Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9012

Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2009-01-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/860897-08; 04/610127-05 (tul)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging doodslag op buschauffeur. Beroep op noodweerexcess gehonoreerd.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/860897-08 en 04/610127-05 (TUL) Uitspraak d.d. : 24 december 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 04 september 2008 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft getrapt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 04 september 2008 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en/of genoemde [slachtoffer] tegen het hoofd en/of lichaam heeft getrapt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 04 september 2008 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo, opzettelijk beledigend [slachtoffer] in het gezicht heeft gespuugd. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 10 december 2008 gevorderd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot het opzet op het doden dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hiertoe is door de raadsman een pleitnota overgelegd; de rechtbank verwijst naar die pleitnota. 7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de ‘print van scan 16-10-2008 van origineel’ van het in de wettelijke vorm door Regiopolitie Limburg-Noord, District Venlo opgemaakt proces-verbaal, dossiernummer PL2322/08-005472, gedateerd 10 oktober 2008 en de daarbij behorende bijlagen. Het strafdossier bevat een aangifte van [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer]). Hierin staat weergegeven dat [slachtoffer] op 4 september 2008 dienst had als buschauffeur. Bij het NS station in Venlo stapte een donker getinte man in. Tijdens de busrit kreeg [slachtoffer] onenigheid met de man over het wisselgeld. Bij de halte direct voor het politiebureau zag en voelde [slachtoffer] dat hij door de man in zijn gezicht werd gespuugd. Waarna de man met enigszins versnelde pas de bus uit liep. [slachtoffer] werd kwaad, pakte zijn stempel om de man te intimideren en liep de man achterna. Op enig moment voelde [slachtoffer] een vuist tegen zijn voorhoofd en voelde hij een klap waardoor hij op de grond viel. Vervolgens voelde [slachtoffer] dat de man zijn linkerbeen vasthield, terwijl hij nog op de grond lag. Bovendien zag en voelde hij dat de man schoppende bewegingen maakte tegen zijn ribben, hoofd en nek. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verder verklaard dat de schermutseling bij een bushalte in Steyl heeft plaatsgevonden. Toen [slachtoffer] achter verdachte aan ging, draaide verdachte zich om en sloeg hem in het gezicht. [slachtoffer] geeft aan dat hij zich heeft verdedigd tegen verdachte en daarbij mogelijk trappende bewegingen heeft gemaakt, terwijl hij op de grond lag. Uit de medische informatie betreffende [slachtoffer] blijkt dat hij aan het voorval een hersenschudding met geheugenklachten en klachten van het evenwichtssysteem heeft overgehouden. Met betrekking tot de geheugenklachten blijft herstel onzeker. [Getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op 4 september 2008 bij de bushalte tegenover het politiebureau te Steyl heeft gezien dat de buschauffeur en de donkere man voor in de bus in discussie waren. Ze zag tevens dat de donkere man uit de bus probeerde te komen, maar door de buschauffeur werd vastgehouden. De donkere man trok daardoor de chauffeur de bus uit. [Getuige 1] zag dat de chauffeur de donkere man sloeg toen ze net uit de bus waren. Ook heeft zij gezien dat de donkere man meerdere malen sloeg. De chauffeur viel uiteindelijk op de grond en toen begon de donkere man hem te trappen tegen zijn ribben en zijn hoofd. In haar verhoor bij de politie heeft [Getuige 1] verklaard dat na de eerste klappen de man weg wilde rennen, maar dat de buschauffeur hem nog vast had. Met betrekking tot het schoppen heeft zij verklaard dat de man uithaalde met zijn schoen en opzettelijke met kracht tegen de nek en enkele keren tegen de ribben van de chauffeur schopte. [Getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op 4 september 2008 heeft gehoord dat de buschauffeur een discussie had met een man. Bij de halte van het politiebureau stopte de bus. Zij zag dat de buschauffeur door de man in zijn gezicht werd gespuugd. Daarna ging de man snel de bus uit en de chauffeur ging hem vervolgens achterna. Zij zag dat de buschauffeur de man wilde grijpen. De chauffeur vloog daarbij op de man af en hij maakte bewegingen alsof hij de man wilde slaan. Er werd over en weer geslagen en op enig moment zag [Getuige 2] dat de chauffeur op de grond lag. De man had de benen van de chauffeur vast. De chauffeur schopte tegen de man aan. [Getuige 2] zag dat de man een verwonding op zijn achterhoofd had. [Getuige 3] heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 4 september 2008 heeft gehoord dat de buschauffeur een discussie had met een neger. Bij de halte bij het politiebureau zag hij dat de neger en de buschauffeur al vechtend uit de bus kwamen. Ze hadden elkaar aan de bovenkleding vast. [Getuige 3] zag dat er over en weer werd geslagen. Op enig moment zag [Getuige 3] dat de buschauffeur op de grond lag en dat hij probeerde de neger van zich af te schoppen. Terwijl de chauffeur op de grond lag, schopte de neger hem in zijn zij en tegen zijn nek. In zijn verhoor bij de politie heeft [Getuige 3] met betrekking tot het schoppen verklaard dat de neger flink uithaalde met zijn geschoeide voet en met kracht zeker twee keer tegen de ribbenkast van de buschauffeur schopte. Vervolgens zag hij dat de neger wederom flink uithaalde met zijn been en hard tegen de nek van de buschauffeur schopte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 4 september 2008 vanaf het station te Venlo met de bus op weg was naar Tegelen. Tijdens de busrit kreeg hij een woordenwisseling met de buschauffeur omtrent het wisselgeld. Omdat hij en de chauffeur het niet eens werden, werd gezegd dat er dan de politie bij gehaald moest worden. Dat was de reden dat verdachte niet uitstapte bij een eerdere halte (zijn bestemming), maar bleef zitten tot bij de halte bij het politiebureau. Kort voor deze stop kreeg hij echter alsnog zijn wisselgeld. Bij het uitstappen van de bus hoorde hij echter dat de chauffeur “vieze vuile negers” zei. Daardoor voelde hij zich zo vernederd dat hij richting de chauffeur spuugde, waarbij hij hem mogelijk heeft geraakt. Verdachte rende vervolgens hard de bus uit. Toen hij enkele meters van de bus was verwijderd, voelde hij dat hij drie keer met een stempel op zijn achterhoofd werd geslagen. Daarop heeft verdachte zich omgedraaid en heeft hij meerdere malen (ter verdediging) met een vuist in het gezicht en tegen het bovenlichaam van de buschauffeur geslagen. Op enig moment viel de buschauffeur op de grond en bleef hij schoppen. Verdachte is achteruit gelopen en zag, toen hij aan zijn hoofd had gevoeld, dat zijn handen onder het bloed zaten. Verdachte raakte in paniek en liep naar de chauffeur toe. Vervolgens heeft hij hem enkele malen met geschoeide voet hard tegen zijn lichaam geschopt, waarbij hij hem mogelijk tegen zijn hoofd heeft geraakt. Verdachte dacht op dat moment niet meer na en kalmeerde pas nadat de verbalisanten hem hadden aangehouden. Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer in het gezicht heeft gespuugd en hij meermalen het slachtoffer tegen het lichaam en hoofd heeft geschopt, terwijl voornoemd slachtoffer reeds op de grond lag. Met betrekking tot het verweer van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt. Uit bovengenoemde getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte meermalen met geschoeide voet en met kracht tegen het hoofd en de nek van het slachtoffer heeft geschopt. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het krachtig en met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd en nek van een persoon die in een weerloze positie op de grond ligt, een aanmerkelijke kans oplevert dat het slachtoffer komt te overlijden. Immers het hoofd en nek zijn, zoals algemeen bekend is, op zich al zeer kwetsbaar en hebben bovendien bijzonder kwetsbare plekken, zoals de slapen. Hieruit volgt dat ook verdachte dit moet hebben geweten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door meermalen met schoenen aan en met kracht tegen het hoofd en nek van het slachtoffer te schoppen, terwijl deze op de grond lag, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van die schoppen tegen zijn nek en hoofd zou komen te overlijden. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet. 7.3 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. primair hij op 04 september 2008 te Steyl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en lichaam heeft getrapt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 04 september 2008 te Steyl opzettelijk beledigend [slachtoffer] in het gezicht heeft gespuugd. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf: Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde Poging doodslag. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde Eenvoudige belediging. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van het feit en van verdachte De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste legde betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. Hiertoe is door de raadsman een pleitnota overgelegd; de rechtbank verwijst naar die pleitnota. De officier van justitie is van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, nu het slachtoffer verdachte op heterdaad wilde aanhouden en derhalve de aanranding niet wederrechtelijk was. Daar geen sprake was van een noodweersituatie, kan het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slagen, aldus de officier van justitie. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting en het onderliggende strafdossier is omtrent de feitelijke toedracht het volgende aannemelijk geworden. In de bus heeft verdachte met [slachtoffer] een woordenwisseling gehad omtrent het wisselgeld. Uit het gegeven dat de meeste getuigen wel deze discussie deels hebben meegekregen, maar kennelijk niet interessant genoeg vonden om deze goed te volgen, leidt de rechtbank af dat deze discussie niet zo bedreigend is geweest als die bij [slachtoffer] kennelijk is overgekomen. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte op enig moment de bus heeft verlaten en [slachtoffer] achter hem aan ging. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem vervolgens met het stempelapparaat een aantal malen op het achterhoofd sloeg en hij geen andere uitweg zag dan terug te slaan. De rechtbank acht deze stelling van verdachte aannemelijk, gelet op de verklaring van getuige [Getuige 2], die heeft verklaard dat [slachtoffer] op verdachte af vloog en daarbij slaande bewegingen maakte, de verklaring van getuige [Getuige 1], die heeft gezien dat [slachtoffer] verdachte bleef vasthouden en hem sloeg en het geconstateerde letsel op het achterhoofd van verdachte. Dit letsel wordt op 5 september 2008 door de forensisch geneeskundige dr. Van Leeuwen bij de rechter-commissaris omschreven als een behoorlijke zwelling op de linkerarm vermoedelijk ontstaan tengevolge van het inslaan op de verdachte met een metalen stempel, kneuzingen van de ribben, waarbij forse pijn werd geconstateerd, zwaar letsel in de nek tengevolge van slaan waarvan de verdachte zoveel last ondervond dat hij zijn hoofd niet rechtop kon houden en verwondingen op het achterhoofd en op het gezicht. Het letsel spoort met de verklaring van verdachte dat hij die klappen kreeg, terwijl hij weg liep. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door [slachtoffer] te slaan heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waaraan hij zich op dat moment niet kon onttrekken. De rechtbank is voorts van oordeel dat de stelling van de officier van justitie dat [slachtoffer] verdachte op heterdaad wilde aanhouden, weerlegging vindt in de bewijsmiddelen, met name in de aangifte van [slachtoffer], die in eerste instantie heeft verklaard dat hij bang was voor verdachte, maar later aangeeft dat hij kwaad was en met de stempel achter verdachte aan is gegaan om hem te intimideren. De rechtbank acht het derhalve niet aannemelijk dat [slachtoffer] de intentie had verdachte aan te houden. Des te meer, nu verdachte heeft verklaard een halte verder dan zijn oorspronkelijke eindbestemming te zijn meegereden om naar de politie te gaan en [slachtoffer] hem daar vervolgens uit de bus heeft gezet. De rechtbank is voorts van oordeel dat er op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag geen sprake meer was van een situatie waarin de noodzaak tot verdediging nog bestond, doch is niettemin het schoppen door verdachte terwijl [slachtoffer] op de grond lag naar het oordeel van de rechtbank het onmiddellijke gevolg van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door het daaraan voorafgaande gedrag van [slachtoffer]. Verdachte heeft immers verklaard dat hij in paniek is geraakt toen hij bemerkte dat hij flink bloedde uit de wond op zijn achterhoofd veroorzaakt door [slachtoffer] en hij op het moment dat hij [slachtoffer] schopte niet meer wist wat hij deed. Deze verklaring acht de rechtbank geloofwaardig en authentiek. De rechtbank honoreert derhalve het beroep op noodweerexces, verklaart verdachte ten aanzien van het hierboven onder 1 primair bewezenverklaarde feit niet strafbaar en zal de verdachte ten aanzien van dat feit van alle rechtsvervolging ontslaan. De verdachte is strafbaar voor het onder 2 bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 10 december 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 40 maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van de COVA-training of een andere training. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat bij een bewezenverklaring zou kunnen worden volstaan met de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gelet op het hemzelf overkomen letsel en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan eenvoudige belediging door [slachtoffer] in het gezicht te spugen. Hoe laakbaar dit gedrag ook is, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, het letsel dat verdachte heeft overgehouden aan hetgeen zich daarna heeft afgespeeld en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het gegeven dat hij de nodige tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht terwijl zijn vriendin hoog zwanger was, aan verdachte geen straf of maatregel dient te worden opgelegd. 10.4 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. [slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 538,50 en de immateriële schade op een bedrag van € 1000,- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht artikelen 9a, 41, 45, 266 en 287. 12. De vordering tot tenuitvoerlegging De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 04/610127-05 dient te worden afgewezen, nu ter zake van het aan de verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag op grond van het hiervoor overwogene geen veroordeling zal volgen, en de rechtbank de belediging van onvoldoende gewicht acht om de tenuitvoerlegging te gelasten. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het onder 1 primair bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake niet strafbaar; ontslaat verdachte terzake feit 1 primair van alle rechtsvervolging; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde sub 2 het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar; verklaart verdachte voor het hiervoor onder sub 2 bewezenverklaarde schuldig zonder oplegging van straf of maatregel; heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden; verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in haar vordering. Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij vonnis van de Meervoudige strafkamer te Roermond d.d. 14 april 2006 in de zaak met parketnummer 04/610127-05 opgelegde straf, ten aanzien waarvan toen was bepaald dat deze voorwaardelijk niet tenuitvoergelegd zou worden Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, N.I.B.M. Buljevic en N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 december 2008. Mrs. M.J.A.G. van Baal en N.H.W. Montulet van der Meer, rechters, en mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.