
Jurisprudentie
BG8915
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers570000 AC EXPL 08-2230
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers570000 AC EXPL 08-2230
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Verzet enige jaren na betekening vonnis. Authentieke akte. Bewijskracht. Toelaten tegenbewijs.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 570000 AC EXPL 08-2230 MVV
vonnis d.d. 5 november 2008
inzake
[B.],
wonende te Rhenen,
verder ook te noemen [B],
opposerende partij,
gemachtigde: mr. C.L. Berkel,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IDM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen IDM,
geopposeerde partij,
gemachtigde: J.M. de Kluijver en mr. A.L. Verzijl, gerechtsdeurwaarders.
Verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 23 april 2008.
De comparitie is gehouden op 16 juni 2008. Daarvan is aantekening gehouden.
[B] heeft geantwoord in oppositie.
IDM heeft een conclusie van repliek in oppositie genomen.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist alsmede op grond van de overgelegde stukken staan tussen partijen de volgende feiten vast:
1.1
Bij verstekvonnis van 2 mei 2001 (kenmerk 224264 CV EXPL 01-1477) is [B] veroordeeld om aan IDM te betalen een bedrag van f. 9591,90 met de rente ad 9,9% per jaar daarover vanaf 29 maart 2001 tot de voldoening, alsmede tot betaling van de proceskosten aan de zijde van IDM tot de uitspraak van dat vonnis begroot op f. 892,35.
1.2
Het exploot van betekening van 11 mei 2001 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Heden, de elfde mei tweeduizend één (...)
Heb ik,
Albertus Maria Franciscus Keijzer, kandidaat-deurwaarder, (...)
AAN:
[B.], geboren 23 februari 1972, wonende te [adres], aldaar mijn exploot doende en afschrift dezes, alsmede van na te melden stuk, latende aan:
- hem in persoon -
BETEKEND:
de grosse van het op 2 mei 2001 (...) tussen partijen gewezen vonnis;
(...)"
1.3
Ten tijde van gemelde betekening woonde [B] op gemeld adres bij zijn vader, de heer Pieter [B] senior. Laatstgenoemde is overleden op 22 juli 2006.
1.4
De dagvaarding waarbij de procedure welke heeft geleid tot het verstekvonnis is ingeleid is door de deurwaarder op 29 maart 2001 aan gemeld adres uitgebracht. Daarbij is een afschrift van het exploot gelaten aan de vader van [B].
2.1
[B] vordert bij verzetdagvaarding van 27 maart 2008 ontheffing van de bij vonnis van 2 mei 2001 uitgesproken veroordeling, met veroordeling van IDM in de kosten van het verzet en de proceskosten van de procedure welk tot gemeld vonnis heeft geleid.
2.2
[B] stelt ter onderbouwing van zijn vordering - verkort en zakelijk weergeven - het volgende.
[B] is eerst zeer recent bekend geworden met het verstekvonnis, zodat hij tijdig in verzet is gekomen. De betekening op 11 mei 2001 heeft kennelijk aan een andere persoon die zich heeft uitgegeven voor [B], plaats gevonden. [B] houdt het ervoor dat zijn vader destijds het exploot als ware hij [B] in ontvangst heeft genomen.
Na het overlijden van zijn vader is gebleken dat deze verschillende geldlenings-overeenkomsten had afgesloten, zowel op zijn eigen naam als op naam van anderen.
[B] heeft met IDM geen overeenkomst van geldlening gesloten. De op de door IDM overgelegde (kopie van de) overeenkomst van geldlening van 27 januari 1999 geplaatste handtekening is niet zijn handtekening. Uit de overeenkomst blijkt dat degene die heeft ondertekend zich niet heeft gelegitimeerd. [B] was niet bekend met deze geldleningsovereenkomst en is ook niet bekend met het doel waartoe de overeenkomst werd aangegaan. De op de overeenkomst vermelde rekeningnummers zijn aan [B] evenmin bekend.
[B] vermoedt dat zijn vader destijds op naam van [B] de overeenkomst is aangegaan en alle stukken in verband met die geldlening, daaronder begrepen de dagvaarding en het betekeningsexploot, heeft achtergehouden.
Nu partijen geen overeenkomst van geldlening zijn aangegaan, is [B] niet gehouden enig bedrag aan IDM te voldoen, zodat het verstekvonnis niet in stand kan blijven, aldus [B].
3.1
IDM heeft gevorderd dat de kantonrechter [B] niet ontvankelijk verklaart in zijn verzet.
Zij stelt daartoe - samengevat - dat het op 11 mei 2001 opgemaakte exploot van betekening een authentieke akte is, zodat zij dwingend bewijs oplevert van de betekening door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder van de grosse van het vonnis van 2 mei 2001 aan [B] in persoon. Aangezien het vonnis op 11 mei 2001 is betekend, is de verzettermijn van art. 81 Rv(oud) reeds lang verstreken, aldus IDM.
3.2
De kantonrechter overweegt wat betreft de ontvankelijkheid van [B] in zijn verzet als volgt. Het deurwaardersexploot is een authentieke akte. Op grond van art. 157 lid 1 Rv. levert een authentieke akte tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen of verrichtingen heeft verklaard. Op grond van gemeld artikel, in samenhang gelezen met art. 151 lid 1 Rv., is de kantonrechter dan ook verplicht de inhoud van het exploot voor waar aan te nemen.
Dat neemt niet weg dat, op grond van art. 151 lid 2 Rv., ook tegen dwingend bewijs tegenbewijs vrij staat.
3.3
De kantonrechter gaat er in het onderhavige geval dan ook vanuit dat het vonnis inderdaad aan [B] is betekend, behoudens tegenbewijs. Aangezien [B] uitdrukkelijk het bewijs van zijn stelling dat het vonnis niet aan hem is betekend heeft aangeboden, zal de kantonrechter hem toelaten tot dat bewijs. Daartoe wordt de zaak verwezen naar na te melden rolzitting.
Indien [B] niet in zijn tegenbewijs slaagt, staat vast dat het vonnis van 2 mei 2001 reeds op 11 mei 2001 aan hem is betekend. [B] heeft dan de verzettermijn in zeer ruime mate overschreden, zodat hij niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzet.
3.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
laat [B] toe tot het (tegen)bewijs van zijn stelling dat het vonnis van 2 mei 2001 niet op 11 mei 2001 aan hem is betekend;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 november 2008 te 9.30 uur teneinde [B] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze hij gemeld tegenbewijs wil leveren;
bepaalt dat, indien [B] tegenbewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, hij die stukken op die rolzitting in het geding kan brengen;
bepaalt dat, indien [B] tegenbewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, hij op die rolzitting de namen en adressen van de getuigen dient op te geven, alsmede de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen, waarna een tijdstip zal worden bepaald voor het horen van de getuigen;
bepaalt dat indien [B] partijgetuigen wil doen horen, zij zullen worden gehoord aan de hand van vooraf door die getuigen opgestelde en ondertekende schriftelijk verklaringen, welke verklaringen ten minste één week voor de zitting waarop het getuigenverhoor plaats vindt aan de kantonrechter en de wederpartij dienen te worden toegezonden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008.