Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8616

Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808122/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 23 september 2008 heeft de raad van de gemeente De Marne (hierna: de raad) bestemmingsplan "Leens - Winkelcentrum" vastgesteld.


Uitspraak

200808122/2. Datum uitspraak: 24 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1. [verzoeker sub 1A, te [plaats], en [verzoeker sub 1B], te [plaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prisma Vastgoed B.V., gevestigd te Putten, en [verzoeker sub 2A], wonend te [woonplaats], verzoekers, en de raad van de gemeente De Marne, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 september 2008 heeft de raad van de gemeente De Marne (hierna: de raad) bestemmingsplan "Leens - Winkelcentrum" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B (hierna: [verzoekers sub 1]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2008, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prisma Vastgoed B.V. en [verzoeker sub 2A] (hierna: Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2008, beroep ingesteld. Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum als de beroepschriften, hebben [verzoekers sub 1] alsmede Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De raad heeft bij brief van 15 december 2008 nadere stukken ingezonden. Daarbij is medegedeeld dat uitsluitend de voorzitter kennis zal mogen nemen van de daarbij gevoegde bijlagen met de nummers 5, 6, 7 en 9. Op 16 december 2008 heeft de Afdeling (staatsraad dr. J.C.K.W. Bartel) besloten dat de mededeling van de raad niet in behandeling wordt genomen voor zover deze betrekking heeft op de bijlagen met de nummers 5, 7 en 9, omdat het hierbij niet om verplicht over te leggen stukken als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gaat. Van bijlage 6, die de ontwikkelingsovereenkomst tussen de gemeente De Marne en [belanghebbende] bevat, heeft de Afdeling beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geoordeeld. De overige partijen is gevraagd om toestemming om mede op de grondslag van bijlage 6 uitspraak te doen. Deze toestemming is verleend. De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2008, waar [verzoekers sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen, Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A], vertegenwoordigd door mr. P.M.J. de Haan en mr. E.W.J. de Groot, advocaten te Breda, alsmede de raad, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor een nieuw winkelcentrum in Leens, de hoofdkern van de gemeente De Marne. De verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening richten zich in het bijzonder tegen het plandeel met de bestemming "Centrum-1" dat de ruimte biedt voor de vestiging van twee supermarkten met een gezamenlijk verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 2.600 m2. 2.3. Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] stellen zich op het standpunt dat de financiële uitvoerbaarheid onvoldoende is gewaarborgd. Daartoe voeren zij aan dat een vermoeden van ongeoorloofde staatssteun gerechtvaardigd is, nu bij de verkoop van de gronden aan [belanghebbende], de waarde van deze gronden niet, zoals de mededeling van de Commissie betreffende staatssteunmaatregelen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (PbEG 1997, C 209, p. 3) vereist, door een onafhankelijke taxateur is vastgesteld. Verder is dit vermoeden volgens Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] gerechtvaardigd, nu ervan is afgezien om de kosten van bepaalde openbare voorzieningen op [belanghebbende] te verhalen. 2.3.1. De taxatie van de betrokken gronden heeft volgens de raad plaatsgevonden door PAS B.V., een onafhankelijke deskundige op het gebied van planeconomie en exploitatieovereenkomsten die is gelijk te stellen met een taxateur van onroerend goed als bedoeld in voormelde mededeling van de Commissie. De aldus vastgestelde verkoopprijs van de gronden is volgens de raad te beschouwen als reëel en markconform. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie acht de raad anderszins verzekerd als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening. De voorzitter heeft van het taxatierapport van PAS B.V. geen kennis genomen en laat daarom in het midden in hoeverre het betoog van de raad juist is. Voor zover [belanghebbende] door middel van steunmaatregelen van overheidswege zou zijn of worden begunstigd, zodanig dat sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun, is naar het oordeel van de voorzitter echter voldoende aannemelijk geworden dat [belanghebbende] het bestreden plandeel zal realiseren zelfs indien daarmee hogere kosten zouden zijn gemoeid dan thans voorzien in verband met de terugvordering van ongeoorloofde staatssteun. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [belanghebbende] bij brief van 15 december 2008 heeft verklaard bereid te zijn om het project ook uit te voeren, indien een hogere prijs voor de afname van de gronden zou moeten worden betaald. Daarbij gaat de voorzitter, anders dan Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] hebben aangevoerd, er van uit dat in deze hogere prijs zo nodig het verhaal van de kosten van bepaalde openbare voorzieningen die als staatsteun zouden moeten worden aangemerkt, kan worden verdisconteerd. Gezien het voorgaande geeft hetgeen Prisma en [verzoeker sub 2A] hebben aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover thans aan de orde, financieel uitvoerbaar is. 2.4. [verzoekers sub 1] alsmede Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] betogen dat het voorzieningenniveau in De gemeente De Marne duurzaam zal worden ontwricht als gevolg van de bij het plan voorziene supermarkten. Zij achten het rapport van MKB Reva van 17 januari 2005 waarop de raad zich bij de vaststelling van het plan op heeft gebaseerd ontoereikend. Verder zijn volgens [verzoekers sub 1] alsmede Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] onvoldoende maatregelen genomen om een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau te voorkomen. 2.4.1. Blijkens het van rapport van MKB Reva is zowel de food- als de non-foodsector in De gemeente De Marne oververtegenwoordigd. Het huidig verkoopvloeroppervlak voor supermarkten bedraagt blijkens tabel 5.3 van dit rapport 2.965 m2, terwijl slechts 2.290 m2 in de gemeente De Marne haalbaar is. Dit betekent volgens het rapport van MKB Reva dat soms een bedrijf blijft bestaan, maar niet omdat het bedrijf bedrijfseconomisch bezien rendabel is, maar omdat de ondernemer nog voldoende verdient om van rond te komen. Volgens het rapport van MKB Reva speelt hierbij de kostenstructuur een belangrijke rol. Er is vaak sprake van lage huisvestingskosten en investeringen of er worden geen afschrijvingen meer gedaan. Zonder maatregelen dreigt zich volgens het rapport van MKB Reva een stille sanering in de detailhandel te voltrekken waarbij niet ondenkbaar is dat op middellange tot lange termijn de helft van het aantal huidige winkels in de gemeente De Marne zal zijn verdwenen. Om dit scenario (ten dele) te keren is volgens het rapport van MKB Reva detailhandelsconcentratie nodig. Een dergelijke detailhandelsconcentratie leidt volgens het rapport van MKB Reva tot een verhoging van de koopkrachtbinding in met name de foodsector. Er is volgens het rapport van MKB Reva in de gemeente De Marne distributieve ruimte voor een winkelconcentratie voor de dagelijkse boodschappen. De voorkeur gaat daarbij uit naar twee supermarkten waarvan er één een discounter is. Mede gelet op het rapport van MKB Reva acht de raad een winkelconcentratie van twee supermarkten in Leens aangewezen. Om deze te faciliteren, zijn de lokale ondernemers als eerste in de gelegenheid gesteld om zich te vestigen in het nieuwe winkelcentrum en zijn afspraken gemaakt over de voor deze ondernemers in rekening te brengen maximum huurprijs. Verder heeft de raad een stimuleringsregeling vastgesteld welke voorziet in een tegemoetkoming in de adviseringskosten van lokale ondernemers. De planologische regeling voor de achterblijvende percelen is verder zodanig dat een detailhandelsfunctie kan worden omgezet in een woonfunctie. 2.4.2. Gebleken is dat geen van de lokale supermarkten vooralsnog interesse heeft om zich in het nieuwe winkelcentrum te vestigen. Mede gelet hierop kan niet worden uitgesloten dat het plan leidt tot een verdere toename van een overaanbod van winkelvestigingen in de supermarktsector in de gemeente De Marne. Anders dan Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] hebben aangevoerd, noopt deze omstandigheid als zodanig niet tot de conclusie dat het voorzieningenniveau in de gemeente De Marne duurzaam zal worden ontwricht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het rapport van MKB Reva niet volgt dat een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau dreigt vanwege oververtegenwoordiging in de supermarktsector en dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat dit rapport in zoverre is gebaseerd op onjuiste feitelijke gegevens dan wel niet reële aannames. Voor zover [verzoekers sub 1] er op hebben gewezen dat uit het door hen overgelegde distributieplanologisch onderzoek van Adviesburo Kardol volgt dat het stelsel van dorpssupermarkten in de gemeente De Marne teniet zal worden gedaan, wordt het volgende overwogen. Niet is uitgesloten dat als gevolg van de vestiging van twee supermarkten in Leens de omzet van de dorpssupermarkten in de kernen Zoutkamp, Ulrum, Eenrum en Kruisweg zal verminderen en dat op termijn één of meerdere van deze dorpssupermarkten de bedrijfsvoering zelfs zal moeten beëindigen. Ook deze omstandigheid is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter echter onvoldoende om aan te nemen dat het voorzieningenniveau duurzaam zal worden ontwricht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat volgens het rapport van MKB Reva de bedrijven die als gevolg van de winkelconcentratie mogelijkerwijs failliet zullen gaan, anders als gevolg van het afnemend draagvlak naar alle waarschijnlijkheid ook zouden moeten sluiten en dat het proces van stille sanering in de detailhandel hooguit enkele jaren wordt versneld. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter in hetgeen [verzoekers sub 1] alsmede Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] hebben aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorzieningenniveau in De gemeente De Marne niet duurzaam zal worden ontwricht. 2.5. In hetgeen [verzoekers sub 1] alsmede Prisma Vastgoed en [verzoeker sub 2A] voor het overige hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden. 2.6. Gezien het vorenstaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren w.g. Jansen Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008 399.