Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0283

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825264-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroving in Helmond eind november 2007 en vondst stoffelijk overschot ruim een maand na dato in de Zuid Willemsvaart. Meer dan een doodsoorzaak is mogelijk en geen van die mogelijkheden is met afdoende mate van zekerheid vast te stellen. Het bewezen verklaarde geweld heeft niet geleid tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank spreekt vrij van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat de dood van het slachtoffer het gevolg is van de diefstal met geweld. Bewezen verklaard is diefstal met geweld in vereniging. Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact met een ambulante behandeling. De benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/825264-08 Parketnummers vorderingen: 01/835065-06 en 20/000902-07 Datum uitspraak: 21 januari 2009 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats, adres] thans gedetineerd te: PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juli 2008, 15 oktober 2008 en 7 januari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij voorlopige dagvaarding ex artikel 261 lid 3 Sv. van 1 juli 2008. Een afschrift hiervan is aan dit vonnis gehecht (bijlage 1). De voorlopige tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 januari 2009 aangepast conform het bepaalde in artikel 314a Sv. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht (bijlage 2). Met inachtneming van deze aanpassing is aan verdachte tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 25 november 2007 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, en/of een mobiele telefoon en/of een halsketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) -[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, onverhoeds met kracht (met gebalde vuist) (met een voorwerp) in/tegen diens gezicht en/of hoofd en/of keel/hals, in elk geval diens lichaam, heeft/hebben geslagen; en/of -[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen diens gezicht en/of hoofd en/of keel/hals, in elk geval diens lichaam, heeft/hebben geschopt; en/of -de keel/hals van [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden; [artikel 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht]; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling. De zaak met parketnummer 01/835065-06 is aangebracht bij vordering van 23 juni 2008. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 28 juni 2006. Een kopie van deze vordering is aan dit vonnis gehecht. (bijlage 3) De zaak met parketnummer 20/000902-07 is op 5 januari 2009 bij de strafgriffie van de rechtbank binnengekomen. Deze vordering heeft betrekking op het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 17 maart 2008 (abusievelijk staat in de vordering als datum vermeld ’22 mei 2008’). Een kopie van deze vordering is aan dit vonnis gehecht. (bijlage 4) De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. Inleiding. [slachtoffer] verlaat op 25 november 2007 te 03:30 het ‘Stadscafé’, gevestigd aan de Markt te Helmond. [slachtoffer] draagt op dat moment een zwarte broek, zwarte schoenen, een zwarte trui en een zwart halflange leren jas (blz. 82 eindpv). Omstreeks genoemd tijdstip wordt [slachtoffer] door [getuige 1] lopend gezien in de [adres 1] te Helmond (blz. 1554 eindpv). Diezelfde dag om 03:47 uur meldt [getuige 2], wonende te [adres 2] te Helmond, aan de politie dat hij een klap tegen zijn raam heeft gehoord en dat voor zijn woning een man in een zwarte leren jas op de grond ligt en dat hij een groepje mensen heeft horen wegrennen. [getuige 2] vermoedt een straatroof. Tijdens een tweede telefooncontact kort daarop meldt [getuige 2] aan verbalisanten dat hij de man moeizaam heeft zien opstaan en weglopen (blz. 84 t/m 85; blz. 1649 t/m 1652 van het eindpv). Om 04:03 uur is een surveillance-eenheid ter plaatse op het [adres 2]. Door verbalisanten wordt niets relevants waargenomen (pv looproute onderzoek ‘22GH0802’ d.d. 25 september 2008 in FTO dossier). De afstand van genoemd ‘Stadscafé’ via de [adres 1] tot het [adres 2] bedraagt 765 meter en kan lopend worden afgelegd in circa 8 minuten (pv looproute onderzoek ‘22GH0802’ met bijlagen d.d. 25 september 2008 in FTO-dossier). [slachtoffer] verschijnt op 25 november 2007 niet op zijn werk en wordt twee dagen later als vermist opgegeven (blz. 73 eindpv). [slachtoffer] wordt op 27 en 28 november 2007 niet in zijn woning aangetroffen (blz. 86 t/m 91 eindpv). Op 8 januari 2008 wordt het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in de Zuid Willemsvaart te Helmond aangetroffen (blz. 92, 94 en 95 eindpv; bijlage 6 ‘identificatie’ FTO-dossier). De kleding van het stoffelijk overschot stemt overeen met de kleding [slachtoffer] bij het verlaten van het stadscafé te Helmond op 25 november 2007 te 03:30 uur droeg (blz. 82 eindpv; blz. 1 van bijlage 3 ‘Sectie’ FTO-dossier). Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt onder meer het navolgende vastgesteld: *rechts aan de wang: een circa 9 cm grote violette zwelling met bloeduitstorting en holtevorming. Dit letsel is bij leven opgetreden. Het kan evenwel het intreden van de dood niet zonder meer verklaren; *een breuk van het linker grote hoorntje van het strottenhoofd met omgevende bloed- uitstorting. Dit letsel is bij leven opgetreden. Deze breuk is het gevolg van hevig uitwendig samendrukkend mechanisch geweld op het strottenhoofd, zoals bijvoorbeeld bij strangulatie of verwurging zou kunnen optreden. Ook een harde val op het strottenhoofd kan dergelijk letsel veroorzaken. Dit letsel is bij leven opgetreden. Er was geen sprake van aantoonbare stuwing van het hoofd; *de diagnose verdrinking is minder waarschijnlijk maar niet uitgesloten; *de hartspier bevat aanwijzingen voor een lymfocytaire myocarditis, zijnde een hartspierontsteking. Een dergelijk ziektebeeld is geassocieerd met acuut onwel worden en zelfs met overlijden, met name bij lichamelijke inspanning; *er zijn geen aanwijzingen voor ziekelijke afwijkingen aan de organen die een rol hebben gespeeld bij het intreden van de dood (blz. 132-136 eindpv). Uit onderzoek van de historische printgegevens van de gsm van [slachtoffer] blijkt onder meer dat telefoonnummer (nummer), zijnde het nummer van verdachte, vanaf 25 november 2007 te 09:32 uur t/m 28 november 2007 gebruik heeft gemaakt van het gsm- toestel van [slachtoffer] (blz. 30, 32, 33, 561, 1155, 1156, 1856 en 1857 van het eindpv; blz. 28 en 29 van het dossier heling). De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. Vaststaande feiten. Op 25 november 2007, op een tijdstip tussen 03:40 uur en 03:45 uur, vindt ter hoogte van [adres 2] te Helmond een beroving plaats. Hierbij wordt het slachtoffer, [slachtoffer], onverhoeds door verdachte met een harde klap met de vuist tegen de zijkant van het gezicht tegen de grond geslagen. Medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bevinden zich op dat moment in de directe omgeving van verdachte en [slachtoffer]. Zij zijn kort hieraan voorafgaand gezamenlijk achter verdachte en [slachtoffer] aan gaan lopen. [slachtoffer] wordt al liggend op de grond door in elk geval verdachte gefouilleerd. Er wordt geld en een gsm van [slachtoffer] weggenomen. Verdachte en genoemde medeverdachten verwijderen zich gezamenlijk van de plaats van de beroving. [medeverdachte 1] verdeelt kort daarop het weggenomen geld onder alle betrokkenen. Verdachte krijgt 50 euro. Verdachte houdt voorts de weg- genomen gsm.1,2,3,4,5,6,7 Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging [slachtoffer] hebben beroofd van zijn geld en mobiele telefoon en dat [slachtoffer] hierbij een klap tegen zijn hoofd heeft gekregen als gevolg waarvan hij is overleden. De officier van justitie is van mening dat de dood van [slachtoffer] in redelijkheid aan verdachte en medeverdachten kan worden toegerekend. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat [slachtoffer] is overleden aan hartfalen als gevolg van de gewelddadige beroving en dat dit fatale gevolg aldus in redelijkheid aan verdachte en medeverdachten kan worden toegerekend. De officier van justitie grondt zijn standpunt - kort gezegd - op: *de verklaringen van verdachte en medeverdachten met betrekking tot de door hen gepleegde beroving, inclusief het geweldgebruik daarbij; *de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], waaruit afgeleid kan worden dat zij zich onmiddellijk na de beroving al zorgen maakten over de toestand van het slachtoffer; *de verklaring van [getuige 2], zijnde degene [slachtoffer] hoort vallen en heeft gehoord dat [slachtoffer] stopt met ademen; *de bevindingen van patholoog Van de Goot, waaruit afgeleid kan worden dat [slachtoffer] leed aan een (virale) infectie van de hartspier en dat die aandoening wordt geassocieerd met acuut overlijden, met name bij fysieke inspanning of stress; *de ter zitting afgelegde verklaring van getuige-deskundige Van de Goot, waaruit afgeleid kan worden dat [slachtoffer] binnen twee uur na het opgelopen letsel aan zijn rechter wang en de nek is overleden; *het ontbreken van mogelijke alternatieve scenario’s anders dan hoogst onwaarschijnlijke scenario’s gebaseerd op louter speculatie. Het standpunt van de verdediging. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij de straatroof heeft gepleegd en dat hij daarbij [slachtoffer] een slag tegen zijn gezicht heeft gegeven. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat [slachtoffer] mede door verdachte is beroofd en dat verdachte hierbij [slachtoffer] een klap tegen zijn hoofd heeft gegeven. Voor wat betreft het overlijden [slachtoffer] stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat uit de processtukken en uit de ter zitting afgelegde verklaringen van getuige-deskundige Van de Goot en deskundige Niessen niet afgeleid kan worden dat het overlijden van [slachtoffer] het gevolg is geweest van de klap tegen diens hoofd. Volgens de raads-vrouwe valt niet uit te sluiten dat in de periode gelegen tussen het uitdelen van de klap en de dood van [slachtoffer] door derden geweld tegen [slachtoffer] is gebruikt als gevolg waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. De raadsvrouwe stelt dat er aanwijzingen zijn dat [slachtoffer] na de overval nog in zijn woning is geweest en dat het letsel in de hals níet het gevolg is van het handelen van verdachte en/of zijn medeverdachten. De raadsvrouwe concludeert dat het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de beroving van [slachtoffer] gaat de rechtbank uit van het navolgende. Verdachte en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] staan op 25 november 2007 rond 03:15 uur voor café (naam café), gelegen op de hoek [adres 3]/[adres 1] te Helmond.8 Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bespreken hun geldgebrek.9 [slachtoffer] loopt kort daarop langs café (naam café) en loopt de [adres 1] in.10 Verdachte maakt aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in woord en/of gebaar duidelijk dat [slachtoffer] beroofd zal worden.11 Verdachte loopt [slachtoffer] achterna.12 [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] volgen verdachte op korte afstand.13 Verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verblijven tot en met de hoek van de T. van de Laarstraat in elkaars directe nabijheid.14 Ter hoogte van het [adres 2] tikt verdachte [slachtoffer] van achteren op diens schouder en slaat hem neer. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevinden zich op dat moment in de directe nabijheid van verdachte en zijn getuige van deze geweldshandeling.15 De geweldshandeling vindt plaats op een tijdstip tussen 03:40 en 03.45 uur.16 [slachtoffer] wordt door verdachte en [medeverdachte 1] gefouilleerd en hierbij wordt geld en een gsm weggenomen.17 [medeverdachte 2] staat op dat moment op enkele meters afstand18 en [medeverdachte 3] bevindt zich op dat moment iets verder verwijderd van het voorval.19 Verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verlaten gezamenlijk de plaats van de beroving.20 Kort na de beroving wordt de buit (190 euro) redelijk gelijk verdeeld door [medeverdachte 1]. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] krijgen elk 50 euro en [medeverdachte 3] krijgt 40 euro.21 Verdachte houdt de gsm.22 [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vertrekken binnen een uur na de overval naar een discotheek in Venray en geven hierbij een deel van de buit uit.23 Op grond van deze en de hiervoor reeds onder het kopje ‘vaststaande feiten’ omschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte mede de beroving van [slachtoffer] heeft gepleegd en dat hierbij geld en gsm is weggenomen en dat verdachte hierbij [slachtoffer] onverhoeds een harde klap tegen diens gezicht heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het voorgaande tevens worden geconcludeerd dat er in het geval van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake is geweest is van een dusdanig bewuste en nauwe samenwerking en planvorming tot het plegen van de overval, waaraan [medeverdachte 1] bovendien een actieve bijdrage heeft geleverd door [slachtoffer] te fouilleren en daarbij geld weg te nemen dan wel van [verdachte] aan te nemen en vervolgens de buit te verdelen, dat zij als medeplegers van de gewelddadige beroving dienen te worden aangemerkt. De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de dood van [slachtoffer] op enige wijze aantoonbaar het gevolg is geweest van verdachtes geweldshandeling of ander bewezenverklaard handelen. Uit het hiervoor aangehaalde sectierapport van arts-patholoog F.R.W. van de Goot valt af te leiden dat er sprake is van een niet-natuurlijke dood en dat er meerdere mogelijke doodsoorzaken zijn aan te wijzen, te weten: 1.hoewel minder waarschijnlijk, niet uitgesloten: verdrinking; 2.een breuk van het linker grote hoorntje van het strottenhoofd die mogelijk kan zijn veroorzaakt door een verwurging, strangulatie of een harde val op het strottenhoofd; 3.hartfalen als gevolg van een lymfocytaire myocarditis, welke het gevolg is van een virusinfectie, en geassocieerd wordt met acuut onwel worden en zelfs met overlijden, met name bij lichamelijke inspanning. Ter zitting van 7 januari 2009 zijn genoemde arts-patholoog Van de Goot en prof. dr. J.W.M. Niessen van de afdeling pathologie van de Vrije Universiteit (Medisch Centrum) te Amsterdam als resp. getuige-deskundige en deskundige gehoord. Getuige-deskundige Van de Goot heeft hierbij zijn conclusie uit het sectierapport herhaald dat het aangetroffen letsel aan de rechterwang van [slachtoffer] diens dood niet zonder meer kan verklaren. Volgens de getuige-deskundige kan de tijdspanne tussen de bewuste klap en het intreden van de dood van [slachtoffer] evenwel beperkt worden tot een maximale tijdspanne van 2 uur. De getuige-deskundige grondt dit op het ontbreken van bepaalde witte bloedlichaampjes nabij de letsels bij de sectie. De kans dat [slachtoffer] door verdrinking om het leven is gekomen acht de getuige-deskundige, overeenkomstig zijn conclusie in het sectierapport, minder waarschijnlijk doch niet volledig uitgesloten. Terzake van de waargenomen breuk in het hoorntje van het strottenhoofd heeft de getuige-deskundige verklaard dat bij een dergelijke breuk normaal gesproken een zwelling en een lichte benauwdheid optreedt en dat zo’n breuk op zich niet leidt tot het intreden van de dood, behoudens bij substantieel en aanhoudend geweld op het keelgebied. Hierbij denkt de getuige-deskundige aan verwurging of strangulatie. De getuige-deskundige geeft aan dat vanwege het ontbreken van sporen duidend op bloedstuwing van het hoofd van [slachtoffer], niet aan te tonen is dat er sprake is geweest van verwurging of strangulatie. Deskundige Niessen heeft diverse monsters van het hart van [slachtoffer] onderzocht en heeft daarbij in de hartspier aanwijzingen waargenomen van de hartspierontsteking in de zin van lymfocytaire myocarditis. Ter zitting heeft de deskundige verklaard dat van deze ziekte zeer waarschijnlijk sprake is geweest. Volgens de deskundige en getuige-deskundige Van de Goot kan lichamelijke inspanning en stress bij genoemde hartspierontsteking tot acuut onwel worden en acuut overlijden leiden. Een dergelijke stresssituatie zou zich voor kunnen doen als gevolg van een klap tegen het hoofd en het daardoor bewusteloos raken. In dat geval moet het hart harder werken en deze verhoogde belasting kan bij lymfocytaire myocarditis tot hartfalen leiden. Dit is volgens de deskundige echter lang niet altijd het geval. De deskundige kan hieromtrent geen mate van waarschijnlijkheid geven. Op de vraag of hartfalen in het onderhavige geval ook daadwerkelijk de doodsoorzaak is geweest kan de getuige-deskundige geen sluitende uitspraak doen omdat specifieke verschijnselen die wijzen op de dood door hartfalen door hem niet zijn aangetroffen. De rechtbank constateert dat de getuige-deskundige geen definitief uitsluitsel heeft kunnen bieden omtrent de hiervoor onder 1., 2. en 3. genoemde doodsoorzaken. Naar het oordeel van de rechtbank is tijdens het onderzoek ter terechtzitting dan ook in onvoldoende mate vast te komen te staan dat [slachtoffer] door een van de hiervoor genoemde mogelijke doodsoorzaken is overleden. Uit het enkele feit dat [slachtoffer] een verhoogde kans op hartfalen heeft gehad, kan naar het oordeel van de rechtbank niet volgen dat hij daaraan ook daadwerkelijk is overleden, omdat specifieke verschijnselen die vaak optreden bij hartfalen niet zijn aangetroffen. De rechtbank gaat er vanuit dat de grote zwelling met bloeduitstorting op de rechterwang van [slachtoffer] het gevolg is geweest van de klap die verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegeven. Blijkens het sectierapport en de ter zitting gegeven toelichting door getuige-deskundige Van de Goot kan deze enkele klap de dood niet hebben veroorzaakt. In dit verband wijst de rechtbank op de waarnemingen van [getuige 2] (kort na 03:49 uur) waaruit afgeleid kan worden dat deze de op straat liggende [slachtoffer] heeft zien opstaan en wankelend weg heeft zien lopen. Voor het scenario dat (het lichaam van) [slachtoffer] kort daarop zou zijn verplaatst door (mede)verdachte(n) of derden is naar het oordeel van de rechtbank uit de processtukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende gebleken. Op het moment dat [getuige 2] - buiten zicht - [slachtoffer] hoort vallen nadat deze weg was gewankeld, hoort [getuige 2] weliswaar een snurkend/ronkend geluid dat na enige tijd stopt, echter hij verklaart niets over op dat moment waarneembare geluiden die kunnen duiden op de aanwezigheid van derden. Het verdient hierbij opmerking dat uit de verklaring van [getuige 2] kan worden afgeleid dat hij goed kon horen wat zich toen buiten in de omgeving van zijn woning afspeelde. De verbalisanten die kort daarop, om 04:03 uur, op het [adres 2] arriveren relateren evenmin iets over de aanwezigheid van [slachtoffer] of van derden in de omgeving van het [adres 2]. De rechtbank concludeert het volgende. De geweldaanwending door verdachte (de klap tegen het gezicht) heeft niet (rechtstreeks) tot de dood van [slachtoffer] geleid. Het overige letsel kan niet zonder meer door de klap worden verklaard. Er bestaat onduidelijkheid of de dood het gevolg is geweest van logische vervolghandelingen van (mede)verdachte(n) of van derden, zoals het verplaatsen van het lichaam van [slachtoffer]. Hierdoor kan naar het oordeel van de rechtbank geen causaal verband worden vastgesteld tussen het handelen van verdachte en zijn medeverdachten en de dood van [slachtoffer]. Daarom kan de dood van [slachtoffer] niet aan verdachte en/of zijn medeverdachten worden toegerekend. De rechtbank kan niet uitsluiten dat in de tijd van 2 uur gelegen tussen de klap van verdachte en de dood van [slachtoffer] door (een ) onbekend gebleven derde(n) fors ander geweld op [slachtoffer] is toegepast, waarvoor verdachte geen strafwaardige verantwoordelijkheid draagt. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en/of zijn mede-verdachten is komen te overlijden. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte: op 25 november 2007 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, [slachtoffer] onverhoeds met kracht met gebalde vuist tegen diens gezicht heeft geslagen. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 63, 310 en 312. Oplegging van straf. De eis van de officier van justitie. (bijlage 5) *een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest; *toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel; *tenuitvoerlegging van de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/835065-06 (gevangenisstraf van 81 dagen); *afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 20/000902-07. Het standpunt van de verdediging. *een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane het voorarrest (279 dagen op dag uitspraak) en een voorwaardelijk deel overeenkomstig het advies van de gedragsdeskundige en de reclassering. *niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen van de benadeelde partijen vanwege de bepleite partiële vrijspraak en subsidiair het toewijzen van de posten betrekking hebbende op de kosten van de uitvaart en afwijzing van de hoger gevorderde bedragen. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft in de nachtelijke uren mede een brutale en laffe overval gepleegd op de toevallig langslopende [slachtoffer]. Verdachte is hierbij [slachtoffer] van achteren genaderd en heeft vervolgens een totaal verraste [slachtoffer] hard tegen het gezicht geslagen, waardoor deze knock out op de grond is gevallen. Een dergelijk gewelddadig handelen betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het initiatief tot de beroving heeft genomen, een leidende rol hierin heeft gespeeld en dat hij er niet voor is teruggeschrokken om daarbij fors geweld tegen zijn medemens te gebruiken. Daarbij is verdachte met kennelijk gemak tot een gewelddadige beroving overgegaan. Na de fouillering hebben verdachte en medeverdachten [slachtoffer] vervolgens op de grond achtergelaten, zonder zich om het lot van hem te bekommeren. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit een laag motief, te weten financieel gewin. Door een dergelijk op de openbare weg gepleegd strafbaar feit worden gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. Daarnaast houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met zijn eerdere veroordelingen vanwege vermogens- en gewelds-delicten, te weten op: 10 juni 2004, 3 januari 2006 en 28 juni 2006. De hierbij opgelegde straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom een soortgelijk delict te plegen. Verdachte heeft het onderhavige strafbare feit bovendien gepleegd tijdens de proeftijd van de deels voorwaardelijk opgelegde veroordeling van 28 juni 2006. Voorts is gebleken dat verdachte op 3 maart 2008 en 16 mei 2008 wederom is veroordeeld vanwege vermogensdelicten. Het voorgaande rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een stevige vrijheidsbenemende sanctie voor langere duur. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport van klinisch psycholoog drs. J.F.G.M. van Nunen d.d. 27 augustus 2008. Hierin wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een lichte persoonlijkheidsstoornis van met name antisociale/ agressieve en narcistische kleur. Volgens de deskundige kan verdachte voor de beroving als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14b lid 2 tweede volzin Sr., tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. De rechtbank wil met een en ander de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen, maar ook invloed uitoefenen op het gedrag van de verdachte en zo het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank heeft hierbij gelet op de inhoud van het rapport van de reclassering d.d. 29 september 2008 over verdachte. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank de sterk strafverzwarende omstandigheid dat het strafbare feit de dood van [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad niet bewezen acht. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het wel bewezenverklaarde afdoende tot uitdrukking brengt. Gelet op zijn eerdere veroordelingen en het aandeel van verdachte in het onder-havige feit wordt aan hem een hogere straf opgelegd dan aan zijn mededaders. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] De diverse posten van de vorderingen van de benadeelde partijen hebben betrekking op het overlijden van [slachtoffer]. Zoals hiervoor reeds is uiteengezet wordt verdachte vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat daarop betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien door voornoemde vrijspraak geen sprake is van rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gevorderde schade. De rechtbank zal, omdat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen, de benadeelde partijen veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil. Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/835065-06. De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een ernstig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/000902-07. De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, omdat het in de onderliggende strafzaak bewezenverklaarde feit is gepleegd vóór de ingangsdatum van de proeftijd in deze zaak en de tenuitvoerlegging daarom geen redelijk doel dient. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf. Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden: 1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. 2. dat veroordeelde zich voor de duur van een jaar binnen voornoemde proeftijd laat opnemen en meewerkt aan een begeleidingstraject door een instelling, zoals Moria of Exodus, waar een 24-uurs begeleiding wordt geboden. Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar vordering. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil. Beslissing na voorwaardelijke veroordeling. Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 28 juni 2006, gewezen onder parketnummer 01/835065-06, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 81 dagen. Beslissing na voorwaardelijke veroordeling. Afwijzing van de vordering met parketnummer 20/000902-07 van de officier van justitie d.d. 5 januari 2009. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter, mr. J.G. Vos en mr. S.J.W. Hermans, leden, in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier, en is uitgesproken op 21 januari 2009. 1verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009 2verklaring [medeverdachte 1], blz. 342 t/m 346 (1e alinea); blz. 350b (laatste alinea) van het eindpv 3verklaring [medeverdachte 2], blz. 451 (laatste alinea) t/m 453; blz. 455 t/m 456 van het eindpv 4verklaring [medeverdachte 3], blz. 500 (vanaf 12e alinea) t/m 501 (eerste zes alinea’s); blz. 512 (14e alinea) van het eindpv 5bevindingen [verbalisant 1], blz. 84 van het eindpv 6verklaring [getuige 2], blz. 1876 van het eindpv 7bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] blz. 80 van het eindpv 8verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 341 eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 449 eindpv; verklaring [medeverdachte 3] blz. 493 onderaan/blz. 494 bovenaan van eindpv 9verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; pv-onderhoud verdachte blz. 255 eindpv; pv-onderhoud verdachte PL2233/07-141154 d.d. 26 november 2008 blz. 3 10verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 342 onderaan en blz. 343 bovenaan eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 451 eindpv; verklaring [medeverdachte 3] blz. 500 vanaf het midden eindpv; verklaring [getuige 1] blz. 1544 eindpv; 11verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009, verklaring [medeverdachte 1] blz. 344 5e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 451 2e alinea eindpv; 12verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 344 5e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 451 2e alinea eindpv 13verklaring [medeverdachte 1] blz. 344 5e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 392 10e alinea en blz. 451 2e alinea eindpv 14verklaring [medeverdachte 1] blz. 344 5e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 392 10e en 11e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] d.d. 20 oktober 2008 PL2233/07-141154 blz 2 in het midden 15verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 344 6e en 7e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 409 10e alinea en blz. 452 14e t/m 16 alinea eindpv; relaas van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbaliant 3] d.d. 29 april 2008 blz. 80-81 eindpv 16relaas van bevindingen van [verbalisant 1] blz. 84-85 eindpv; verklaring [getuige 2] blz. 1876 eindpv; verklaring [medeverdachte 1] blz. 350b eindpv 17verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 2] blz. 453 7e t/m 10 eindpv; verklaring [medeverdachte 3] blz. 501 6e alinea einpv 18verklaring [medeverdachte 2] blz. 453 11e alinea eindpv 19verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring verdachte d.d. 25 november 2008 PL2233/07-141154 blz. 3 27e en 28e regel 20verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 347 4 alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 405 4e alinea en blz. 455 5e alinea eindpv 21verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 347 8e t/m 13e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 456 3e t/m 8e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 3] blz. 512 14e alinea en blz. 513 3e alinea eindpv 22verklaring verdachte ter zitting van 7 januari 2009; verklaring [medeverdachte 1] blz. 309 47e t/m 49e regel eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 453 10 alinea eindpv 23verklaring [medeverdachte 1] blz 309 onderaan en blz 310 bovenaan eindpv; verklaring [medeverdachte 2] blz. 380 onderaan eindpv, blz. 381 5e t/m 12e alinea en blz. 405 10e t/m 12e alinea eindpv; verklaring [medeverdachte 3] blz. 526 9e en 10e alinea eindpv