Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8807

Datum uitspraak2008-12-22
Datum gepubliceerd2009-01-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-001831-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling tot acht jaar gevangenisstraf wegens twee pogingen tot moord op echtgenote. Voorbedachte raad en opzet. Vrijwillige terugtred. Toewijzing van vordering benadeelde partij ter zake o.a. beveiligingskosten, therapie- en reiskosten.


Uitspraak

Parketnummer: 21-001831-08 Uitspraak d.d.: 22 december 2008 TEGENSPRAAK Promis Gerechtshof Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 15 april 2008 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1970], thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld, aangezien hij zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 december 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr S. Striekwold, naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, ten laste gelegd dat: 1. primair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.00 uur ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, [slachtoffer] voornoemd een aantal malen met een balk, althans een hard voorwerp op en/of tegen haar hoofd te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met zijn vuist in/tegen haar gezicht te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met haar achterhoofd op de betonnen muur te slaan en/of te bonken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 1. subsidiair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.00 uur ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, [slachtoffer] voornoemd een aantal malen met een balk, althans een hard voorwerp op en/of tegen haar hoofd te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met zijn vuist in/tegen haar gezicht te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met haar achterhoofd op de betonnen muur te slaan en/of te bonken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 1. meer subsidiair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.00 uur, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diverse kneuzingen in het gelaat en/of de halsstreek, althans het lichaam en/of een wond op het achterhoofd), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] voornoemd een aantal malen met een balk, althans een hard voorwerp op en/of tegen haar hoofd te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met zijn vuist in/tegen haar gezicht te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met haar achterhoofd op de betonnen muur te slaan en/of te bonken; 2. primair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.30 uur, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een kort van tevoren genomen besluit, [slachtoffer] van het leven te beroven, [slachtoffer] voornoemd een groot aantal malen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of op haar hoofd te slaan en/of door haar mond en/of neus dicht te knijpen en te houden en/of dichtgeknepen te houden door middel van een trui, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. subsidiair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.30 uur ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, [slachtoffer] voornoemd een groot aantal malen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of op haar hoofd te slaan en/of door haar mond en/of neus dicht te knijpen en te houden en/of dichtgeknepen te houden door middel van een trui, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Feiten die niet worden betwist Op 22 december 2007 omstreeks 00.30 uur, kwam [slachtoffer] thuis bij haar woning te Lent en zette haar fiets in de schuur. Op dat moment sloeg een man haar in de richting van haar hoofd met een balk. Vervolgens kwam deze man op haar zitten en heeft haar bij de haren gepakt en meermalen met haar hoofd op de vloer geslagen. Dit deed zeer veel pijn. Het slachtoffer [slachtoffer] herkende de man als haar echtgenoot, de verdachte. Verdachte heeft zijn hand over haar mond gehouden en met de andere hand haar neus dichtgeknepen. De verdachte heeft daarna afwisselend haar hoofd tegen de grond gebonkt en getracht haar te verstikken. Op een gegeven moment heeft het slachtoffer zich slap en bewusteloos gehouden. Hierna is verdachte opgestaan en weggegaan. Het slachtoffer heeft enige tijd later via de achterzijde de schuur verlaten. De verdachte heeft dit gezien en is achter het slachtoffer aangelopen. Het slachtoffer werd vastgepakt door de verdachte en daarna een weiland ingeduwd. Verdachte is weer bovenop haar gaan zitten en heeft haar geprobeerd te verstikken door met zijn ene hand op haar mond te drukken en met zijn andere hand haar neus dicht te knijpen. Het slachtoffer voelde dat verdachte met zijn vuisten met kracht op haar hoofd en gezicht sloeg. Het slachtoffer kreeg vele klappen met de vuisten tegen de zij- en achterkant van haar hoofd. Het slachtoffer dacht ze dood zou gaan en heeft zich op een zeker moment doodgehouden. Volgens de weersvoorspelling betrof de nacht van 21 op 22 december 2007 een heldere nacht met een temperatuur tussen de -7 a -8 graden Celsius. Bij aankomst van het slachtoffer in het ziekenhuis werd een lichaamstemperatuur van 28,2 en 32,0 graden Celsius gemeten. Het slachtoffer werd beademd. Omdat het gelaat ernstig gezwollen was, werd gevreesd dat ook de luchtpijp nog zou gaan zwellen. De beademing werd voortgezet tot 25 december 2007. Een forse zwelling van het gelaat werd waargenomen en diverse hematomen aan de armen en benen. Op 31 december 2007 is het slachtoffer uit het ziekenhuis ontslagen. Het letsel past bij fors stomp trauma op het hoofd en het gelaat. De forse ondertemperatuur was levensbedreigend. Verdachte heeft tegenover de politie bekend dat hij zijn vrouw, [slachtoffer], in de schuur heeft geslagen met een balk waardoor zij is gevallen. Verdachte is toen boven op haar gaan zitten en heeft haar vele malen met gebalde vuisten en met kracht op haar gezicht geslagen. Ook heeft hij haar met haar achterhoofd op de betonnen vloer van de schuur geslagen. Verdachte zag dat zijn vrouw bloedde aan haar hoofd. Toen verdachte zag dat ze niet meer bewoog, is verdachte weggelopen naar het huis. Even later zag verdachte zijn vrouw lopen en is hij achter haar aangegaan. Zij zijn in een weiland beland en verdachte heeft haar met zijn vuist en met volle kracht op haar gezicht en hoofd geslagen. Verdachte schat dat dat zo’n 25 keer is gebeurd. Verdachte heeft haar ook vijf of zes keer geprobeerd te laten stikken. Voorbedachte raad en opzet Door de verdediging is bepleit dat niet blijkt dat het handelen van de verdachte gericht is geweest op de dood van het slachtoffer, meer in het bijzonder zou het toegepaste geweld niet voldoende zijn voor het (voorwaardelijk) opzet op de dood. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van wapens, die in de schuur wel voorradig waren. Na het voorval in de schuur is het slachtoffer bovendien in staat geweest weg te rennen. Voorts is aangevoerd dat verdachte niet met voorbedachte raad gepoogd heeft het slachtoffer om het leven te brengen. Hij was niet gekleed in andere kleding dan normaal, terwijl hij zich ook niet verdekt heeft opgesteld, zoals door de rechtbank is overwogen. Het hof is - net als de rechtbank - van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geldt dat toen het slachtoffer op 22 december 2007 thuiskwam het licht in de schuur uit was. Het slachtoffer heeft verdachte op dat moment niet gezien. Verdachte is achter zijn vrouw de schuur ingelopen met een balk in zijn handen. Verdachte heeft zijn vrouw toen ze omkeek geslagen met de balk. Verdachte was gekleed in donkere kleding, waaronder een muts en handschoenen. Verdachte heeft zijn identiteit niet bekendgemaakt; het slachtoffer heeft verdachte naar verloop van tijd zelf herkend. Uit het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet anders worden afgeleid dan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het voorgenomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Zelfs indien, in tegenstelling tot hetgeen het slachtoffer daarover heeft verklaard, zou moeten worden aangenomen dat het gebruikelijk was dat het licht in de schuur uit was terwijl verdachte daar nog werk te doen had en verdachte vaker een muts en handschoenen droeg, zoals de verdachte heeft verklaard, dan nog kan het handelen van de verdachte niet anders door het hof worden geduid dan dat verdachte op het moment dat hij zijn vrouw aanviel het plan had haar te doden. Dat verdachte het opzet op de dood van zijn vrouw heeft gehad, leidt het hof af uit het door verdachte gepleegde geweld. Verdachte heeft haar met een houten balk geslagen, waardoor zij ten val kwam. Vervolgens heeft verdachte haar vele malen met zijn gebalde vuist in het gezicht geslagen en haar hoofd meerdere malen op de betonnen vloer van de schuur gebonkt. Hij heeft haar naar eigen zeggen vele tientallen malen geslagen, tot bloedens toe. Verdachte heeft gezien dat haar ogen en rest van het gezicht bont en blauw waren. De omstandigheid dat verdachte geen gebruik heeft gemaakt van “wapens” die op zich wel voorhanden waren in de schuur, doet niet af aan de eerdere conclusie dat de verdachte met voorbedachte raad en opzettelijk heeft getracht zijn vrouw om het leven te brengen. Ook het feit dat zijn vrouw na de aanval in schuur in staat was weg te rennen, leidt niet tot een ander oordeel. Met betrekking tot het onder 2 tenlastelegde heeft verdachte verklaard dat hij verbijsterd was dat hij zijn vrouw zag lopen en dat hij dacht dat het verkeerd voor hem zou aflopen. Verdachte is vervolgens achter haar aangerend. Het hof leidt hieruit af dat verdachte het besluit nam om opnieuw te proberen zijn vrouw te doden. Verdachte had ook toen tijd en gelegenheid zich op zijn besluit te beraden. Dat verdachte het opzet had zijn vrouw te doden leidt het hof voorts af uit zijn verklaring dat hij haar probeerde te laten stikken toen hij voelde dat zij steeds zwakker werd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij het gevoel had dat hij niet terug kon en het idee had dat ze nu dood moest. Toen hij meende dat zij bewusteloos was, heeft hij nog een keer geprobeerd haar te laten stikken. Ten overvloede merkt het hof op dat gedurende het onder 1 en 2 tenlastegelegde gelet op de lange duur van de gevechten er ook verschillende momenten zijn geweest waarop verdachte zich had kunnen bedenken. Verdachte is echter telkens voortgegaan met het plegen van geweld op zijn vrouw. Bewezenverklaring Door de hiervoor genoemde wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. primair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.00 uur ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, [slachtoffer] voornoemd een aantal malen met een balk, althans een hard voorwerp op en/of tegen haar hoofd te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met zijn vuist in/tegen haar gezicht te slaan en/of meermalen, althans eenmaal met haar achterhoofd op de betonnen vloer te slaan en/of te bonken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. primair hij op of omstreeks 22 december 2007 te Lent, gemeente Nijmegen, op of omstreeks 01.30 uur, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een kort van tevoren genomen besluit, [slachtoffer] van het leven te beroven, [slachtoffer] voornoemd een groot aantal malen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of op haar hoofd te slaan en/of door haar mond en/of neus dicht te knijpen en te houden en/of dichtgeknepen te houden door middel van een trui, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde merkt het hof op dat in de tenlastelegging vermeld staat “betonnen muur”. De officier van justitie heeft in eerste aanleg aangegeven dat sprake was van een verschrijving en dat bedoeld was “betonnen vloer”. De rechtbank heeft de verschrijving opgevat als kennelijke misslag en heeft “betonnen vloer” bewezen verklaard. In hoger beroep is hiertegen geen verweer gevoerd, zodat het hof, gelet ook op de verklaring van de verdachte, bewezen heeft verklaard dat sprake was van “betonnen vloer”. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: ten aanzien van het onder 1 primair en het onder 2 primair bewezenverklaarde: telkens: poging tot moord. Vrijwillige terugtred De verdediging heeft onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2006 (gepubliceerd in NJ 2007, 29) bepleit dat ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde geen sprake kan zijn van een strafbare poging. Gesteld wordt dat verdachte vrijwillig is teruggetreden, hetgeen blijkt uit het feit dat hij het alarmnummer heeft gebeld. Voor het aannemen van vrijwillige terugtred bij een voltooide poging is een zodanig optreden van verdachte vereist, dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Verdachte heeft circa een half uur bij het half ontklede slachtoffer in de vrieskou zitten wachten tot zij dood zou gaan en heeft bedacht wat hij zou gaan doen. Hij heeft het slachtoffer achtergelaten in het weiland en is naar huis gegaan, waar hij zich van zijn bebloede kleding heeft ontdaan en een douche heeft genomen. De bebloede kleding heeft hij vervolgens verstopt. Verdachte is bij het slachtoffer gaan kijken en is daarna pas naar huis gegaan om het alarmnummer te bellen . Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat het onder 2 bewezenverklaarde niet is voltooid tengevolge van de wil van verdachte afhankelijke omstandigheden. Voortgezette handeling De rechtbank heeft volgens de aangehaalde wettelijke bepalingen in het verkort vonnis toepassing gegeven aan artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, alhoewel dit niet in de kwalificatie tot uiting is gekomen. Het hof is van oordeel dat de twee bewezenverklaarde feiten niet als één voortgezette handeling, maar als meerdere op zichzelf staande handelingen zijn aan te merken. Het hof acht niet aannemelijk dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde gedragingen voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit. Er zijn voorts geen andere feiten of omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel In eerste aanleg heeft de officier van justitie geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld wegens het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. De verdediging heeft in geval van bewezenverklaring gepleit voor een lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts heeft de verdediging gewezen op uitspraken waarin, naar het oordeel van de verdediging voor een soortgelijk feitencomplex, lichtere straffen zijn opgelegd. De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft tot tweemaal toe geprobeerd zijn toenmalige echtgenote - én moeder van hun twee kinderen - op uiterst gewelddadige wijze om het leven te brengen. De feiten zijn hiervoor uitvoerig aan de orde geweest. Het slachtoffer heeft gedurende lange tijd, al met al circa twee uur, een strijd op leven en dood geleverd. In eerste instantie heeft verdachte getracht zijn identiteit te verhullen. Nadat het slachtoffer verdachte had herkend als haar eigen echtgenoot, heeft zij geruime tijd niet alleen in angst geleefd over haar eigen lot, maar ook over dat van hun twee nog jonge kinderen. Gedurende de gehele periode zijn er diverse momenten geweest, waarop verdachte had kunnen inzien wat de gevolgen van zijn handelen waren en zich kunnen bedenken. Verdachte is telkens toch doorgegaan. Nadat het slachtoffer steeds meer bewusteloos raakte, heeft hij nogmaals getracht haar te laten stikken. Daarna heeft verdachte een tijdlang, naar zijn zeggen circa een half uur, naast haar zitten wachten tot zij dood zou gaan. Uiteindelijk is hij opgestaan en heeft hij het slachtoffer bijna geheel ontkleed, zwaargewond en bij een temperatuur ruim onder het vriespunt achtergelaten. Verdachte is zich vervolgens gaan douchen, heeft zijn bebloede kleding verstopt en heeft pas daarna het alarmnummer gebeld. Het gehele feitencomplex rekent het hof verdachte zwaar aan. Gelet op dit specifieke feitencomplex acht het hof de door de verdediging aangehaalde uitspraken, daargelaten het feit dat het hof het dossier in die zaken niet bekend is, in zoverre niet relevant voor de straf die moet worden opgelegd. Dat het slachtoffer onder voormelde omstandigheden de geweldpleging heeft overleefd, is uitzonderlijk en kan vermoedelijk grotendeels aan haar eigen overlevingsdrang worden toegeschreven. Het gebeurde heeft vanzelfsprekend een enorme impact (gehad) op het leven van het slachtoffer en dat van de kinderen, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Zij zullen de komende jaren veel hulp en steun nodig hebben om deze gebeurtenis te kunnen verwerken en hun leven weer op te pakken. Ook de maatschappij, in het bijzonder de omgeving van het slachtoffer en de verdachte, is in ernstige mate geschokt. Met betrekking tot de persoon van de verdachte en diens strafbaarheid zijn drie rapporten uitgebracht, te weten: - een psychiatrisch rapport, gedateerd 4 maart 2008, opgemaakt door G.T. Gerssen, psychiater; - een psychologisch rapport, gedateerd 10 maart 2008, opgemaakt door B.T.E. Lems, psycholoog; - een voorlichtingsrapport Justitiële Verslavingszorg, gedateerd 21 maart 2008, opgemaakt door V.I.D. Sprakel, reclasseringswerker. Het psychiatrisch rapport vermeldt als conclusie van genoemde deskundige – kort gezegd – dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, die te omschrijven is als relatieproblemen met partner en kinderen bij een man met passief agressieve persoonlijkheidstrekken en een gestoorde agressiehuishouding. Daarnaast is sprake van alcoholmisbruik. Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was verdachte lijdende aan de ziekelijke stoornis. De deskundige is van oordeel dat de ziekelijke stoornis en het alcoholmisbruik in zeer geringe mate van invloed zijn geweest ten tijde van het tenlastelegde. Naar het oordeel van de deskundige kan de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Het psychologisch rapport vermeldt als conclusie van genoemde deskundige – kort gezegd – dat bij verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis en ernstige relatieproblematiek. Tevens was er bij verdachte sprake van overmatig alcoholgebruik. Naar het oordeel van de deskundige kan sprake zijn geweest van een lichte beperking van de wilsvrijheid ten tijde van het delict en is de toerekeningsvatbaarheid enigszins verminderd. Het hof verenigt zich met de conclusies van zowel de psychiater als de psycholoog en maakt die tot zijn oordeel. Voorts heeft het hof acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De hoogte van de op te leggen straf staat eraan in de weg om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, zodat aan het verzoek van de verdediging om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen voorbij moet worden gegaan. Vordering tot schadevergoeding De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 17.835,12. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 16.423,62. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Haar vordering is als volgt opgebouwd: - beveiliging woning € 384,00 - kleding en laarzen € 210,00 - reiskosten € 458,62 - therapiekosten € 480,00 - kost en inwoning ouders € 950,00 - kosten rechtsbijstand € 352,50 ------------------- + materiële schade € 2.835,12 immateriële schade € 15.000,00 ----------------------- + totaal € 17.835,12 Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partij, mr L. van Sommeren, de vordering tot schadevergoeding toegelicht. De raadsvrouwe heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet van eenvoudige aard is en dat om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. Voorzover de vordering ziet op de post “kost en inwoning ouders” zal het hof die vordering niet toewijzen, nu niet gebleken is dat de benadeelde partij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De omstandigheid dat de benadeelde partij na toewijzing van deze post heeft afgesproken met haar ouders dat zij dat bedrag dan zal voldoen, maakt dat niet anders. Daargelaten dat de “kosten rechtsbijstand” in principe betrekking hebben op kosten als bedoeld in artikel 361, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, leent ook deze post zich niet voor toewijzing. Deze kosten hebben geen betrekking op de onderhavige zaak, nu mr Van Sommeren heeft aangegeven dat de kosten zien op de helft van de eigen bijdrage die de benadeelde partij moet betalen in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen de benadeelde partij en verdachte. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de kosten in verband met de beveiliging van de woning kunnen worden toegewezen, omdat deze kosten rechtstreeks verband houden met het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde. Datzelfde geldt voor de therapiekosten en de reiskosten. Na de zeer ingrijpende gebeurtenis op 22 december 2007 heeft de benadeelde partij in het ziekenhuis verbleven en vervolgens enkele maanden bij haar ouders. Vanzelfsprekend zijn hieruit de nodige reiskosten voortgevloeid. Het hof komt die kosten niet onredelijk voor en acht deze verder ook voldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor de therapiekosten, waarbij het hof opmerkt dat nu het gaat om eigen bijdrages voor behandelingen daarmee voldoende is onderbouwd dat deze kosten niet zijn gedekt door een ziektekostenverzekering. Ten aanzien van de kosten van beveiliging acht het hof het aannemelijk en redelijk dat de benadeelde partij deze maatregelen heeft genomen om zich - na wat haar door verdachte op zeer gewelddadige wijze in haar eigen woonomgeving is aangedaan - weer veilig te kunnen voelen en daarmee haar herstel te bevorderen. Ook de vordering ter zake de posten “kleding en laarzen” ligt voor toewijzing gereed, nu uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door hetgeen haar door verdachte is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde aanspraak maakt op vergoeding van die schade. Het gevorderde bedrag als voorschot ad € 15.000,00 acht het hof redelijk en zal dan ook worden toegewezen. Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte tot vergoeding van de schade van een totaalbedrag van (€ 1.532,62 + € 15.000,00 =) € 16.532,62 is gehouden, zodat de vordering van de benadeelde partij tot dat bedrag zal worden toegewezen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] : Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 16.532,62 (zestienduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en tweeënzestig eurocent; Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] , in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 16.532,62 (zestienduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en tweeënzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 112 dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr E.H. Schulten, voorzitter, mr J.A.W. Lensing en mr F.J.H. Rutgers van der Loeff, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl, griffier, en op 22 december 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mrs. J.A.W. Lensing en F.J.H. Rutgers van der Loeff zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.