Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9272

Datum uitspraak2008-12-12
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 08 / 1008, AWB 08 / 1009
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat aan het advies van schadebeoordelingscommissie Van Zundert naar inhoud of wijze van tot stand komen zodanig gebreken kleven dat verweerder zijn besluitvorming daar niet op heeft mogen baseren. Evenmin is Van Zundert naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan van een onjuiste opvatting omtrent de vraag of er sprake was van zodanige voorzienbaarheid dat het door eisers geleden nadeel redelijkerwijs ten laste van eisers dient te blijven. Hetgeen in beroep door eisers overigens nog is aangevoerd, heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid. Mitsdien wordt als volgt beslist.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Sector bestuursrecht, meervoudige kamer Procedurenummer: AWB 08 / 1008 en 08 / 1009 Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake [eiser A] te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr. P.W.A.M. van Roy en [eiser B] te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr. P.W.A.M. van Roy beiden tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder. 1. Procesverloop 1.1. Bij besluiten van 15 mei 2008 (verzonden 19 mei 2008) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de besluiten van 11 december 2007 (verzonden 17 december 2007) ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten is door eisers bij deze rechtbank beroep ingesteld. 1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eisers gezonden. 1.3. De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank op 4 december 2008. Eisers zijn verschenen bijgestaan door mr. M.W.M. Pennings. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.H.J. Pietermans. 2. Overwegingen 2.1. Door eiser [eiser A] en door eiser [eiser B] is op 25 juni 2007 respectievelijk op 4 juli 2007 een verzoek om planschadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingediend bij verweerder in verband met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Grensmaas”. 2.2. Door “Van Zundert Franker Advies B.V.” (hierna; Van Zundert), aangewezen als schadebeoordelingscommissie als bedoeld in de “Procedureregeling planschadevergoeding gemeente Echt-Susteren”, is op verzoek van verweerder ten aanzien van deze aanvragen afzonderlijk advies uitgebracht op 12 november 2007, nader aangepast op 20 november 2007. 2.3. Bij primair besluiten van 11 december 2007 heeft verweerder afwijzend beslist op eisers verzoeken om planschadevergoeding. 2.4. Bij bestreden besluiten van 19 mei 2008 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Voor de motivering heeft verweerder verwezen naar het advies van de “Commissie bezwaarschriften” (hierna: de commissie). 2.4.1. De commissie heeft overwogen dat Van Zundert als schadebeoordelingscommissie van de juiste planschadevergelijking is uitgegaan De commissie stelt dat niet in geding is dat door Van Zundert op de juiste wijze is beoordeeld dat bij de planschadevergelijking tussen het oude “Uitbreidingsplan aanwijzende de bestemming in hoofdzaak” en het nieuwe bestemmingsplan “Grensmaas” eisers, voor wat betreft de bebouwingsmogelijkheden op hun percelen, in een planologisch nadeliger positie zijn gebracht. Van Zundert heeft, door bij de planologische vergelijking alsnog voorzienbaarheid c.q. passieve risicoaanvaarding te betrekken, volgens de commissie recht gedaan aan een juiste wijze van planschadebeoordeling. Van Zundert heeft volgens de commissie terecht en op goede gronden in zijn gewijzigde versie van 20 november 2007 van het definitieve planschadeadvies d.d. 12 november 2007 geoordeeld dat in casu sprake is geweest van risicoaanvaarding in de vorm van “riskant stilzitten”, nu eisers de onder het voorafgaande planologische regime bestaande bouwmogelijkheid niet hebben benut. 2.4.2. Uit onder andere het streekplan “Provinciaal Omgevingslan Limburg, Pol Grensmaas” van 2001, bleek volgens de commissie dat de bouwmogelijkheid bij de komende herziening van het bestemmingsplan zou moeten vervallen. Van eisers mocht als redelijk denkende en handelende eigenaren worden verwacht dat er gelet op het voorontwerpbestemmingsplan “Grensmaas” aanleiding bestond rekening te houden met de kans dat de planologische situatie op de percelen in negatieve zin zou gaan veranderen. 2.4.3. De commissie overweegt dat er weliswaar in eerste aanleg sprake was van een definitief advies (van 12 november 2007), maar dat dit niet betekent dat verweerder zich diende te onthouden van een toetsing op grond van artikel 3:9 van de Awb of de adviezen van Van Zundert op zorgvuldige wijze en met inachtneming van alle feiten en omstandigheden tot stand zijn gekomen. 2.4.4. De commissie is niet gebleken dat de planschadeadviezen van Van Zundert onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, noch dat er anderszins gebreken kleven aan deze adviezen waardoor verweerder zich, gelet op het bepaalde in afdeling 3.3. van de Awb niet in redelijkheid op de adviezen heeft kunnen baseren. Verweerder is volgens de commissie dan ook terecht en op goede gronden gekomen tot afwijzing van de gevraagde planschadevergoedingen op basis van het gewijzigd planschadeadvies van 20 november 2007 van Van Zundert. 2.5. Tegen deze besluiten is namens eisers beroep aangetekend bij deze rechtbank. Daarbij wordt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verweerder direct na het definitief advies van 12 november 2007 van Van Zundert een besluit had dienen te nemen. Verder wordt aangevoerd dat het “POL Grensmaas 2001” geen aanknopingspunten biedt voor het niet meer mogen bouwen op de percelen van eisers. Over de voorzienbaarheid voeren eisers aan dat het voorontwerpbestemmingsplan “Grensmaas” vanaf 30 november 2005 4 weken ter inzage heeft gelegen en dat op 29 november 2005 een inspraakavond is gehouden en derhalve niet in het voorjaar van 1999. In dit verband wordt nog gesteld dat pas sprake is van voorzienbaarheid als ten tijde van de aankoop van het perceel concrete beleidsvoornemens aanwezig zijn die openbaar zijn gemaakt. Dat was in casu niet het geval. Eisers verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 oktober 2008 (nr. 200703497). Uit jurisprudentie blijkt dat een redelijk denkend en handelend koper er niet van uit kan gaan dat een voorontwerp voor een bestemmingsplan een vaststaande uitwerking van de toekomstige invulling van een gebied behelst. De definitieve invulling kan nog steeds wijzigen. Verwezen wordt naar het schrijven van verweerder aan eiser [eiser B], waarin bevestigd wordt dat op de percelen van eisers woningbouw is toegelaten. Van voorzienbaarheid was volgens eisers geen sprake. Verder wordt er nog op gewezen dat ook onder het huidige bestemmingsplan “Grensmaas”, volgens de tekening plankaart B (laatste revisiedatum 20 januari 2006) de bouwpercelen zijn gemarkeerd als woonbestemming. 2.6. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Op 19 november 2008 heeft verweerder verder nog een afschrift toegezonden van het huis-aan-huis-blad De Trompetter van 17 februari 1999, waarin op de gemeentelijke pagina kennis wordt gegeven van de start van de inspraakprocedure over het voorontwerp van het “Bestemmingsplan Grensmaas Susteren”. Het oordeel van de rechtbank 2.7. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of de bestreden besluiten in strijd zijn met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. 2.8. Artikel 49 van de WRO, zoals dat gold ten tijde in geding, bepaalde dat, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van, voor zover hier relevant, de bepalingen van een bestemmingsplan, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, burgemeester en wethouders hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen. 2.9. In uitspraken van de Afdeling van 15 januari 2003 is uitgemaakt dat de peildatum voor het ontstaan en voor de beoordeling van de planschadeaansprakelijkheid de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bepalend is, in casu 19 december 2006, de datum van goedkeuren van het nieuwe bestemmingsplan “Grensmaas”. 2.10. Niet in geschil is dat eisers ten gevolge van het bestemmingsplan “Grensmaas” in een planologisch nadeliger situatie qua bebouwingsmogelijkheden zijn komen te verkeren. 2.11. Vervolgens heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank Van Zundert terecht gevolgd in diens nader aangepast (en nader onderbouwd) advies van 20 november 2007, dat er sprake is van aanvaarding door eisers van het risico dat de bouwmogelijkheid op hun percelen zou komen te vervallen, nu het voorontwerp van het bestemmingsplan “Grensmaas” door burgemeester en wethouders van de toenmalige gemeente Susteren van 18 februari tot en met 17 maart 1999 ter inzage is gelegd en op 2 maart 1999 een informatieavond is gehouden in het gemeenschapshuis van Roosteren. Door verweerder is een kopie overgelegd van de de kennisgeving daarvan in het huis-aan-huis-blad De Trompetter op 17 februari 1999. 2.12. De rechtbank heeft, na onderzoek ter zitting, geen aanleiding om eraan te twijfelen dat het door verweerder overgelegde stuk (gedateerd september 1997; gewijzigd augustus 1998; gewijzigd oktober 1998) het voorontwerpbestemmingsplan betreft en dat de ter zitting getoonde originele kaarten, - een kaart gedateerd 14 oktober 1998 met de specifieke woonbestemming, waarop wordt verwezen naar planvoorschrift 15, en een andere kaart, gedateerd 24 juli 1998, met de dubbelbestemmingen -, de kaarten zijn die behoren bij het voorontwerpbestemmingsplan “Grensmaas”, zoals dat in 1999 ter inzage heeft gelegen en voorwerp van inspraak is geweest. 2.13. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat de tekst van planvoorschrift 15, onder II, aanhef en onder c, van het voorontwerpbestemmingsplan “Grensmaas” en de tekst planvoorschrift 15, onder II, aanhef en onder c, van het vigerende bestemmingsplan “Grensmaas” gelijkluidend zijn. De rechtbank constateert dat, naar ook tussen partijen niet in geschil is, deze voorschriften een verbod voor het bouwen van een woning op de percelen van eisers inhouden. Als dat anders zou zijn, zou er immers geen grondslag zijn om te concluderen dat eisers door het bestemmingsplan “Grensmaas” in een nadeliger positie zijn gekomen. 2.14. Het feit dat Van Zundert eerst in tweede instantie is geattendeerd op, dan wel pas in tweede instantie heeft beseft dat het voorontwerpbestemmingsplan reeds voorjaar 1999 in de inspraak is gegaan, en daarop zijn definitieve advies van 12 november 2007 op 20 november 2007 heeft aangepast, maakt bovenstaand oordeel, gezien ook het bepaalde in artikel 3:9 van de Awb, niet anders. De rechtbank begrijpt dat eisers aan het aanvankelijke advies van Van Zundert verwachtingen hebben ontleend, maar ook dat betekent niet dat verweerder niet mocht afgaan op het aangepaste advies. 2.15. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat aan het advies van schadebeoordelingscommissie Van Zundert naar inhoud of wijze van tot stand komen zodanig gebreken kleven dat verweerder zijn besluitvorming daar niet op heeft mogen baseren. Evenmin is Van Zundert naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan van een onjuiste opvatting omtrent de vraag of er sprake was van zodanige voorzienbaarheid dat het door eisers geleden nadeel redelijkerwijs ten laste van eisers dient te blijven. Hetgeen in beroep door eisers overigens nog is aangevoerd, heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid. Mitsdien wordt als volgt beslist. 3. Beslissing De rechtbank Roermond; gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht; verklaart de beroepen ongegrond. Aldus gedaan door mrs. Th. M. Schelfhout, A.W.P. Letschert en C.M.W. Nobis (voorzitter) in tegenwoordigheid van L.M.W. Ottenheim als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2008. Voor eensluidend afschrift: de wnd. griffier: verzonden op: 12 december 2008 Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.