
Jurisprudentie
BG8818
Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2009-01-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6351 WAO + 08/325 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6351 WAO + 08/325 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Met het nadere besluit is niet geheel tegemoet gekomen aan het beroep van appellante. Geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat de geduide functies in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellante. Met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige is de geschiktheid van de functies voldoende toegelicht.
Uitspraak
07/6351 + 08/325 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2007, 07/445 WAO (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 19 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.S. de Ploeg, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 14 januari 2008 een nader besluit genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2008. Namens appellant is, zoals tevoren was aangekondigd, niemand verschenen, terwijl het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door de heer R. Zaagsma.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hier volstaat de Raad met het volgende.
1.1. Appellant ontving laatstelijk sedert 26 mei 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
1.2. Bij besluit van 26 september 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant met ingang van 30 oktober 2006 ingetrokken.
1.3. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 24 januari 2007 (hierna: besluit 1) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het Uwv opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met bepalingen over de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank heeft daartoe, samengevat, overwogen dat zij zich kan verenigen met de medische grondslag van het bestreden besluit, maar dat de arbeidskundige grondslag onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door de verzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen die appellant heeft ten opzichte van normaal functioneren op onjuiste wijze zijn vastgelegd op de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). Namelijk zodanig dat op verschillende punten van die FML waar zogeheten ‘normaalwaarden’ zijn gescoord, sprake is van in de toelichting ‘verborgen’ beperkingen.
3. Het Uwv heeft in de aangevallen uitspraak berust.
4. Namens appellant heeft mr. De Ploeg aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank betreffende de medische kant van het bestreden besluit aangezien de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de bij hem aanwezige beperkingen tengevolge van zijn medische klachten. Voorts heeft appellants gemachtigde aangegeven dat hij zich in een latere fase van de procedure nog nader zal uitlaten over de medische grondslag van het oorspronkelijke besluit.
4.1. Tegelijk met een verweerschrift heeft het Uwv een afschrift van het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen besluit van 14 januari 2008 (hierna: besluit 2) aan de Raad gezonden, waarbij het bezwaar van appellant wederom ongegrond is verklaard. Het bestreden besluit 2 steunt op een rapport van een bezwaararbeidsdeskundige J.M.H. Veugelaers van 10 januari 2008, die een nadere toelichting op de door de rechtbank genoemde punten inzake de ‘verborgen beperkingen’ op de FML heeft gegeven.
5. De Raad overweegt dat hij zich kan vinden in het oordeel van de rechtbank en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. Daarenboven zijn van de zijde van appellant geen nadere stukken, van medische aard of anderszins, ingediend op basis waarvan de Raad tot een ander oordeel zou kunnen komen.
6. Het hoger beroep kan derhalve niet slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
7. Met besluit 2 is niet geheel tegemoet gekomen aan het beroep van appellante. Hieruit vloeit voort dat de Raad besluit 2, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de procedure dient te betrekken.
7.1. Met besluit 2 heeft het Uwv uitvoering gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Hiermee heeft het Uwv beoogd de door de rechtbank vastgestelde arbeidskundige gebreken van besluit 1 te herstellen. De Raad heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om te oordelen dat de geduide functies in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellante. Met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige Veugelaers acht de Raad de geschiktheid van deze functies voldoende toegelicht. Het beroep tegen besluit 2 slaagt niet.
8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 december 2008.
(get.) A.T. de Kwaasteniet.
(get.) A.C.A. Wit.
TM