Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8860

Datum uitspraak2008-12-04
Datum gepubliceerd2009-01-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/535612-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is door de Spaanse aan de Nederlandse autoriteiten overgeleverd in het kader van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, waarin hij verdacht wordt van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De raadkamer heeft de voorlopige hechtenis ten aanzien van dit feit opgeheven. Verdachte bevindt zich thans in voorlopige hechtenis op verdenking van verkrachting en mishandeling, beide daterend van voor de overlevering. Uit het Europees aanhoudingsbevel, zoals uitgevaardigd, noch uit de overige stukken in het dossier blijkt dat de overlevering is gevraagd of toegestaan voor verkrachting en/of mishandeling. Verdachte bevindt zich derhalve thans in voorlopige hechtenis voor feiten begaan vóór de overlevering, anders dan het feit dat de reden tot de overlevering was. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit is dat niet toegestaan. De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.


Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE Sector strafrecht parketnummer : 09/535612-08 Toewijzing verzoek De rechtbank, raadkamer in strafzaken, heeft gezien het verzoek van: [verzoeker] geboren te [plaats] op [geboortedatum] thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] strekkende tot opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de stukken in deze zaak gezien. In raadkamer zijn gehoord de verdachte en zijn raadsvrouwe, mr. J.I. Echteld, alsmede de officier van justitie. De raadsvrouwe heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat verdachte door Spanje is overgeleverd voor een ander feit dan waarvoor hij zich thans in voorlopige hechtenis bevindt. Toestemming van de Spaanse autoriteiten om ook voor de onderhavige feiten te vervolgen ontbreekt, terwijl verdachte daarmee evenmin heeft ingestemd. De officier van justitie heeft zich tegen de opheffing verzet. De Spaanse autoriteiten is inmiddels om toestemming gevraagd om voor de bedoelde feiten te vervolgen. De rechtbank overweegt als volgt. De Overleveringswet biedt geen toetsingskader voor een geval als het onderhavige. De rechtbank zal deswege de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering uitleggen conform het Besluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002, PbEG L 190, betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (het Kaderbesluit). Verdachte is door de Spaanse aan de Nederlandse autoriteiten overgeleverd in het kader van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, waarin hij verdacht wordt van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De raadkamer heeft de voorlopige hechtenis ten aanzien van dit feit op 8 oktober 2008 opgeheven. Verdachte bevindt zich thans in voorlopige hechtenis op verdenking van verkrachting en mishandeling, beide daterend van voor de overlevering. Uit het Europees aanhoudingsbevel, zoals uitgevaardigd, noch uit de overige stukken in het dossier blijkt dat de overlevering is gevraagd of toegestaan voor verkrachting en/of mishandeling. Verdachte bevindt zich derhalve thans in voorlopige hechtenis voor feiten begaan vóór de overlevering, anders dan het feit dat de reden tot de overlevering was. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit is dat niet toegestaan. De officier van justitie heeft bij brief van 14 november 2008 aan de bevoegde autoriteiten van Spanje verzocht om toestemming als bedoeld in artikel 27, derde lid, onder g. van het Kaderbesluit. Die toestemming is nog niet verkregen. Voorts is niet gebleken dat de situatie van artikel 27, eerste lid, van het Kaderbesluit of een van de andere uitzonderingen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit zich voordoet. Voor de uitleg dat verdachte hangende de behandeling van het verzoek als bedoeld in artikel 27, derde lid, onder g van het Kaderbesluit voor deze feiten van zijn vrijheid beroofd zou kunnen worden is, gelet op de formulering van het tweede lid van dat artikel geen plaats. De rechtbank oordeelt dat de officier van justitie vooralsnog niet-ontvankelijk is in enige vordering tot vervolging, berechting of vrijheidsberoving in verband met deze feiten. Zij zal dan ook het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevelen. Beslissing : De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte. Deze beschikking is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 4 december 2008 door mrs Rabbie, voorzitter, Smelt en Meessen, rechters, in tegenwoordigheid van Walters, griffier.