Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9605

Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers811653-07 [P]
Statusgepubliceerd


Indicatie

Officier van justitie is ontvankelijk: geen détournement de pouvoir; doorzoeking niet in strijd met art. 96c Sv en bevel telefoontap rechtmatig. veroordeling hennepkwekerij op een drietal locaties, alsmede diefstal electriciteit op twee locaties. Daarnaast veroordeling aanwezigheid vuurwapens en munitie.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 811653-07 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 december 2008 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [datum en plaats] wonende te [adres] raadsman mr. J.A.M. Schoenmakers, advocaat te Breda 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 december 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: vuurwapens en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad; Feit 2: samen met anderen op meerdere locaties hennep heeft geteeld; Feit 3: twee geluiddempers van categorie I van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad; Feit 4: samen met anderen op meerdere locaties electriciteit heeft weggenomen. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De ontvankelijkheid van de officier van justitie De verdediging heeft aangevoerd dat zich tijdens het (voorbereidend) opsporingsonderzoek zo veel onrechtmatigheden hebben voorgedaan dat geen sprake meer kan zijn van een behandeling van de zaak die voldoet aan de beginselen van behoorlijke procesorde. Onder verwijzing naar artikel 359 a, eerste lid, sub c, Wetboek van Strafvordering dient naar opvatting van de verdediging de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het voornaamste argument van de verdediging is dat bij de controle aan de Souvereinstraat 13/13A te Oosterhout sprake is geweest van “détournement de pouvoir.” Uit het dossier blijkt immers dat er reeds verdenkingen bestonden jegens verdachte [naam verdachte] en dat de loods aan de Souvereinstraat in de gaten werd gehouden, doch dat er strafvorderlijk geen middelen aanwezig waren de loods binnen te gaan. Daarvoor is de controlebevoegdheid van de gemeente ten onrechte aangewend. Daarnaast is door de verdediging aangevoerd dat de doorzoeking in de loods aan de Souvereinstraat 13/13a te Oosterhout niet in overeenstemming was met artikel 96c van het Wetboek van Strafvordering omdat de aanwezigheid van de officier van justitie niet is afgewacht terwijl daar wel aanleiding toe bestond. Ook het bevel tot de telefoontap in de zaak van verdachte zou door de rechter-commissaris niet zijn afgegeven, zo stelt de verdediging, als aan de rechter-commissaris alle relevante informatie zou zijn aangeboden. Zo is door de verbalisanten nagelaten te vermelden dat de taps onder [2 medeverdachten] niets belastend hadden opgeleverd. De verbalisanten hebben verzuimd om ten spoedigste proces-verbaal op te maken van hetgeen door hen tot opsporing is verricht. Mochten de genoemde argumenten afzonderlijk geen doel treffen dan dienen de argumenten dit in onderlinge samenhang bezien, in ieder geval wel te doen. Daarbij wordt bovendien gewezen op de onvolledigheid van het dossier waardoor de transparantie en toetsbaarheid eveneens in het geding is. De verdediging is van mening dat indien hetgeen is aangevoerd niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie leidt, dan dienen de resultaten van het onderzoek voor het bewijs te worden uitgesloten. De verdediging verwijst daarbij naar artikel 359a lid 1 sub b van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er zich geen onrechtmatigheden in het opsporingsonderzoek hebben voorgedaan. Wat betreft de controlebevoegdheid is er geen misbruik gemaakt van de bevoegdheden. Dhr. [naam toezichthouder van de gemeente], toezichthouder bij de gemeente Oosterhout, heeft immers zelf het initiatief genomen tot de controle en heeft daarbij om assistentie van de politie gevraagd. De politie heeft vervolgens aan het verzoek van de gemeente gehoor gegeven. De officier van justitie is van mening dat de voorschriften van artikel 96c van het Wetboek van Strafvordering niet zijn geschonden. Op het moment van de doorzoeking was de officier van justitie niet in de gelegenheid daarbij aanwezig te zijn. De hulpofficier van justitie was gemachtigd en bovendien ook bevoegd tot optreden aangezien de dringende noodzakelijkheid dat vereiste. Wat betreft de machtigingen van de rechter-commissaris, is er steeds een overzicht gepresenteerd van de beschikbare informatie waarbij de tapgesprekken in bijlage aan de aanvraag processen-verbaal zijn gevoegd. Het oordeel van de rechtbank. Detournement de pouvoir ? De rechtbank stelt op grond van het procesdossier vast dat op basis van twee MMA-meldingen uit 2006 en 2007 de politie nader onderzoek heeft verricht. Vervolgens is besloten twee personen te tappen. De aanvraag daartoe is door de RC gehonoreerd. Op basis van die tapgesprekken en de informatie uit de MMA meldingen is verdachte [naam verdachte] in beeld gekomen. Er is een machtiging aangevraagd [naam verdachte] te mogen tappen en te observeren. Die machtigingen zijn verleend op 30 juli 2007. Op zich zelf onderschrijft de rechtbank dan ook de stelling van de verdediging dat [naam verdachte] reeds verdachte was vóórdat op 31 juli 2007 de loodsen aan de Souvereinstraat werden gecontroleerd. Dit betekent evenwel niet dat daarmee vast staat dat de controlebevoegdheid aan de Souvereinstraat ten onrechte of op oneigenlijke gronden is aangewend. De rechtbank stelt namelijk op grond van de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [volledige naam toezichthouder] vast da[naam toezichthouder van de gemeente] de initiatiefnemer van de controle aan de Souvereinstraat 13/13a te Oosterhout is geweest. Tevens blijkt uit voornoemde verklaringen dat de politie ter assistentie is verzocht om mee te gaan met deze controle, omda[naam toezichthouder van de gemeente] het vermoeden had dat in die loods dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen. Dat niet de milieu-politie maar verbalisanten de assistentie hebben verleend doet aan deze gang van zaken niet af.[naam toezichthouder van de gemeente] betrad als eerste de loods en nam in hal 4 een hennepgeur waar. Hij kwam naar buiten en deelde zijn bevindingen aan de aanwezige verbalisanten mede. Op dat moment betraden de verbalisanten de loods en zij namen eveneens een hennepgeur waar. Op grond van hun waarnemingen is het optreden van de verbalisanten overgegaan in een optreden ex artikel 9 van de Opiumwet. Nu [naam toezichthouder van de gemeente] de initiatiefnemer van de controle is geweest, kan niet worden gesteld dat de controle aan de Souvereinstraat op oneigenlijke gronden is geschied. Doorzoeking in strijd met artikel 96c van het Wetboek van Strafvordering ? Meteen na het betreden van de loods namen de verbalisanten contact op met de officier van justitie, omdat kasten doorzocht moesten worden. De verbalisanten bevroren de situatie ter plaatse en de hulpofficier van justitie verkreeg vervolgens telefonisch toestemming van de officier van justitie om de loods te doorzoeken als bedoeld in artikel 96c van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 96c, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geeft de officier van justitie de mogelijkheid om in geval van dringende noodzaak in verband met het onderzoek en indien het optreden van de officier van justitie niet kan worden afgewacht de hulpofficier van justitie te machtigen om de bedoelde plaatsen te doorzoeken. De rechtbank is gelet op het verhandelde ter zitting en het procesdossier van oordeel dat niet voorzien was dat bij voornoemde controle door [naam toezichthouder van de gemeente] verdovende middelen aangetroffen zouden worden en dat er enkel een reguliere controle door de gemeente zou plaatsvinden. Het is daarom begrijpelijk dat de officier van justitie niet beschikbaar was om de doorzoeking te leiden. Ter zitting heeft de officier van justitie verklaard dat zij op 31 juli 2007 verhinderd was om zich naar deze locatie te begeven en dat er geen andere officieren van justitie beschikbaar waren om haar waar te nemen. Zij heeft vervolgens de hulpofficier van justitie gemachtigd om de doorzoeking te leiden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de doorzoeking op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank merkt overigens in dit verband op dat deze doorzoeking enkel heeft geleid tot de vondst van de erectiebevorderende pillen. Door de vondst van alleen deze pillen zijn de belangen van verdachte niet geschaad, nu het bezit van deze pillen niet ten laste is gelegd en deze pillen dus geen rol spelen bij de te nemen beslissing als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Bevel telefoontap onrechtmatig ? Het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat die bevoegdheid aan de officier van justitie is verleend. De rechter-commissaris dient tevoren een schriftelijke machtiging te hebben verstrekt. Het staat daarbij in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een verdenking als bedoeld in artikel 126m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en of het onderzoek dringend vordert dat gegevensverkeer wordt opgenomen. Bij deze laatste toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. De rechter-commissaris dient bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan bovenstaande wettelijke voorwaarden is voldaan. Aan de zittingsrechter ten slotte staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling, in een geval als het onderhavige waarin de rechter-commissaris tevoren een machtiging heeft verstrekt, een beantwoording in van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen (vgl. HR 11 oktober 2005, LJN AT4351). De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de aan de rechter-commissaris verstrekte informatie niet onvolledig en niet onjuist is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhoud van de tapgesprekken in het proces-verbaal die aan de rechter-commissaris is voorgelegd, is verwerkt, zodat de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kon komen tot verstrekking van het bevel tot opnemen van telecommunicatie. Het feit dat de telefoons van [2 medeverdachten] op dat moment niet meer getapt werden, is niet doorslaggevend. Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bevel tot opnemen van telecommunicatie rechtmatig is afgegeven. Ook dit verweer wordt verworpen. Overige argumenten Voorzover de verdediging heeft betoogd dat [naam verdachte] formeel geen verdachte was, maar dat er zich in het procesdossier wel een proces-verbaal van bevindingen bevindt waaruit blijkt dat over hem gerelateerd wordt, overweegt de rechtbank dat het waarnemen en relateren in een proces-verbaal onder de normale werkzaamheden van een verbalisant vallen. Bovendien wordt [naam verdachte] genoemd in de MMA-melding van 24 april 2007, waardoor verdachte meer dan anders de aandacht van de verbalisanten trok. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat er zich naar het oordeel van rechtbank geen onrechtmatigheden in het opsporingsonderzoek hebben voorgedaan en de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie evenmin als bewijsuitsluiting is dan ook niet aan de orde. Evenmin is er grond om tot bewijsuitsluiting over te gaan. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 en 4 heeft begaan en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van doorzoeking op het adres Kastanjelaan 83 te Oosterhout, het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding de doorzoeking van een chalet op camping De Eekhoorn te Oosterhout, de processen-verbaal betreffende aangetroffen wapens van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Tevens acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de onder feit 2 genoemde hennepteelt aan de Souvereinstraat 13/13a, Boerhaavelaan 153 en de Nieuwe Bouwlingstraat 4a te Oosterhout, de Goeseelstraat 13 te Breda, de Gildenweg 14 te Zwijndrecht en de Wilhelminalaan 54 te Brakel. Ten aanzien van de Souvereinstraat 13/13a te Oosterhout baseert zij zich op de inhoud van de tapgesprekken in combinatie met de verklaring van [mededader 5], de waarnemingen door de politie van de aanwezigheid van verdachte en de verklaring van [getuige 3]. Met betrekking tot de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout baseert de officier van justitie zich op de tapgesprekken en de verklaring van [getuige 3], mede in onderlinge samenhang bezien met de informatie met betrekking tot de andere locaties. Ten aanzien van de locatie aan de Nieuwe Bouwlingstraat 4a te Oosterhout acht zij de betrokkenheid van verdachte wettig en overtuigend bewezen op grond van de inhoud van de tapgesprekken, de sms-berichten in combinatie met de verklaring van [getuige 3], de waarnemingen van het observatieteam en de aangetroffen administratie. De betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij aan de Goeseelstraat 13 te Breda is wettig en overtuigend bewezen op basis van de inhoud van de tapgesprekken in combinatie met het aantreffen van de sleutel en de aangetroffen administratie waarin in zijn algemeenheid de rol van verdachte blijkt als degene die daadwerkelijk de regie over de hennepkwekerijen heeft. Met betrekking tot de hennepkwekerij aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht baseert de officier van justitie zich op de tapgesprekken waaruit blijkt dat hij van alle hennepkwekerijen op de hoogte is, het feit dat hij het pand [naam verhu[mededader 6] huurde en het contact dat hij daarover met medeverdachte [medeverdachte] heeft. Voor wat betreft de hennepkwekerij aan de Wilhelminalaan 54 te Brakel, leidt de officier van justitie de betrokkenheid van verdachte af uit de inhoud van de tapgesprekken en de verklaring van [getu[mededader 4]. Tenslotte acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van electriciteit met braak voor de locaties Goeseelstraat 13 te Breda, Gildenweg 14 te Zwijndrecht en de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout. Zij baseert zich op de hiervoor weergegeven betrokkenheid van verdachte bij deze hennepkwekerijen in onderlinge samenhang bezien met de aangetroffen administratie en de sfeer die uit de tapgesprekken in dit onderzoek naar voren is gekomen. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de betrokkenheid van verdachte bij alle tenlastegelegde hennepkwekerijen, zodat hij hiervan vrijgesproken dient te worden. Ten aanzien van de kwekerij aan de Souvereinstraat te Oosterhout blijkt niet uit het procesdossier dat verdachte iets met deze loods van doen had. Hij is daar niet gezien en het enkele feit dat er viagra bij verdachte is aangetroffen, betekent niet dat hij bij de kwekerij betrokken was. Evenmin heeft verdachte afspraken gemaakt met medeverdachten, zodat er ook geen sprake van medeplegen kan zijn. Met betrekking tot de kwekerij aan de Nieuwe Bouwlingstraat 4a te Oosterhout merkt de verdediging op dat verdachte niet wordt genoemd als de grote man, ook niet door [getuige 3]. De Mercedes Vito is wel gezien, maar medeverdachte [medeverdachte] was volgens zijn eigen verklaring de bestuurder van deze auto. Ook de tapgesprekken bevatten niet het bewijs dat verdachte betrokken was bij deze kwekerij. Er is derhalve onvoldoende wettig bewijs. Ook ten aanzien van de kwekerij aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout kan de betrokkenheid van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte is niet bij dit pand gezien en [mededader 2] heeft toegegeven dat hij alleen deze kwekerij had. Er bevindt zich 1 tapgesprek in het dossier en dat leidt er niet toe dat verdachte betrokken is bij de kwekerij. Daarnaast heeft de politie niet vastgesteld dat er een lekkage was waarover in dit tapgesprek gesproken werd. Evenmin kan de betrokkenheid van verdachte bij de kwekerij aan de Goeseelstraat 13 te Breda bewezen worden. Er bevinden zich in het dossier geen belastende verklaringen tegen verdachte, verdachte is niet gezien en medeverdachte [medeverdachte] heeft het feit bekend. Het feit dat de aangetroffen sleutel aan de sleutelbos van de Vito op de woning past, zegt niet dat verdachte gebruik van de Mercedes Vito heeft gemaakt. Verdachte is niet te linken aan deze locatie. Met betrekking tot de locatie aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht merkt de verdediging op dat alleen de verklaring [naam verhuurder] belastend voor verdachte is. Deze verklaring is ongeloofwaardig, want niet is gebleken dat verdachte het pand heeft gehuurd en de huurprijs heeft betaald. [mededader 6] is eerder wegens overtreding van de Opiumwet veroordeeld. Verdachte is niet bij dit pand gezien. Tenslotte hebben medeverdachte [medeverdachte] en [mededader 3] dit feit bekend. Verdachte wordt niet door deze personen genoemd. Uit de tapgesprekken wordt de rol van verdachte niet duidelijk. Tenslotte kan evenmin de kwekerij aan de Wilhelminalaan 54 te Brakel wettig en overtuigend bewezen worden. [mededader 4] en [mededader 5] bekennen dit feit. Verdachte is niet bij deze locatie gezien en hij kan op basis van de tapgesprekken evenmin aan deze locatie gelinkt worden. De verdediging verzoekt verdachte van de onder 3. tenlastegelegde diefstal van electriciteit vrij te spreken, omdat verdachte geen enkele rol heeft gespeeld bij het aansluiten van de electriciteit. Tenslotte refereert de verdediging zich aan de onder 1. en 4. tenlastegelegde feiten, omdat verdachte deze feiten bekend. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Feit 1 De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op: - het proces-verbaal doorzoeking ; - het proces-verbaal betreffende de aangetroffen vuurwapens en munitie - het proces-verbaal doorzoeking ; - het proces-verbaal betreffende de aangetroffen vuurwapens - de bekennende verklaring van verdachte . Feit 2 Souvereinstraat 13/13a te Oosterhout In het pand aan de Souvereinstraat 13/13A, hal 4, werd op 31 juli 2007 een inwerking zijnde hennepdrogerij aangetroffen. Uit het huurcontract blijkt dat deze hal werd gehuurd door medeverdachte [mededader 5], die heeft verklaard dat hij wist dat de hennepdrogerij in zijn pand zat en dat hij geen namen wil noemen van degene die betrokken is geweest bij de drogerij. Het tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte], waarin medeverdachte [medeverdachte] verdachte op de hoogte stelt van het feit dat de politie bij “Ries” is, is onvoldoende om dergelijke betrokkenheid vast te stellen. Er zijn geen wettige bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij deze hennepdrogerij. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken. Boerhaavelaan 153 te Oosterhout In de woning aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout werd op 16 augustus 2007 een inwerkingzijnde hennepkwekerij (stekkenkwekerij) aangetroffen met 282 hennepplanten . Uit onderzoek bleek dat de aangetroffen planten een positieve reactie gaven indicatief voor THC vermeld op lijst II van de Opiumwet. De heer [mededader 2], voormalig huurder van de woning, heeft verklaard dat de kwekerij van hem is. In het gesprektussen [mededader 2] en verdachte zegt [mededader 2] dat de lekkages nog steeds niet gemaakt zijn waarop verdachte antwoordt dat hij het heeft doorgegeven. Voorts vraagt [mededader 2] wat hij nou van die plantjes krijgt. Verdachte zegt ‘niks natuurlijk’. Verder zitten in het dossier een tweetal smsjes waarin [mededader 2] nogmaals vraagt aan verdachte wanneer ze die dingen komen vervangen en of verdachte wat geld voor hem heeft. De rechtbank acht gelet op bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. Goeseelstraat 13 te Breda Aan de Goeseelstraat 13 te Breda is een hennepkwekerij aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard deze kwekerij gebouwd te hebben met A. Vink. Er zijn wel een aantal tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte], waarin [medeverdachte] aangeeft dat ze morgen klaar zijn met aansluiten en [medeverdachte] vraagt of verdachte Jeroen nog aan de lijn heeft gehad. Dit is evenwel onvoldoende om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat verdachte betrokken is geweest bij deze hennepkwekerij, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. Nieuwe Bouwlingstraat 4a te Oosterhout In een pand aan de Nieuw Bouwlingstraat 4a te Oosterhout werd op 28 augustus 2007 een inwerkingzijnde hennepkwekerij en stekkerij aangetroffen met 144 hennepplanten en 13.492 hennepstekken . Uit onderzoek bleek dat de aangetroffen planten een positieve reactie gaven indicatief voor THC vermeld op lijst II van de Opiumwet. Het geforceerde cilinderslot van dit pand is meegenomen voor nader onderzoek. In de Mercedes Vito die op naam van verdachte stond is een sleutelbos aangetroffen met een foto als sleutelhanger. Op de foto staat verdachte met zijn 2 kinderen afgebeeld . Eén van de sleutels aan deze bos bleek te passen op het eerdergenoemde cilinderslot. Uit een tapgesprek blijkt dat de schaartjes en stoeltjes naar ‘K’ moeten en dat meneer Henri het verder regelt met hen. [getuige 3] heeft verklaard dat met ‘K’ de locatie Nieuwe Bouwlingstraat te Oosterhout wordt bedoeld. De rechtbank acht gelet op bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. Gildenweg 14 te Zwijndrecht In de loods van het pand aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht werd op 28 augustus 2007 een hennepkwekerij aangetroffen met 716 hennepplanten . Uit onderzoek bleek dat de aangetroffen planten een positieve reactie gaven indicatief voor THC vermeld op lijst II van de Opiumwet. Uit een gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat de schuif van de tussendeur kapot is getrokken en dat ze daar bezig zijn. Tevens bevindt zich in het dossier een gesprek tussen [mededader 6] (verhuurder van de loods) en verdachte, waarin verdachte aan [mededader 6] vraagt om tegen die man te zeggen dat hij morgen contant betaalt en dat alles nou ‘dingen’ is en dat het dus zonde zou zijn als het nou niet goed was. De rechtbank heeft bij de waardering van het bewijsmateriaal tevens betrokken dat verdachte geen redelijke redengevende verklaring heeft gegeven over de voor hem belastende omstandigheden zoals die blijken uit de inhoud van de tapgesprekken, die juist om opheldering vragen en waarbij hij zich beroept op zijn zwijgrecht. Nu een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank niet anders dan op grond van de gebezigde bewijsmiddelen aannemen dat verdachte een rol speelde bij de hennepkwekerij. De rechtbank acht gelet op bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. Wilhelminalaan 54 te Brakel De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde hennepkwekerij wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. De enkele verklaring van mw. [mededader 4] dat ze de stekken kreeg van [naam verdachte] is hiervoor onvoldoende, te meer nu [mededader 4] verklaart dat ze zo haar redenen heeft deze naam te noemen. Ook uit tapgesprekken blijkt onvoldoende van betrokkenheid van [naam verdachte] bij deze kwekerij. Feit 3 De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op: - het proces-verbaal doorzoeking ; - het proces-verbaal betreffende de aangetroffen vuurwapens en munitie - de bekennende verklaring van verdachte . Feit 4 Boerhaavelaan 153 te Oosterhout Zoals reeds hiervoor is overwogen, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank betrokken bij de aangetroffen hennepkwekerij aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout. Door medewerkers van Essent werd vastgesteld dat de verzegeling van de aansluitdeksel vals was, waardoor diefstal van electriciteit waarschijnlijk is. Essent heeft aangifte van diefstal gedaan. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat bij een hennepkwekerij de electriciteit op illegale wijze wordt afgenomen. De rechtbank acht gelet op bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de electriciteit. Goeseelstraat 13 te Breda Nu verdachte wordt vrijgesproken van betrokkenheid bij de kwekerij op dit adres, komt de rechtbank ook niet tot een veroordeling van de diefstal van de electriciteit. Gildenweg 14 te Zwijndrecht Zoals reeds hiervoor is overwogen, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank betrokken bij de aangetroffen hennepkwekerij aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht. Door medewerkers van Eneco werd vastgesteld dat de verzegeling van de deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was, waardoor sprake was van diefstal van electriciteit. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat bij een hennepkwekerij de electriciteit op illegale wijze wordt afgenomen. De rechtbank acht gelet op bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de electriciteit. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. in de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 augustus 2007 te Oosterhout, vuurwapens en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad; 2. op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 augustus 2007 te Oosterhout en Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt op 16 augustus 2007 aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout 282 hennepplanten en op 28 augustus 2007 aan de Nieuwe Bouwlingstraat 4a te Oosterhout 144 hennepplanten en 13.492 hennepstekken en 28 augustus 2007 aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht 716 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 3. op 28 augustus 2007 te Oosterhout wapens van categorie I, onder 3, te weten twee geluiddempers voor vuurwapens voorhanden heeft gehad; 4. op tijdstippen in de periode 01 januari 2007 tot en met 28 augustus 2007 te Oosterhout en Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in meerdere electriciteitsvoorzieningen aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout en aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht, heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit toebehorende aan Eneco en/of Essent waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich telkens het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 315 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren. 6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte hooguit een straf, gelijk aan het voorarrest zou moeten worden opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman een beroep op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering gedaan. Indien de rechtbank er geen andere gevolgen aan verbindt dan dienen de onrechtmatigheden in ieder geval tot strafvermindering te leiden. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft in zijn [adres] een vuurwapen voorhanden gehad, compleet met munitie. Ook had hij in het chalet op de camping waar hij regelmatig verbleef twee vuurwapens met munitie aanwezig. Bovendien zijn bij datzelfde chalet twee geluidsdempers voor genoemde vuurwapens aangetroffen. Verdachte had geen vergunning voor het aanwezig hebben van al deze vuurwapens. Het betreft hier levensgevaarlijke wapens, die gebruikt kunnen worden bij het plegen van andere misdrijven. Bovendien waren voor twee van de wapens geluidsdempers aanwezig, waarmee het gebruik van deze wapens verborgen kan worden gehouden. De rechtbank rekent verdachte het bezit van deze wapens zwaar aan, te meer nu ze op nonchalante wijze bewaard werden op plaatsen waar ook de twee kinderen van verdachte konden komen. Daarnaast is verdachte betrokken geweest bij een drietal professionele hennepkwekerijen in Oosterhout en Zwijndrecht. Twee van die kwekerijen waren zogenaamde stekkenkwekerijen, waar een (zeer) groot aantal hennepstekken werd gekweekt. Kennelijk werd dit gedaan met het doel om weer andere kwekerijen van stekken te voorzien. Op die wijze reikte het handelen van verdachte verder dan alleen de kwekerijen waar hij rechtstreeks bij betrokken was. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Daarbij komt dat het langdurige gebruik van softdrugs kan leiden tot schade voor de gezondheid. Door de teelt van softdrugs worden al deze gevolgen in stand gehouden. Uit diverse tapgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte een leidende functie had ten aanzien van de drie kwekerijen. Hij maakte afspraken over geld, het verhelpen van lekkage, de huur van een loods, de verzorging van de planten en het knippen van hennepstekken of toppen. De rechtbank zal hier in strafverzwarende zin rekening mee houden bij het bepalen van de op te leggen straf. Verdachte heeft een strafblad en is ook veroordeeld op het gebied van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie, maar dit is reeds langere tijd geleden. Hij heeft een eigen vervoersbedrijf en heeft de zorg voor twee kinderen. De rechtbank komt weliswaar tot een bewezenverklaring voor minder feiten dan waarvoor de officier van justitie veroordeling heeft gevorderd, maar komt toch tot eenzelfde strafoplegging. De rechtbank houdt daarbij rekening met de richtlijnen die zij hanteert voor de aanwezige hoeveelheid hennepplanten in de professionele kwekerijen en het bezit van wapens, waardoor zij tot een – relatief – zwaardere straf komt. De rechtbank is onder verwijzing naar de overwegingen omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie van oordeel dat er zich geen onrechtmatigheden in het opsporingsonderzoek hebben voorgedaan en verwerpt het verweer van de verdediging dat sprake zou moeten zijn van strafmatiging op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. 7 Het beslag 7.1 De onttrekking aan het verkeer De in beslag genomen Viagrapillen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze pillen aan verdachte toebehoren en zij zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. 7.2 De teruggave De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. 7.3 De teruggave aan verdachte De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 47, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11, 13 en 14 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Voorvragen - verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte; Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd; feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; feit 3: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd; feit 4: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 315 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf; - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen; - heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis; Beslag - verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerp, genummerd: 8; - gelast de teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 24 en 96; - gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 3, 5, 16, 18, 19 en 27. Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Pick en mr. Tempel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Riel en Vermaat, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 december 2008. Mrs. Pick en Tempel en griffier Vermaat zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. hij in of omstreeks de periode 1 januari 2007 tot en met 28 augustus 2007 te Oosterhout, in elk geval in Nederland, een of meer vuurwapens en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie art 55 lid 3 ahf/ond b Wet wapens en munitie 2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1januari 2007 tot en met 28 augustus 2007 te Oosterhout en/of Breda en/of Zwijndrecht en/of Brakel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen meermalen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval meermalen opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens: - in elk geval op 31 juli 2007 op de Souvereinstraat 13 en/of 13a te Oosterhout 22 kilo droge henneptoppen en/of 39 kilo natte henneptoppen en/of 11 kilo verschimmelde droge henneptoppen althans een hoeveelheid hennep en/of - in elk geval op 16 augustus 2007 aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout 282 hennepplanten, althans een hoeveelheid hennep en/of - in elk geval op 28 augustus 2007 aan de Goeseelstraat 13 te Breda 480 hennepplanten, althans een hoeveelheid hennep en/of - in elk geval op 28 augustus 2007 aan de Nieuwe Bouwlingstraat 4a te Oosterhout 144 hennepplanten en/of 13.492 hennepstekken, althans een hoeveelheid hennep en/of - in elk geval op 28 augustus 2007 aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht 716 henneppianten, althans een hoeveelheid hennep en/of - in elk geval op 28 augustus 2007 aan de Wilhelminalaan 54 te Brakel 108 henneppianten en/of 1800 hennepstekken, althans een hoeveelheid hennep, althans telkens een of meer hoeveelhe(i)d(en) hennep, althans telkens een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval telkens een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; 3. hij in op 28 augustus 2007 te Oosterhout een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten twee geluiddempers voor vuurwapens voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 13 lid 1 Wet wapens en munitie art 55 lid 1 Wet wapens en munitie 4. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 januari 2007 tot en met 28 augustus 2007 te Oosterhout en/of Breda en/of Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit meerdere electriciteitsvoorzieningen - in elk geval op 16 augustus 2007 aan de Boerhaavelaan 153 te Oosterhout en/of - in elk geval op 28 augustus 2007 aan de Goeseelstraat 13 te Breda en/of - in elk geval op 28 augustus 2007 aan de Gildenweg 14 te Zwijndrecht telkens heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid electriciteitlstroom in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Eneco en/of Essent, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.