 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6587 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing aanvraag om vergoeding kuurreis. Niet medisch noodzakelijk.
Uitspraak
07/6587 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 11 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 16 oktober 2007, kenmerk BZ 47135, JZ/Y70/2007 ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2008. Appellante is, zoals tevoren was gemeld, niet verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1942, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Verweerster heeft aanvaard dat de psychische klachten en psychosomatische spierspanningsklachten van appellante in verband staan met de door haar ondergane vervolging.
1.2. In februari 2007 heeft appellante verzocht aan haar een kuurreis naar de Adriatische Zee te vergoeden in het voorjaar. Op het aanvraagformulier heeft appellante aangegeven dat ze vergoeding voor deze reis aanvraagt in verband met overgewicht, veroorzaakt door vreetbuien, die voortkomen uit stress/depressie en dat ze weg moet/wil in verband met huiselijke omstandigheden.
1.3. Bij besluit van 30 mei 2007 heeft verweerster afwijzend op deze aanvraag beslist op de grond dat deze voorziening in verband met de psychische klachten en psycho-somatische spierspanningsklachten niet medisch noodzakelijk is. Hierbij is het standpunt ingenomen dat de knie-, nek-, hand- en beenklachten van appellante niet in verband staan met de vervolging maar door andere oorzaken zijn ontstaan. Bij het bestreden besluit is die afwijzing na bezwaar gehandhaafd.
2.1. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat medisch goedgekeurde behandelingen vaak niet effectief zijn gebleken en wel langdurig en kostbaar zijn. De kuur van drie weken heeft een zeer positief effect gehad en appellante zou er vaker gebruik van willen maken, temeer nu de kosten geen belemmering kunnen vormen in vergelijking met andere medische behandelingen.
2.2. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Aan de onderhavige weigering ligt ten grondslag het oordeel dat geen medische noodzaak aanwezig is voor de gevraagde voorziening voor verblijf in een kuuroord aan de Adriatische Zee op grond van de uit de vervolging voortvloeiende psychische en psychosomatische klachten. Dit oordeel steunt op adviezen van twee geneeskundig adviseurs en informatie van de behandelend artsen van appellante. Geoordeeld is dat het verzochte verblijf in het kuuroord naar algemeen aanvaarde medisch wetenschappelijke inzichten niet geldt als een gangbare en proportionele behandeling bij psychische klachten en/of overgewicht. Van causale somatische aandoeningen van het bewegingsapparaat die zouden nopen tot verblijf in een kuuroord is bij appellante geen sprake.
3.2. De Raad acht het bestreden besluit op grond van de onder 3.1. genoemde medische adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Door appellante zijn geen medische gegevens ingebracht en er bestaat ook overigens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het door verweerster in het spoor van haar medisch adviseurs ingenomen standpunt. Appellante heeft ook geen grieven ingediend tegen het standpunt van verweerster dat haar knie-, nek-, hand- en beenklachten niet in verband staan met de vervolging maar berusten op artrose en constitutioneel en leeftijdsgebonden van aard zijn. Blijkens de gedingstukken, waaronder informatie van de huisarts van appellante, is het verblijf in een kuuroord met name raadzaam vanwege deze niet met de vervolging in verband staande fysieke klachten en een tijdelijke afwezigheid uit de thuissituatie vanwege relatieproblemen. De behandelend psychiater van appellante heeft blijkens de gedingstukken ook geen aanleiding gezien om de onderhavige aanvraag van appellante te ondersteunen. Van een medische noodzaak in de zin van artikel 20 van de Wet is naar het oordeel van de Raad dan ook geen sprake.
4. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
5. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 december 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. van Berlo.
HD