
Jurisprudentie
BG9603
Datum uitspraak2008-12-18
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5236 MAW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5236 MAW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bevoegdheidsgebrek is geheeld. Het al dan niet toewijzen van een functie berust op een aan het bestuurorgaan toekomende discretionaire bevoegdheid. De commandant heeft voldoende de stelling weerlegd dat appellant meer geschikt zou zijn voor de functie.
Uitspraak
07/5236 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 27 juli 2007, 07/1022, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commandant Zeestrijdkrachten (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 18 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2008. Appellant is verschenen. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A.W.C. Naalden, werkzaam bij het ministerie van Defensie.
II. MOTIVERING
1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1. In juni 2005 is bekend gemaakt dat er in het kader van de vorming van de organisatie van de commandant binnen de werkorganisatie P&O een nieuw (staf)bureau rechtspositie wordt opgericht en dat een van de beschikbare functies de functie van senior medewerker administratief recht is, aan welke functie de rang van [functie] (hierna: functie) is verbonden. Appellant, die toen de rang van [rang appellant] had en sinds februari 2004 als [naam functie] op de marinebasis te Den Helder werkzaam was, heeft op 29 juni 2005 zijn belangstelling voor de functie kenbaar gemaakt.
1.2. Medio november 2005 is de vacaturemelding van de functie gevolgd, waaraan (nader) de rang van [rang van de nieuwe functie] verbonden is. Appellant is in de sollicitatie-procedure betrokken.
1.3. Nadat appellant in februari 2006 telefonisch had vernomen dat hem de functie niet is toegewezen, is hem dit bij besluit van 19 september 2006 bevestigd. De functie is toegewezen aan [P.S.], toen werkzaam als [naam functie] [naam dienstonderdeel] van de Koninklijke marine.
1.4. De commandant heeft bij het bestreden besluit van 11 januari 2007 het bezwaar dat appellant tegen het besluit van 19 september 2006 had ingediend, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep dat appellant tegen het bestreden besluit heeft ingesteld, ongegrond verklaard.
3. De Raad komt naar aanleiding van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht tot de volgende beoordeling.
3.1. Appellant heeft volhard in zijn stelling dat het bestreden besluit niet bevoegd is genomen. De Raad volgt appellant hierin niet. Weliswaar is het primair besluit van 19 september 2006 onbevoegd door de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten genomen, aangezien sinds 5 september 2005 de commandant daartoe bevoegd is, maar dit gebrek is bij het bestreden besluit afdoende geheeld. De Raad is, evenmin als de rechtbank, gebleken dat het bestreden besluit strijdt met enig onderdeel van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.2. Met betrekking tot de stelling van appellant dat hem de functie had moeten worden toegewezen, wijst de Raad er eerst op dat het al dan niet toewijzen van een functie berust op een aan gedaagde toekomende discretionaire bevoegdheid. Dit brengt mee dat de toetsing door de rechter van de gebruikmaking van die bevoegdheid terughoudend dient te zijn.
3.3. Blijkens de gedingstukken heeft de commandant de functie aan [P.S.] toegewezen primair omdat [P.S.] al de rang van [rang van de nieuwe functie] had, zodat de toewijzing horizontaal kon plaatsvinden. In het geval van appellant, die ten tijde hier van belang de rang van [rang appellant] had, zou de functietoewijzing verticaal zijn. De Raad is niet kunnen blijken dat de commandant niet in redelijkheid tot deze keuze, die gestoeld is op artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering defensie, is kunnen komen. Hierbij neemt de Raad in aanmerking dat naar zijn oordeel de commandant de stelling van appellant dat hij voor de functie meer geschikt dan [P.S.] was, voldoende geadstrueerd heeft weerlegd met het argument dat [P.S.] evenals appellant de vereiste kennis en ervaring op het personeelsterrein had en in gelijke mate als appellant geschikt voor de functie was. De Raad kan niet inzien dat de kanteling van de functie van het niveau van adjudant onderofficier naar die van sergeant-majoor ten aanzien van appellant oneigenlijk was en hem overigens nadeel heeft berokkend.
3.4. Tot slot heeft appellant volgehouden dat kapitein ter zee [A.B.], destijds de [manager] van appellant, bij hem het vertrouwen heeft opgewekt dat de functie aan hem zou worden toegewezen. In dit vertrouwen vindt appellant zich geschaad. Volgens vaste rechtspraak kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van de betrokkene uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen zijn gedaan die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Hiervan is in dit geval geen sprake. Indien al juist is dat [A.B.] zich in de door appellant begrepen zin tegenover hem heeft uitgelaten - [A.B.] heeft dit betwist - dan moet in elk geval gelden dat [A.B.], zoals appellant wist, niet tot het beslissen over de toewijzing van de functie bevoegd was.
4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant faalt. De aangevallen uitspraak moet dus worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 december 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD