Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8816

Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2009-01-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/939 VALYS
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget. Appellant beschikt over voldoende vervoersalternatieven.


Uitspraak

07/939 VALYS Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 januari 2007, 06/1751 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen appellant en Argonaut Advies B.V., gevestigd te Bilthoven (hierna: Argonaut) Datum uitspraak: 10 december 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Namens Argonaut heeft mr. M.A. Mosmans, advocaat te ’s-Gravenhage, een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2008. Appellant is - met bericht - niet verschenen. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.P. Matze, kantoorgenoot van mr. Mosmans, en door E.C.M. Molijn, werkzaam bij Argonaut. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant is bekend met meerdere lichamelijke aandoeningen als gevolg waarvan hij beperkingen ondervindt in onder meer zijn verplaatsing buitenshuis. In verband hiermee heeft appellant op 27 januari 2006 bij Argonaut een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: hoog pkb) aangevraagd als bedoeld in het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (hierna: Protocol). 1.2. Bij besluit van 23 maart 2006 heeft Argonaut de aanvraag voor een hoog pkb afgewezen. 1.3. Appellant heeft tegen het besluit van 23 maart 2006 bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar is appellant gehoord door de arts M.C. Heus en is onder meer gebleken dat appellant in het bezit is van een aangepaste auto en een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder. 1.4. Bij besluit van 20 juni 2006 heeft Argonaut het bezwaar tegen het besluit van 23 maart 2006 ongegrond verklaard op de grond dat appellant in het bezit is van een vervoersalternatief dat een aanspraak op een hoog pkb per definitie uitsluit. De door appellant aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen volgens Argonaut geen afwijking van de gehanteerde criteria. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 20 juni 2006 ongegrond verklaard. 3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 4.1. Ingevolge hoofdstuk 3 van het Protocol zoals dit per 1 mei 2006 door Argonaut is vastgesteld komt een aanvrager voor een hoog pkb in aanmerking als: 1. de aanvrager beschikt over een WVG-vervoersvoorziening, een WVG-rolstoel, een scootmobiel of een OV-begeleiderskaart, en 2. niet in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder, en 3. gebruik moet maken van een WVG-rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager zodanig is dat reizen per trein onmogelijk is, en/of 4. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen. 4.2. In hoofdstuk 3 van het Protocol is voorts vermeld dat, als iemand de beschikking heeft over een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder, aangenomen wordt dat hij over voldoende vervoersalternatieven beschikt om kritische keuzes te kunnen maken als het gaat om bovenregionaal reizen met recreatieve bestemming. Pashouders met een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder komen dan ook in beginsel niet in aanmerking voor een hoog pkb. 4.3. Zoals de Raad reeds meermalen heeft overwogen gaan de onder 4.1 en 4.2 weergegeven beleidsregels de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. 4.4. Vaststaat dat appellant ten tijde in geding de beschikking had over een aangepaste auto en een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder, zodat hij geacht moet worden ten tijde in geding over voldoende vervoersalternatieven te beschikken. Argonaut heeft derhalve overeenkomstig zijn onder 4.2 weergegeven beleidsregel beslist door appellant om die reden niet in aanmerking te brengen voor een hoog pkb. 4.5. De Raad is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan Argonaut, met toepassing van artikel 4:84 (slot) van de Algemene wet bestuursrecht, in afwijking van zijn beleidsregels aan appellant een hoog pkb had moeten toekennen. De omstandigheid dat bij appellant sprake is van visusbeperkingen doet hieraan niet af, nu niet is gebleken dat appellant als gevolg van die beperkingen ten tijde hier van belang niet in zijn auto mocht rijden. 4.6. Naar aanleiding van de in hoger beroep aangevoerde grond dat appellant zijn auto inmiddels heeft verkocht en dat hij de gehandicaptenparkeerkaart bestuurder heeft ingeleverd overweegt de Raad dat deze omstandigheden blijkens het hoger beroepschrift hebben plaatsgevonden nadat Argonaut het besluit van 20 juni 2006 heeft genomen, zodat hiermee bij de beoordeling van het onderhavige geding geen rekening gehouden kan worden. 4.7. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 4.8. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008. (get.) M.I. ’t Hooft. (get.) J. Waasdorp. OA