
Jurisprudentie
BH0253
Datum uitspraak2008-11-20
Datum gepubliceerd2009-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers259 HLAR 31/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers259 HLAR 31/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Werkgever heeft vergunning tot tijdelijk verblijf aangevraagd voor vreemdeling. Die is afgewezen en de werkgever is niet namens de vreemdeling doch uit eigen hoofde in bezwaar gegaan. Hij is echter geen belanghebbende als bedoeld in art. 9 eerste lid Lar. Hof verklaart hem alsnog niet-ontvankelijk.
Uitspraak
259 HLAR 31/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Vreemdelingenzaken,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 2 april 2008 in zaak nr. 3892 van 2007 in het geding tussen:
de naamloze vennootschap Design & Lines Representatives N.V., gevestigd in Aruba
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 27 maart 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een aanvraag van de naamloze vennootschap Design & Lines Representatives N.V. (hierna: de werkgeefster) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 5 oktober 2007 heeft de minister het daartegen door de werkgeefster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgeefster ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de minister het bezwaarschrift in handen stelt van de bezwaarcommissie en opnieuw daarop beslist.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 14 mei 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De werkgeefster heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2008, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. M.B. Boyce, advocaat, en de werkgeefster, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.1.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
2.1.2. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2008 in zaak nr. 269 HLAR 41/08), is bij de beschikking om een vergunning tot (tijdelijk) verblijf te verlenen of te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken.
In dit geval heeft de werkgeefster niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde bezwaar tegen de beschikking van 27 maart 2007 gemaakt. Zij was echter geen belanghebbende, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar, bij die beschikking en de minister heeft het door haar daartegen gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft dat miskend.
2.2. Het hoger beroep is reeds om die reden gegrond. Hetgeen in het hoger beroepschrift is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat de minister het bezwaarschrift in handen stelt van de bezwaaradviescommissie en opnieuw daarop beslist. De uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof op na te melden wijze zelf in de zaak voorzien, nu de minister het bij hem door de werkgeefster gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 2 april 2008 in zaak nr. 3892 van 2007, doch slechts voor zover daarbij is bepaald dat de minister van Vreemdelingenzaken het bezwaarschrift in handen stelt van de bezwaaradviescommissie en opnieuw daarop beslist en bevestigt die uitspraak voor het overige;
III. verklaart het door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 27 maart 2007 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 5 oktober 2007, kenmerk LAR-2589/07;
V. gelast dat het land Aruba aan de minister van Vreemdelingenzaken het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,