Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9424

Datum uitspraak2008-09-05
Datum gepubliceerd2009-01-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/710204-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

WOTS


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/710204-08 Datum uitspraak: 5 september 2008 Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering ex artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 17 juni 2008, strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van de strafrechtbank nr. 3 te Algeciras, Spanje d.d. 18 juli 2007, waarbij is veroordeeld: [veroordeelde], geboren te [woonplaats] (Marokko) in [1942], wonende te [woonplaats], [adres], hierna te noemen de veroordeelde, ter zake van een delict tegen de volksgezondheid, tot onder meer een gevangenisstraf van drie jaar en één dag. De stukken De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van de volgende stukken: 1. een brief d.d. 4 juni 2008 van het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving aan de officier van justitie te Utrecht, met het verzoek om advies inzake overbrenging van de veroordeelde en waaruit blijkt dat de veroordeelde zich sinds 8 januari 2007 in detentie bevindt, en de te verwachten datum van definitieve invrijheidstelling in Spanje 17 januari 2010 is; 2. een geschrift d.d. 23 augustus 2007, inhoudende een instemming van veroordeelde met betrekking tot overbrenging naar Nederland voor het ondergaan van het overblijvende gedeelte van zijn straf; 3. een vonnis van strafrechtbank nummer 3 van Algeciras, Spanje, waaruit blijkt dat de veroordeelde ter zake van overtreding van de artikelen 368 en 369 van het Wetboek van Strafrecht op 18 juli 2007 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en één dag; 4. een geschrift d.d. 3 oktober 2007, waaruit blijkt dat de volledige termijn van de veroordeling, zonder voorwaardelijke invrijheidstelling, die moet worden uitgezeten begint op 18 juli 2007 en zal zijn verstreken op 17 januari 2010; 5. de tekst van de toepasselijke artikelen van de Spaanse Strafwet; 6. de geautoriseerde vertaling in de Nederlandse taal van de onder 3, 4 en 5 genoemde stukken; 7. de stukken met betrekking tot de voorlopige aanhouding en de invrijheidsstelling; De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Ook overigens is bij het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan. Het onderzoek ter terechtzitting Ter openbare terechtzitting van 5 september 2008 heeft de behandeling van de vordering plaats gehad. Daarbij zijn gehoord de officier van justitie en de veroordeelde. De veroordeelde heeft verklaard: dat hij [veroordeelde], geboren te [woonplaats] (Marokko) in [1942], is, dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit; dat hij een vaste woonplaats in Nederland heeft; dat het vonnis, waarbij hij in Spanje is veroordeeld hem bekend is; dat hij volhardt in zijn verzoek om de nog resterende vrijheidstraf in Nederland te mogen ondergaan. De officier van justitie heeft ter zitting de conclusie als bedoeld in artikel 28, achtste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen voorgelezen en deze vervolgens aan de rechtbank overgelegd. De veroordeelde heeft onder meer verzocht hem een lagere straf op te leggen dan Spanje heeft gedaan, en wel een gevangenisstraf gelijk aan de tijd gedurende welke hij reeds van zijn vrijheid beroofd is geweest. Beoordeling van de toelaatbaarheid van de vordering De vordering is gegrond op het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983, Trb 74 (verder te noemen het Verdrag) en op de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (verder te noemen de Wet). De overgelegde stukken voldoen aan de eisen gesteld in genoemd Verdrag. Blijkens de inhoud van die stukken zou de veroordeelde in Spanje uiterlijk op 17 januari 2010 in vrijheid worden gesteld. Op 13 januari 2009 zou veroordeelde 2/3 van zijn straf hebben uitgezeten. Uit de inhoud van de overgelegde stukken en uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag en aan de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 18 van de Wet. Van beletselen als bedoeld in artikel 30 lid 1 van de Wet is niet gebleken. Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland is derhalve op het Verdrag en de Wet gegrond en toelaatbaar. De strafoplegging De omstandigheid dat de tenuitvoerlegging toelaatbaar wordt geacht brengt ingevolge artikel 31, eerste lid van de Wet juncto artikel 9, eerste lid sub b van het Verdrag mee dat de rechtbank voor de straf die de rechterlijke beslissing van de strafrechtbank nr. 3 te Algeciras, Spanje d.d. 18 juli 2007 aan de veroordeelde heeft opgelegd een sanctie in de plaats dient te stellen, welke op het overeenkomstige feit naar Nederlands recht is gesteld. Ten laste van veroordeelde is bij meergenoemd vonnis bewezen verklaard dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan een delict tegen de volksgezondheid. Dit feit is strafbaar gesteld bij artikel 368 en artikel 369-6° van het Wetboek van Strafrecht. Het overeenkomstige feit is naar Nederlands recht strafbaar gesteld in artikel 3 aanhef en onder B en C van de Opiumwet. Ter zake van dit feit kan, indien sprake is van een grote hoeveelheid verdovende middelen, zoals in casu, een maximum straf van 6 jaar worden opgelegd. De rechtbank acht de veroordeelde ter zake van dit strafbare feit strafbaar, nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die deze strafbaarheid zouden kunnen verminderen of opheffen. Bij het bepalen van de sanctie heeft de rechtbank in aanmerking genomen hetgeen daaromtrent is voorgeschreven in artikel 11 van het Verdrag. De rechtbank meent dat de ernst van het gepleegde feit beoordeeld dient te worden naar Nederlandse maatstaven en opvattingen, rekening houdend met internationaal rechtelijke gevoeligheden. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het vervoer van grote hoeveelheden softdrugs zowel in Nederland als in Spanje als een ernstige inbreuk op de rechtsorde geldt. Voorts meent de rechtbank dat de veroordeelde, door zich in Spanje schuldig te maken aan voornoemd delict, het risico heeft genomen daarvoor zwaarder te worden gestraft dan in Nederland gebruikelijk is. De rechtbank is echter van oordeel dat de in Spanje aan de veroordeelde opgelegde straf, in aanmerking genomen de maximumstraf die naar Nederlands recht op het feit is gesteld en mede in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde, dusdanig hoog is dat volledige tenuitvoerlegging van de door Spanje opgelegde straf in redelijkheid niet verantwoord is. Blijkens het strafblad van de veroordeelde d.d. 28 augustus 2008 is hij eerder tot een geldboete veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Op vorenstaande gronden is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren gerechtvaardigd is. BESLISSING De rechtbank acht de tenuitvoerlegging toelaatbaar en verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van de strafrechtbank nr. 3 te Algeciras, Spanje d.d. 18 juli 2007, voor zover het betreft de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank legt aan de veroordeelde ter zake van het in dat vonnis bewezenverklaarde feit op een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd gedurende welke veroordeelde ter zake van dit feit in Spanje en in Nederland van zijn vrijheid beroofd is geweest, te weten van 8 januari 2007 tot en met 23 juni 2008. Aldus gedaan door mrs. A.G. Bakker, Z.J. Oosting en L.E. Verschoor-Bergsma, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 5 september 2008.