Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9918

Datum uitspraak2009-02-20
Datum gepubliceerd2009-02-20
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01409
Statusgepubliceerd


Indicatie

WSNP; afgewezen verzoek tot toepassing van schuldsanering (81 RO).


Conclusie anoniem

08/01409 mr. L. Timmerman Parket, 30 december 2008 Conclusie inzake: [Verzoeker] (hierna: [verzoeker]) Verzoeker tot cassatie Verkorte conclusie 1. In hoger beroep heeft het hof bij arrest van 20 maart 2008 de beschikking van de rechtbank van Utrecht van 30 oktober 2007, waarin de rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afwijst, bekrachtigd. 2. Tegen het hiervoor vermelde arrest heeft [verzoeker] bij verzoekschrift -tijdig(1)- cassatieberoep ingesteld. 3.1. Het verzoekschrift bevat 2 cassatiemiddelen. 3.2. Het eerste middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het middel doelt met de verwijzing naar de ontbrekende stukken klaarblijkelijk op het ontbreken van de winst- en verliesrekening, althans op jaarcijfers van de besloten vennootschappen WBS en Coprifi. Het hof heeft evenwel zijn oordeel niet gebaseerd op de hier bedoelde ontbrekende stukken, maar op het ontbreken van een deugdelijke salarisadministratie. Vanwege de afwezigheid van een deugdelijke salarisadministratie acht het hof de verklaring van [verzoeker] dat de uitbetalingen aan hem zijn verricht wegens achterstallig salaris en onkostenvergoedingen, ongeloofwaardig. Het hof verbindt daaraan vervolgens de conclusie dat de schijn wordt gewekt dat [verzoeker] zichzelf zonder (voldoende) rechtsgrond ten koste van de crediteuren heeft bevoordeeld. 3.3. Ook het tweede middel faalt omdat het feitelijke grondslag mist. In het opgevraagde proces-verbaal van de zitting van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 6 maart 2008, is de door [verzoeker] bedoelde stelling dat tegenover de kasopnamen duidelijke en aantoonbare stortingen ten behoeve van de bedrijfsvoering hebben plaatsgehad niet terug te vinden. De hier bedoelde in cassatie opgeworpen stelling is daarom te beschouwen als een novum in cassatie, en dient te worden gepasseerd. Dit leidt ertoe dat ook alle overige klachten in het tweede middel falen. 4. Conclusie Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden A-G 1 Het verzoekschrift is d.d. 28 maart 2008 op de griffie van de Hoge Raad ingekomen. De cassatietermijn bedraagt acht dagen.


Uitspraak

20 februari 2009 Eerste Kamer 08/01409 RM/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. P. Garretsen. Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker]. 1. Het geding in feitelijke instanties Met een op 1 augustus 2007 ter griffie van de rechtbank Utrecht ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De rechtbank heeft bij vonnis van 30 oktober 2007 het verzoek afgewezen. Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 20 maart 2008 heeft het gerechtshof te Amsterdam, met nevenzittingsplaats Arnhem, het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep. 3. Beoordeling van de middelen De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 februari 2009.