Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9074

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2009-01-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers101017 / HA ZA 08-242
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep op kwijtscheldingsclausule doorlopend krediet. Contra proferentem-regel. Art. 6: 238 lid 2 B.W. Onduidelijke bepaling in algemene voorwaarden uitgelegd in nadeel bank.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht KK/LJS zaak- en rolnummer: 101017 / HA ZA 08-242 datum: 26 november 2008 Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: de naamloze vennootschap Credivance N.V., v.h.o.d.n. Amev Financieringen N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Bunnik, eiseres bij dagvaarding van 5 maart 2008, advocaat mr. F.P. Klaver, tegen: toev.nr. 4GL3608 [gedaagde], wonende te Heerhugowaard, gedaagde, advocaat mr. M. Maasdam. Partijen zullen verder worden genoemd "Credivance" respectievelijk "[gedaagde]". 1. HET VERLOOP VAN HET GEDING 1.1 Credivance heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarbij zeven producties zijn overgelegd. 1.2 [gedaagde] heeft daarop een conclusie van antwoord genomen. 1.3 Op 21 mei 2008 heeft de rechtbank een in deze zaak tussen partijen gewezen vonnis uitgesproken. Ter uitvoering van dat vonnis heeft op 29 augustus 2008 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. 1.4 Ten slotte is vonnis gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast. 2. DE FEITEN Tussen partijen staat het volgende vast: a. Op 12 september 2000 heeft de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]) via een tussenpersoon van AMEV een doorlopend krediet overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) met AMEV Financieringen N.V. (hierna: AMEV en ook: de bank). Hierbij is door AMEV een bedrag van 28.500,00 guldens aan [naam 1] ter beschikking gesteld, welk bedrag geheel is benut. b. Op de overeenkomst staat als partner vermeld [gedaagde]. Onder partner staat in de overeenkomst een handtekening. Deze handtekening bestaat uit de naam D. [naam 1]-[gedaagde]. c. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen: "3. Kredietnemer zal maandelijks op de laatste dag van de maand op dit krediet tenminste terugbetalen: 1,00% van de limiet, zijnde 285,00 guldens. (...)" d. Op de overeenkomst zijn de algemene bepalingen AMEV doorlopend krediet / AMEV saldokrediet van toepassing. In deze bepalingen is onder meer het volgende vermeld: "Artikel 1. Vervroegde opeisbaarheid Het saldo van het krediet zal onmiddellijk en geheel opeisbaar zijn, indien: 1. de kredietnemer, die gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen rentebedrag, na ingebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen; 2. (...) 3. de kredietnemer is overleden en de kredietgever gegronde reden heeft om aan te nemen dat diens verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet zullen worden nagekomen; (...) Artikel 2. Kwijtschelden bij overlijden. Indien eerstgenoemde kredietnemer overlijdt voordat het krediet geheel is terugbetaald, verplicht de kredietgever zich op het moment van overlijden nog resterende krediet kwijt te schelden, echter uitsluitend indien: 1. die kredietnemer een natuurlijk persoon is; 2. die kredietnemer bij het aangaan van de overeenkomst een goede gezondheid geniet, niet onder doktersbehandeling is en niet ouder is dan 64 jaar en op de einddatum van de overeenkomst niet ouder is dan 70 jaar; 3. door de kredietgever aan die kredietnemer geen kredieten zijn verstrekt, waardoor het totaal der verstrekte kredieten, inclusief deze overeenkomst, meer dan ƒ 100.000,- bedraagt (...) De kwijtschelding geldt niet: (...) 5. indien de kredietnemer op de datum van overlijden ouder is dan 70 jaar. (...) Artikel 14. Opzegging overeenkomst De (gezamenlijke) kredietnemer(s) en de kredietgever zijn te allen tijde bevoegd de overeenkomst op te zeggen, mits dit schriftelijk geschiedt. (...)" e. [naam 1], geboren op 29 juni 1938, is op 3 maart 2006 overleden. Tot zijn dood was hij in gemeenschap van goederen met [gedaagde] gehuwd. [gedaagde] heeft geen afstand gedaan van de nalatenschap van [naam 1]. f. Ten tijde van het overlijden van [naam 1] was het krediet nog niet afgelost. Credivance heeft [gedaagde] aangeschreven tot betaling van het openstaande krediet en de vervallen contractuele rentetermijnen. Hieraan heeft zij niet voldaan. g. [gedaagde] heeft bij brief d.d. 12 juli 2007 een verzoek gedaan de kwijtscheldingsclausule toe te passen. De incassogemachtigde van Credivance, Solvence, heeft dit verzoek bij brief d.d. 31 juli 2007 afgewezen. 3. HET GESCHIL 3.1 Credivance heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Credivance te voldoen een bedrag van [euro] 12.501,54, te vermeerderen met de contractuele rente over [euro] 10.943,22 vanaf 12 februari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. 3.2 Credivance heeft daaraan - verkort en zakelijk weergegeven - het navolgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft de overeenkomst naast [naam 1] ondertekend en zich zodoende als hoofdelijk schuldenaar tot nakoming verbonden. Zelfs als ze de overeenkomst niet heeft getekend, dient zij het krediet af te lossen, aangezien zij erfopvolger van [naam 1] is onder algemene titel. De vordering is niet verjaard, daar [naam 1] aan de betalingsafspraak voldeed. Ingevolge artikel 2 van de overeenkomst is Credivance niet tot kwijtschelding gehouden, aangezien [naam 1] op de einddatum van de overeenkomst ouder dan 70 jaar zou zijn geweest. 3.3 [gedaagde] heeft de vordering en de onderbouwing daarvan weersproken op gronden die hierna, voor zover van belang, aan de orde zullen komen. 4. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL 4.1 Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat de vordering van Credivance is verjaard. Ter comparitie is door [gedaagde] betoogd dat de verjaringstermijn naar alle waarschijnlijkheid bij het sluiten van de overeenkomst is aangevangen. De rechtbank stelt echter vast dat [naam 1], de overleden echtgenoot van [gedaagde], aanvankelijk conform de overeenkomst betalingen op het krediet heeft verricht. Credivance had daarom niet al bij het aangaan van de overeenkomst een vorderingsrecht op [naam 1] en dus ook niet op [gedaagde]. Daarom faalt het beroep op verjaring. 4.2 Partijen zijn het niet eens over het antwoord op de vraag of de kredietschuld wegens het overlijden van [naam 1] had moeten worden kwijtgescholden door Credivance. Die discussie spitst zich toe op de betekenis van art. 2, onder 2 van de toepasselijke algemene bepalingen. 4.3 Voorzover bekend uit de stukken en wat partijen ter zitting hebben verklaard, voldeed [naam 1] ten tijde van het overlijden aan de volgende voorwaarden: -hij was een natuurlijk persoon -hij genoot bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 over een goede gezondheid -hij stond in 2000 niet onder doktersbehandeling -hij was in 2000 niet ouder dan 64 jaar -het krediet bedroeg in 2000 niet meer dan fl. 100.000,- en -hij was op het moment van het overlijden niet ouder dan 70 jaar. Op grond van al deze voorwaarden komt [gedaagde] dus in aanmerking voor kwijtschelding van de resterende kredietschuld. 4.4 Het gaat er nu nog slechts om vast te stellen wat de betekenis is van de uitzondering, die onderdeel is van artikel 2 onder 2, namelijk de bepaling dat [naam 1] als kredietnemer op de einddatum van de overeenkomst niet ouder zou zijn dan 70 jaar. De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat deze bepaling niet zonder meer duidelijk is. In het desbetreffende schriftelijke contract dat op 12 september 2000 is ondertekend, staat namelijk helemaal geen einddatum vermeld. Tijdens de comparitie heeft Credivance verklaard dat de bank bij doorlopende kredieten geen einddatum in het contract wil zetten, omdat zij flexibel wil zijn. Dat is natuurlijk haar goed recht, maar voor de kredietnemer ontstaat daardoor onduidelijkheid over die einddatum. Credivance heeft ter zitting aangevoerd dat een einddatum wel te berekenen is, namelijk: "door de som van het geleende bedrag, vermeerderd met de verschuldigde rente te delen door de verplichte aflossing van 1% per maand. De uitkomst van die som is het aantal termijnen dat moet worden afgelost en aan de hand daarvan kan de kredietnemer zelf de einddatum bepalen." Dat mag voor een professionele geldverstrekker gesneden koek zijn, voor de gemiddelde particuliere kredietnemer zal dat toch anders liggen. Daar komt bij dat als dit voor de bank zo evident is, de bank in dit geval ook een bepaling in het contract zelf had kunnen opnemen, waaruit bleek dat [naam 1] nooit voor kwijtschelding in aanmerking zou komen. Dat is immers, waar het standpunt van de bank op neerkomt. Bovendien had [naam 1] ook zelf kunnen zorgen voor een eerdere einddatum van de overeenkomst. Ingevolge artikel 14 van de algemene bepalingen kon hij namelijk de overeenkomst te allen tijde opzeggen. Een opzegging binnen een termijn van 8 jaar (op 29 juni 2008 zou [naam 1] 70 jaar zijn geworden) was allerminst denkbeeldig. Daarnaast geldt nog dat het volgens de contractbepalingen voor [naam 1] ook mogelijk was om maandelijks méér af te lossen dan de overeengekomen 285,- guldens, zodat ook daarom niet duidelijk was wat de "einddatum" van de overeenkomst was. De rechtbank verwerpt daarom het standpunt van Credivance. De rechtbank beschouwt de algemene bepalingen als algemene voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 6: 231 van het Burgerlijk Wetboek (B.W.). Bedingen in algemene voorwaarden moeten duidelijk en begrijpelijk zijn. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg (art. 6: 238 lid 2 B.W.). Als de bank ervoor kiest om een dergelijke niet duidelijke bepaling in haar algemene voorwaarden op te nemen, dient zij het risico van die onduidelijkheid ook te dragen. De einddatum van de overeenkomst was in dit geval niet duidelijk genoeg omschreven. Credivance kan zich daarom niet beroepen op deze uitzondering op het uitgangspunt dat tot kwijtschelding wordt overgegaan. [naam 1] voldeed immers aan alle voorwaarden daartoe. 4.5 De conclusie is dat [gedaagde] terecht een beroep op de kwijtscheldingsbepaling heeft gedaan en dat Credivance dat beroep ten onrechte heeft verworpen. De vordering zal daarom worden afgewezen. Wat partijen over en weer nog meer naar voren hebben gebracht, kan daarom verder onbesproken blijven. 4.6 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Credivance worden veroordeeld in de proceskosten. 5. DE BESLISSING De rechtbank: 5.1 wijst de vordering af; 5.2 verwijst Credivance in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op [euro] 1.302,-, en veroordeelt Credivance om dat bedrag te voldoen aan de griffier van deze rechtbank door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.736 ten name van MvJ Arrondissement Alkmaar onder vermelding van "proceskostenveroordeling 101017 / HA ZA 08-242", als volgt gespecificeerd: [euro] 229,50 voor in debet gesteld griffierecht; [euro] 76,50 voor niet in debet gesteld griffierecht; [euro] 92,- voor door [gedaagde] betaalde eigen bijdrage [euro] 904,- voor salaris van de procureur, met welke bedragen zal dienen te worden gehandeld overeenkomstig het bepaalde bij artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; 5.3 wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.