Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9897

Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2009-01-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002024-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikelen 54, 108 Vreemdelingenwet 2000, artikel 4.39 Vreemdelingenbesluit 2000. Wat er ook zij van de door de verdediging gegeven uitleg aan het begrip “verblijf”, bij gebrek aan nadere onderbouwing en vaststellend dat uit de bewijsmiddelen volgt dat van enige ontheffing en/of uitzondering niet is gebleken, acht het hof bewezen dat verdachte op 4 april 2006 in de zin van het ten laste gelegde artikel verbleef daar waar hij door de politie feitelijk werd aangetroffen en werd staande gehouden, te weten Susteren. Het hof hecht eraan om hierbij op te merken, dat zou in rechte zijn komen vast te staan dat verdachte op 4 april 2006 elders dan in Susteren verblijf hield, het hof ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zou zijn gekomen, omdat op basis van de bewijsmiddelen ook vast staat dat verdachte zich vanaf zijn aankomst in Nederland tot en met 4 april 2006 nimmer bij een korpschef van een regionaal politiekorps heeft aangemeld en/of heeft laten registreren.


Uitspraak

Parketnummer: 20-002024-08 Uitspraak : 17 december 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Roermond van 31 januari 2008 in de strafzaak met parketnummer 04-751904-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1975], ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens te [adres], waarbij verdachte ter zake van overtreding van artikel 4.39 van het Vreemdelingenbesluit 2000 werd veroordeeld tot een geldboete van EUR 700,-- subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, mr. J.C.P.M. Boogers, en van hetgeen namens de verdachte door mr. J.A. Tegenbosch, advocaat te Wintelre, naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van EUR 500,- subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. De verdediging heeft: - geen verweren gevoerd met betrekking tot de geldigheid van de inleidende dagvaarding, de bevoegdheid van de rechter en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie; - met betrekking tot het ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de kantonrechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 04 april 2006 te Susteren, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, in elk geval in Nederland, als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf had, niet onmiddellijk van zijn, verdachtes aanwezigheid in persoon mededeling heeft gedaan aan de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente waar hij, verdachte, verbleef was gelegen. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vaststaande feiten Het hof stelt het navolgende vast: Verdachte bevond zich op 4 april 2006 te Susteren. Bij een die dag gehouden controle in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen stelde de politie vast dat verdachte niet over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikte, dat hij niet beschikte over een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, dat hij niet voorkwam in het Landelijk Vreemdeling registratiesysteem en dat hij geen mededeling had gedaan van zijn verblijf aan de korpschef van het regionale politiekorps van de betreffende gemeente. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat het adres in Susteren waar verdachte is staande gehouden niet het verblijfadres van verdachte was. Verdachte werkte daar slechts en had op dat moment zijn vaste verblijfplaats bij een kennis in Heerlen. Daar sliep en at hij, bewaarde zijn eigendommen en leidde hij, buiten zijn werktijden om, zijn dagelijks leven. Nu de tenlastelegging ten onrechte uitgaat van een verblijf te Susteren, kan er geen bewezenverklaring volgen. Het hof overweegt als volgt: De verdediging heeft weliswaar aangevoerd dat verdachte op 4 april 2006 in Heerlen “verbleef”, maar enige – eventueel nader te onderzoeken of te verifiëren – onderbouwing om dit gegeven aannemelijk te maken is daarbij, ondanks een ter terechtzitting in hoger beroep daartoe strekkende vraag, niet gegeven. Wat er ook zij van de door de verdediging gegeven uitleg aan het begrip “verblijf”, bij gebrek aan nadere onderbouwing en vaststellend dat uit de bewijsmiddelen volgt dat van enige ontheffing en/of uitzondering niet is gebleken, acht het hof bewezen dat verdachte op 4 april 2006 in de zin van het ten laste gelegde artikel verbleef daar waar hij door de politie feitelijk werd aangetroffen en werd staande gehouden, te weten Susteren. Het hof hecht eraan om hierbij op te merken, dat zou in rechte zijn komen vast te staan dat verdachte op 4 april 2006 elders dan in Susteren verblijf hield, het hof ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zou zijn gekomen, omdat op basis van de bewijsmiddelen ook vast staat dat verdachte zich vanaf zijn aankomst in Nederland tot en met 4 april 2006 nimmer bij een korpschef van een regionaal politiekorps heeft aangemeld en/of heeft laten registreren. Bewezenverklaring Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden zoals deze volgen uit bovenvermelde vaststaande feiten en bewijsoverweging en de daaraan ten grondslag gelegde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 04 april 2006 in Susteren, als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf had, niet onmiddellijk van zijn, verdachtes aanwezigheid in persoon mededeling heeft gedaan aan de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente waar hij, verdachte, verbleef was gelegen. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4.39 van het Vreemdelingenbesluit 2000 juncto artikel 54 van de Vreemdelingenwet 2000 en strafbaar gesteld bij artikel 108 van die wet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel De eerste rechter heeft verdachte veroordeeld tot een geldboete van EUR 700,-- subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van EUR 500,-- subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. Het hof overweegt als volgt: Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Voor strafbare feiten als de onderhavige kan een geldboete zoals door de eerste rechter opgelegd in beginsel als passend worden beschouwd. Met de advocaat-generaal laat het hof de omstandigheden dat de verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld, dat hij zich na het opsporen van het bewezen verklaarde feit deugdelijk heeft laten registreren in Nederland en dat na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden inmiddels geruime tijd is verstreken meewegen. Alles overziende acht het hof veroordeling tot een geldboete van EUR 500,-- passend en geboden, waarbij bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete rekening is gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 54 en 108 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4.39 van het Vreemdelingenbesluit 2000, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Handelen in strijd met een verplichting opgelegd bij of krachtens artikel 54 van de Vreemdelingenwet 2000. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis. Aldus gewezen door mr. J.W. de Ruijter, voorzitter, mr. C.R.L.R.M. Ficq en mr. A.J.T.M. Franken- van Zinnicq Bergmann, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier, en op 17 december 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. A.J.T.M. Franken- van Zinnicq Bergmann is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.