Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9916

Datum uitspraak2008-11-14
Datum gepubliceerd2009-01-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600904-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van afpersing en diefstal, beide in vereniging


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/600904-08 Datum uitspraak: 14 november 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, te Nieuwegein. Raadsman: mr. W. Tijsseling. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Vrijspraak Hoewel het bewijs sterk in de richting van verdachte wijst , bevindt zich in het dossier ook een proces-verbaal van bevindingen waarin brigadier [verbalisant 1] en hoofdagent [verbalisant 2] twee andere personen hebben gekoppeld aan het opgegeven signalement van de daders van de ten laste gelegde feiten, te weten een afpersing en diefstal, beide in vereniging. Dit maakt dat enkel de positieve herkenning door diezelfde [verbalisant 2] vier dagen later, onvoldoende is voor de overtuiging dat verdachte één van de daders is. In het dossier bevinden zich voorts geen andere overtuigende aanknopingspunten, zoals een fotoconfrontatie tussen het slachtoffer en verdachte. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een kleurenfoto van de dader aan de rechtbank overgelegd. De rechtbank heeft sterke overeenkomsten gezien tussen verdachte en de persoon op voornoemde foto, echter de rechtbank heeft ook verschillen gezien. Dit heeft als gevolg dat de rechtbank op basis van voornoemde foto eveneens niet de overtuiging heeft verkregen dat verdachte de dader is. Wanneer vorengenoemde wordt afgezet tegen de hardnekkige ontkenning van de verdachte en zijn reactie bij de politie wanneer hem voornoemde foto wordt getoond, namelijk “Dat ben ik niet. Hij lijkt wel een beetje op mij.”, heeft de rechtbank op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de ten laste gelegde feiten. Nu aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Beslag Met betrekking tot de inbeslaggenomen telefoonkaart, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de verdachte. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk in de vordering. Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen telefoonkaart aan de verdachte. Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op. Dit vonnis is gewezen door mrs. E.F. Bueno, Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2008.