Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9896

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2009-01-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000056-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 2, derde lid, van de Leerplichtwet 1969. Het hof stelt vast dat het openbaar ministerie in afwijking van het bepaalde in deze Richtlijn de minderjarige verdachte heeft vervolgd voor het vermelde schoolverzuim, terwijl niet is gebleken van feiten of omstandigheden die redenen kunnen geven tot deze afwijking. Het hof acht dit een schending van het vertrouwensbeginsel en het hof zal met afweging van alle belangen het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren.


Uitspraak

Parketnummer: 20-000056-08 Uitspraak : 31 december 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda, Sector Kanton, van 20 december 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-401248-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1991], wonende te [woonplaats], [adres], waarbij verdachte ter zake van overtreding van het bepaalde bij artikel 2, derde lid, van de Leerplichtwet 1969 werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, waarvan 50 uren werkstraf, subsidiair 25 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering en met een proeftijd van twee jaren. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte door mr. R. Herregodts, advocaat te Breda, naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering en met een proeftijd van twee jaren. De verdediging heeft: • primair vrijspraak bepleit; • met betrekking tot de op te leggen straf naar voren gebracht dat verdachte tot een minder zware straf veroordeeld dient te worden dan door het openbaar ministerie is gevorderd. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie overweegt het hof ambtshalve het volgende. A. De gevolgde procedure Ten aanzien van verdachte is door de leerplichtambtenaar op 2 mei 2007 een proces-verbaal relatief schoolverzuim opgemaakt. Hierin is vastgesteld dat verdachte in de periode van 5 september 2006 tot en met 29 maart 2007 regelmatig en om uiteenlopende redenen lessen heeft verzuimd. Aan verdachte is op 17 juli 2007 de dagvaarding in persoon uitgereikt om op 16 augustus 2006 te verschijnen ter zitting van de kantonrechter ter zake van de verdenking van overtreding van de Leerplichtwet 1969, artikel 2, lid 3 in de hiervoor genoemde periode. Na de uitreiking van de dagvaarding, op 23 juli 2007, heeft de Raad voor de Kinderbescherming rapport uitgebracht, waaruit blijkt dat er vanwege de vakantieperiode nog geen overleg heeft kunnen plaatsvinden met de school van verdachte en ook niet met de leerplichtambtenaar. Het openbaar ministerie heeft ter zitting van de kantonrechter van 20 december 2007 een deels voorwaardelijke werkstraf gevorderd met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering gedurende de proeftijd van 2 jaar. De kantonrechter heeft verdachte conform de eis van het openbaar ministerie veroordeeld. B. Omvang en aard schoolverzuim Verdachte heeft, zo blijkt uit het hof uit het dossier, in totaal 23 dagen verzuimd wegens ziekte of bezoek aan een specialist, alsmede 2 hele dagen wegens kort verlof en 2 hele dagen wegens afwezigheid met bericht. Daarnaast heeft verdachte in de genoemde periode in totaal 54 lesuren verzuimd, waarbij 40 uren zijn geregistreerd als “la” (te laat, tot 25 minuten), 12 uren als “xla” (extra laat, tussen 20 en 45 minuten) en 2 uren als “azb” (afwezig zonder bericht). C. Richtlijn en Aanwijzing Op het moment van uitreiking van de dagvaarding golden in deze zaak voor het openbaar ministerie: • “Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim” (2005R014, Staatscourant 2005, nr. 253), (hierna te noemen: de Richtlijn); • “Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim” (2005A025), (hierna te noemen: de Aanwijzing). Uit deze Richtlijn en Aanwijzing in hun onderlinge samenhang bezien, volgt dat het onderhavige verzuim - indien en in zoverre de totale afwezigheid gedurende 27 dagen en/of 54 lesuren al zou dienen te worden beschouwd als ongeoorloofd verzuim - valt onder de categorie ‘signaalverzuim’, dan wel ‘beginnend verzuim’. Uit de Richtlijn volgt, voor zover hier van belang, dat bij een minderjarige ouder dan twaalf jaar als strafvorderings- en transactiebeleid dient te gelden bij: A. Beginnend verzuim: t.a.v. minderjarige/leerplichtige >12 jaar: Halt-afdoening B. Signaalverzuim, eerste proces-verbaal, (de richtlijn gaat uit van het dagvaarden van de ouder/verzorger en noemt de minderjarige >12 jaar niet). De aanwijzing neemt in paragraaf 9 met betrekking tot B. Signaalverzuim als uitgangspunt dat het openbaar ministerie voor de leerplichtige die structureel verzuimt, gebruik maakt van de zogenoemde maatregel Hulp en Steun als voorwaarde ter voorkoming van strafvervolging als neergelegd in artikel 77f, eerste lid, onder a, juncto artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof ziet daarin de reden waarom in de Richtlijn bij B. Signaalverzuim bij het eerste proces-verbaal, niet ook de minderjarige staat vermeld. De onderhavige Richtlijn bindt het openbaar ministerie op grond van beginselen van behoorlijke procesorde en lenen zich naar inhoud en strekking ertoe jegens betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast. D. Niet-ontvankelijk Het hof stelt vast dat het openbaar ministerie in afwijking van het bepaalde in deze Richtlijn de minderjarige verdachte heeft vervolgd voor het vermelde schoolverzuim, terwijl niet is gebleken van feiten of omstandigheden die redenen kunnen geven tot deze afwijking. Het hof acht dit een schending van het vertrouwensbeginsel en het hof zal met afweging van alle belangen het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren. BESLISSING Het hof: Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Aldus gewezen door mr. C.R.L.R.M. Ficq, voorzitter, mr. N.J.M. Ruyters en mr. P.R. Feith, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier, en op 31 december 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. P.R. Feith is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.