
Jurisprudentie
BG9049
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2009-01-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.004.548/01 SKG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.004.548/01 SKG
Statusgepubliceerd
Indicatie
In principaal hoger beroep: bekrachtiging van het vonnis van de voorzieningenrechter waarin het conservatoir/executoriaal beslag op aandelen is opgeheven. Omvang exequatur.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging OAO NK ROSNEFT, gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
APPELLANTE in het principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel hoger beroep,
vertegenwoordigd door mr. M. Deckers, advocaat te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS FINANCE B.V., gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS INTERNATIONAL UK B.V., gevestigd te Amsterdam,
3. de stichting STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR YUKOS INTERNATIONAL, gevestigd te Amsterdam,
4. de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging MORAVEL INVESTMENT LIMITED, gevestigd te Limassol, Cyprus,
GEÏNTIMEERDEN in het principaal hoger beroep,
APPELLANTEN in het incidenteel hoger beroep,
vertegenwoordigd door mr. R.J. van Galen advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna Rosneft en Yukos cs genoemd. Yukos cs worden afzonderlijk ook respectievelijk Yukos Finance, Yukos International, Stichting Yukos en Moravel genoemd. Yukos Finance, Yukos International en Stichting Yukos worden tezamen ook Yukos Nederland genoemd.
Bij dagvaarding van 3 april 2008 is Rosneft in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam in – onder meer – het kort geding tussen partijen (Yukos Nederland als eiseressen en Moravel als aan hun zijde gevoegde partij enerzijds en (ondermeer) Rosneft als gedaag¬de anderzijds) onder zaaknummer/rolnum¬mer 389897/KG ZA 08 174 P/CN heeft gewezen en dat is uitgesproken op 6 maart 2008. Het appelexploot bevat de grieven.
Rosneft heeft overeenkomstig de dagvaarding vier grieven voorgesteld, bescheiden in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Yukos cs zal afwijzen, met veroordeling van Yukos cs in de kosten van het geding in beide instanties.
Daarop hebben Yukos cs geantwoord, de grieven bestreden en van hun kant eveneens appel ingesteld. Daarbij hebben zij één grief voorgesteld, hun eis gewijzigd, be¬schei¬den in het geding gebracht en voorts geconcludeerd, zakelijk, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover daarbij niet zijn opgeheven de in de memorie aangeduide beslagen en alsnog die beslagen zal opheffen, alsmede dat het hof dat vonnis voor het overige zal bekrachtigen, met veroordeling van Rosneft in de kosten van zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep.
Vervolgens heeft Rosneft in het incidenteel hoger beroep geantwoord en geconcludeerd, zakelijk, dat het hof de grief in het incidenteel hoger beroep zal verwerpen en Yukos cs zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
Partijen hebben de zaak doen bepleiten op 8 oktober 2008, Rosneft door mr. Deckers voornoemd en Yukos cs door mr. Van Galen voornoemd, aan de hand van door ieder van partij¬en overge¬legde pleitnotities. Partijen hebben bij die gelegenheid nog bewijs¬stukken overgelegd. Mr. Van Galen heeft desgevraagd meegedeeld dat hij geacht wil worden de memorie van antwoord/grieven mede namens Moravel te hebben genomen. Rosneft heeft daarmee ingestemd en het hof heeft dit dienovereenkomstig in het voorgaande verdisconteerd. Voorts hebben Yukos cs het incidenteel hoger beroep beperkt als hierna te vermelden.
Ten slotte hebben partijen recht gevraagd op de stukken van beide instan¬ties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. Grieven
Voor de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding respectievelijk naar de memorie van Yukos cs.
3. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.46 een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling van het principaal hoger beroep
4.1 Op vordering van Yukos cs heeft de voorzieningenrechter het ten verzoeke van (de rechtsvoorganger van) Rosneft op 26 april 2005 ten laste van Yukos Oil gelegde – eerst conservatoire later executoriale – beslag op de aandelen Yukos Finance opgeheven. Tegen die beslissing en de gronden waarop zij berust, richten zich de grieven in het principaal hoger beroep.
4.2 Ter ondersteuning van haar opheffingsvordering hebben Yukos cs onder meer aangevoerd,
a. dat de court orders van 17 en 24 juni 2005 van de High Court in Londen naar Engels recht geen (executoriale) titel voor de rente van na de vonnissen geven, zodat deze niet onder het op 1 juli 2005 door de rechtbank te Amsterdam afgegeven exequatur vallen (onder meer memorie van grieven/antwoord 22 ev en 35 ev);
b. dat het stempel met het exequatur slechts op de court order van 24 juni 2005 is geplaatst en niet op die van 17 juni 2005 die – in de ogen van Rosneft – hier relevant is, zodat ten aanzien daarvan het exequatur niet geldt (pleitnota in hoger beroep onder 7);
c. dat de opvatting dat het exequatur een titel voor de rentevordering over de periode na 17 juni 2005 verschaft niet past in het stelstel van de EEX-verordening (memorie van grieven/antwoord 23 en pleitnota in hoger beroep onder 8 ev);
d. dat de berekening van de vordering hoe dan ook onjuist is, omdat deze is uitgevoerd in Russische roebels in plaats van in dollars, als gevolg waarvan door koersontwikkelingen een bedrag van ongeveer $ 5.600.000,- te weinig als betaald in aanmerking is genomen, terwijl (daardoor) de rentevordering bij het door Rosneft gehanteerde percentage van 8 niet $ 38.481.040,74, maar $ 12.245.662,96 zou hebben belopen (onder meer inleidende dagvaarding onder 87 en 97 en memorie van antwoord/grieven 32);
e. dat bovendien het door Rosneft gebruikte rentepercentage te hoog is en dat bij een wel in aanmerking komend percentage van 5 geen rentevordering meer zou resteren (onder meer memorie van antwoord/grieven 33);
f. dat Rosneft in schuldeisersverzuim verkeert ‘omdat zij blijft weigeren een behoorlijke onderbouwing van haar rentevordering te geven en omdat als gevolg van de door Yukos Capital en Glendale gelegde beslagen aan Rosneft een beletsel is opgekomen in de zin van artikel 6:58 BW’ (dagvaarding onder 103 en 104 en memorie van antwoord/grieven onder 41 aanhef en sub d) en ten slotte
g. dat Rosneft uit het faillissement van Yukos Oil een bedrag van RUR 3.688.389.075,69 (ongeveer $ 150.000.000,-) teveel heeft ontvangen (inleidende dagvaarding onder 76 ev), zodat de rentevordering hoe dan ook teniet is gegaan.
Naar aanleiding van deze stellingen overweegt het of voorshands als volgt.
4.3 Ten aanzien van de onder 4.2 sub a en e genoemde stellingen geldt het volgende. Partijen hebben over en weer expert opinions van respectievelijk Peter Susman QC (Rosneft) en Jeffrey Gruder QC (Yukos cs) overgelegd. Deze opinions spreken elkaar tegen ten aanzien van het antwoord op de vraag wat het toepasselijke rentepercentage is en ten aanzien van het antwoord op de vraag of de court orders een titel ook voor de rente na datum van die orders verschaffen. Nu op grond hiervan moet worden aangenomen dat het Engelse recht op deze punten kennelijk niet op voorhand een duidelijk antwoord biedt, moeten deze vragen in dit kort geding onbeantwoord blijven. De hier aan de orde zijnde stelling is voorshands onvoldoende grondslag voor toewijzing van de vordering tot opheffing van het beslag.
4.4 Ten aanzien van de onder 4.2 sub b genoemde stelling geldt het volgende. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft Rosneft een document getoond bestaande uit onder meer de beide court orders met op de achterzijde van de court order van 24 juni 2005 het exequaturstempel. Daarin wordt verwezen naar de ‘beslissing’, waarmee kennelijk in ieder geval de court order waarop het stempel is geplaatst, derhalve die van 24 juni 2005, is bedoeld. Gelet hierop blijft thans onzeker of, maar tegelijk is niet bij voorbaat onaannemelijk dat daarmee ook verwezen wordt naar de court order van 17 juni 2005. Dat betekent dat ook de hier aan de orde zijnde stelling voorshands onvoldoende grondslag biedt voor toewijzing van de vordering tot opheffing van het beslag.
4.5 Ten aanzien van de onder 4.2 sub c genoemde stelling geldt het volgende. Anders dan Yukos cs menen, moet ervan worden uitgegaan dat artikel 38 EEX-verordening – uitzonderingen die hier niet aan de orde zijn daargelaten – de executant de bevoegdheid verleent om – nadat een exequatur in de andere lidstaat is verkregen – de desbetreffende titel ten uitvoer te leggen in dezelfde omvang als die die in het land van oorsprong geldt. Deze stelling moet derhalve voorshands worden verworpen.
4.6 Rosneft heeft de onder 4.2 sub d genoemde stelling niet (behoorlijk gemotiveerd) bestreden, zodat zij in dit kort geding voor juist moet worden gehouden. Dat betekent echter dat nog een vordering van ruim 12 miljoen US dollars resteert, zodat die stelling geen grond voor opheffing van het beslag kan vormen.
4.7 De onder 4.2 sub f genoemde stelling dat Rosneft in schuldeisersverzuim verkeert ‘omdat zij blijft weigeren een behoorlijke onderbouwing van haar rentevordering te geven’ moet – als grondslag voor opheffing van het beslag – voorshands worden verworpen. Bij een door Rosneft geclaimde rentestand van 8% komt haar volgens de eigen stellingen van Yukos cs – de verdere verweren van Yukos cs tegen de vordering hier buiten beschouwing latend – nog een rentebedrag van $ 12.245.662,96 toe, zodat in zoverre (verdere) ‘onderbouwing’ van de vordering van Rosneft niet nodig is.
De omstandigheid dat ten verzoeke van Yukos Capital en Glendale beslag is gelegd mede op – zo begrijpt het hof – de hier aan de orde zijnde vordering van Rosneft is evenmin voldoende grondslag voor de opheffingsvordering.
4.8 Ter toelichting op de onder 4.2 sub g genoemde stelling hebben Yukos cs aangevoerd dat het teveel betaalde verre overtreft de vordering ter verzekering waarvan het beslag ten tijde van het vonnis in eerste aanleg nog lag, te weten een bedrag van $ 38.481.040,74 wegens rente verschuldigd van 4 augustus 2006 tot en met 26 oktober 2007. Dat zijn respectievelijk de datum van het faillissement van Yukos Oil en de datum dat de hoofdsom vermeerderd met de rente tot 4 augustus 2006 aan Rosneft werd voldaan. Volgens Yukos cs moet dit rentebedrag worden verrekend met het teveel betaalde, zodat de vordering waarvoor beslag is gelegd is voldaan (inleidende dagvaarding onder 98 en pleitnota Yukos cs in eerste aanleg onder 42).
4.9 Rosneft heeft deze stelling niet (voldoende gemotiveerd) bestreden, zodat voorshands moet worden aangenomen dat de vordering waarvoor beslag is gelegd inderdaad teniet is gegaan en reeds op die grond de opheffingsvordering terecht is toegewezen. Dit betekent dat het vonnis in zoverre, wat er ook zij van de grieven, dient te worden bekrachtigd en dat de overige stellingen van Yukos cs niet meer aan de orde hoeven te komen.
4.10 Rosneft heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog wel aangevoerd dat het hier gaat om een stelling waartegen zij zich in eerste aanleg redelijkerwijs niet heeft kunnen verweren, omdat dat meer voorbereiding vergde. In eerste aanleg had zij daarnaast aangevoerd dat de gehele zaak zich niet leent voor kort geding (pleitnota eerste aanleg onder 2 ev en 18).
Aan Rosneft moet worden toegegeven dat het hier gaat om een gecompliceerde zaak en dat de betrokken stelling – te weten dat de vordering door verrekening met een (veel) grotere vordering teniet was gegaan – niet prominent in dagvaarding en pleitnota was verwerkt.
Toch kan dit haar niet baten. De stellingen die ten grondslag liggen aan de hier aan de orde zijnde vordering zijn immers niet zo gecompliceerd – en gezien de betrekkingen tussen partijen ook niet zo nieuw of onverwacht – dat Rosneft in redelijkheid binnen de haar ter beschikking staande tijd daartegen geen behoorlijk verweer kon voorbereiden, zoals zij ten aanzien van tal van andere stellingen van Yukos cs wel heeft gedaan. Hoe dan ook kon ten minste van haar worden verwacht dat zij op het hier aan de orde zijnde punt in grote lijnen verweer zou hebben gevoerd en dat zij niet volstond met een niet of nauwelijks gemotiveerde ontkenning (pleitnota eerste aanleg onder 36 alsmede in algemene zin ter terechtzitting in hoger beroep). Ook waren de stellingen van Yukos cs niet zo gecompliceerd dat zij – bij ontbreken van verweer – niet tot een voorlopig oordeel van het hof kunnen leiden. Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de aard en de omvang van de wederzijdse belangen en de aard van de procedure (executiegeschil).
4.11 Daar komt nog bij dat Rosneft in ieder geval in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad om de stelling, die gelet op de inhoud van haar grieven in het principaal hoger beroep en op de devolutieve werking van het hoger beroep reeds in haar memorie van grieven weer aan de orde was, gemotiveerd te bestrijden. Zij heeft dit echter niet gedaan, ook niet bij pleidooi in hoger beroep, nadat Yukos cs haar bij memorie van antwoord/grieven nog eens aan de stelling had herinnerd (zie de memorie onder 41 aanhef en sub a).
4.12 De conclusie is dat de grieven gelet op het onder 4.9 tot en met 4.11 overwogene geen doel kunnen treffen.
5. Beoordeling van het incidenteel hoger beroep
5.1 Ten verzoeke van (een rechtsvoorganger van) Rosneft is krachtens verlof van 6 oktober 2005 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam conservatoir beslag gelegd op de door Yukos International gehouden aandelen in Petroval Bunker Services B.V.. Dit beslag dat bij partijen genoegzaam bekend is, wordt verder aangeduid met beslag op de aandelen in Petroval Bunker Services.
5.2 Ter terechtzitting in hoger beroep heeft Rosneft meegedeeld dat behalve dit beslag geen andere beslagen meer ten behoeve van haar ter verzekering van haar in dit geding aan de orde zijnde vorderingen rusten op activa van Yukos Oil of van Yukos Nederland.
Naar aanleiding van deze mededeling hebben Yukos cs het incidenteel hoger beroep beperkt tot haar vordering het beslag op de aandelen in Petroval Bunker Services op te heffen.
5.3 Anders dan Rosneft meent (memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep onder 7 ev), moet aangenomen worden dat de vordering van Yukos Nederland onder D in de inleidende dagvaarding gezien de ruime formulering mede betrekking heeft op het beslag op de aandelen in Petroval Bunker Services. Dat de beslagstukken niet waren overgelegd doet daaraan niet af.
5.4 Gelet op het hiervoor ten aanzien van het principaal hoger beroep overwogene kan het beslag niet gehandhaafd worden op grond van de rentevordering, ook niet voor zover deze krachtens onrechtmatige daad mede jegens Yukos Nederland gehandhaafd wordt. Volgens Rosneft dient het beslag niettemin te blijven liggen omdat zij ‘als gevolg van de onrechtmatige herstructurering van de Yukos groep in Nederland door Yukos cs’ schade heeft geleden die mede bestaat uit proceskosten, adviseurskosten en kosten van vertaling, die vermeden hadden kunnen worden (memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep onder 9 ev).
5.5 Gezien de omstandigheid dat er in dit geding vanuit wordt gegaan dat de vorderingen van Rosneft geheel zijn voldaan – en wel in het faillissement en dus niet door verhaalsmaatregelen op Yukos Nederland – valt zonder nadere toelichting die ontbreekt niet in te zien welke schade door Yukos Nederland onrechtmatig aan Rosneft is toegebracht. Het hof sluit zich (ook overigens) aan bij hetgeen de voorzieningenrechter ten aanzien van de vordering in de inleidende dagvaarding onder D op dit punt (onder meer in 5.12) van het bestreden vonnis heeft overwogen. Dat betekent dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van Rosneft is gebleken en dat ook dit beslag dient te worden opgeheven.
5.6 Aan dit een en ander kan – ten overvloede – nog het volgende worden toegevoegd. De vordering waarvoor verlof is verleend, had betrekking op het Commission Agreement en de schade die Rosneft in verband daarmee als gevolg van de haar inziens onrechtmatige herstructurering had geleden (productie 22 eerste aanleg, laatste document, rekest met verlof van 6 oktober 2005, met name onder 2 en 11). Dat betekent dat het beslag niet is gelegd ter verzekering van de in het principaal hoger beroep aan de orde zijnde rentevordering, ook niet voor zover deze krachtens onrechtmatige daad jegens Yukos Nederland wordt gehandhaafd. Ook op die grond moet het beslag worden opgeheven.
6. Slotsom
De grieven in het principaal hoger beroep kunnen niet tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep leiden. De grief in het incidenteel hoger beroep slaagt. De vordering tot opheffing van het beslag op de aandelen in Petroval Bunker Services zal alsnog worden toegewezen, met vernietiging van het vonnis voor zover die vordering was afgewezen. Ter voorkoming van misverstand zal het hof de nummering van het dictum van het vonnis waarvan beroep aanhouden. Het hof zal Rosneft als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij verwijzen in de kosten van zowel het principaal als van het incidenteel hoger beroep.
7. Beslissing
Het hof:
in het incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover het beslag op de aandelen in Petroval Bunker Services niet is opgeheven (6.17) en doet opnieuw recht;
6.10a. heft op het op basis van het verlof van 6 oktober 2005 gelegde beslag op de aandelen in Petroval Bunker Services;
6.17. wijst af het meer of anders gevorderde;
in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
verwijst Rosneft in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Yukos cs tot op heden in het principaal hoger beroep begroot op € 303,- voor verschotten en € 2.682,- voor salaris en in het incidenteel hoger beroep begroot op € 1.341,- voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en H.G. Hermans en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 november 2008.