
Jurisprudentie
BG9873
Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers285445 WM VERZ 08-779
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers285445 WM VERZ 08-779
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Artikel 6 EVRM in het kader van de Wet Mulder; overschrijding van de redelijke termijn bij een periode van langer dan twaalf maanden tussen het instellen van het beroep bij de kantonrechter en de oproeping voor de zitting bij de kantonrechter; matiging van de boete
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
CJIB-nr : 103192272
Zaaknr : 285445 WM VERZ 08-779
Beslissing op een beroep ex artikel 9 Wet Administratiefrechtelijke Handhaving
Verkeersvoorschriften (WAHV)
Beslissing op het beroep van:
[betrokkene],
[adres].
Betrokkene heeft tijdig beroep ingesteld tegen een beslissing van de Officier van Justitie met bovenvermeld CJIB-nummer.
Binnen de in artikel 11 lid 3 van de Wet Admini¬stratieve Handhaving Verkeersvoorschriften voorgeschreven termijn is zekerheid gesteld voor de betaling van de door de Officier van Justitie opgelegde sanctie.
Betrokkene dient derhalve in het beroep te worden ontvangen.
Ter mondelinge behandeling van 18 september 2008 is betrokkene, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Namens het Openbaar Ministerie is mevr. L. Boereboom verschenen.
Betrokkene kan zich niet verenigen met het feit dat een administratieve beschikking is opgelegd ter zake de gedraging “overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 9 km/h”, verricht op 13 februari 2007 te Maastricht.
Mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te 6099 CS Beegden, aan de Duinenberg 6, heeft namens betrokkene aangevoerd dat sprake is van overtreding van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling bij de Kantonrechter. Mr. Meerts heeft ter onderbouwing van zijn beroep een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden overgelegd van 24 juni 2008, WAHV 108.003.620, waarin het Hof oordeelt dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn wanneer betrokkene niets vernomen heeft van de zijde van justitie bij verloop van een periode van bijna een jaar vanaf het moment van de ontvangstbevestiging van het beroep door de Kantonrechter tot aan de oproeping voor de zitting.
Mr. Meerts heeft namens betrokkene verzocht in het kader van beroepsmatig verleende rechtshulp een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Het Openbaar Ministerie acht het namens betrokkene gevoerde verweer ongegrond.
In het onderhavige geval heeft betrokkene beroep ingesteld op 10 augustus 2007. Bij schrijven van 16 augustus 2007 is een ontvangstbevestiging van het beroep aan betrokkene verstuurd. Bij schrijven van 23 juli 2008 is aan betrokkene een oproeping voor de zitting bij de Kantonrechter verstuurd. De Kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de eerder door de Kantonrechter te Maastricht (283167 WM VERZ 08-655) gehanteerde termijn van 12 maanden tussen de ontvangstbevestiging van het beroep en de oproeping voor de zitting bij de kantonrechter niet overschreden is.
De Kantonrechter hecht er aan op deze plek te benadrukken dat, in navolging van de Hoge Raad, 17 juni 2008, LJN: BD2578, in geval van overschrijding van de redelijke termijn als sanctionering niet zonder meer gegrondverklaring of niet-ontvankelijkheid zal worden uitgesproken, maar dat eerder matiging van de opgelegde boete in de rede ligt.
Een en ander brengt met zich dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard en de proceskostenvergoeding moet worden afgewezen.
BESLISSING:
Verklaart het beroep ongegrond.
Handhaaft de beschikking van de Officier van Justitie.
Wijst de proceskostenvergoeding af.
Aldus gegeven door mr R.H.J. Otto, Kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar op donderdag 2 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de Griffier.