Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0428

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805250/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) aan [appellant] meegedeeld dat door het bieden van inzage, het verschaffen van uitleg en het verstrekken van kopieën van diverse documenten met betrekking tot de openbaarheid van het weggedeelte in het verlengde van de Zuiddijk te Hengstdijk, is voldaan aan de plicht tot het verschaffen van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).


Uitspraak

200805250/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 5 juni 2008 in zaak nr. 07/918 in het geding tussen: [appellant] en het college van gedeputeerde staten van Zeeland. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) aan [appellant] meegedeeld dat door het bieden van inzage, het verschaffen van uitleg en het verstrekken van kopieën van diverse documenten met betrekking tot de openbaarheid van het weggedeelte in het verlengde van de Zuiddijk te Hengstdijk, is voldaan aan de plicht tot het verschaffen van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). Bij besluit van 14 augustus 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 juli 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2008, waar het college, vertegenwoordigd door J.A.A. Melaard, ambtenaar in dienst van de provincie Zeeland, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de Wob. Ingevolge artikel 7, eerste lid, verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door: a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken, b. kennisneming van de inhoud toe te staan, c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of d. inlichtingen daaruit te verschaffen. 2.2. De bestuurlijke aangelegenheid waarover het college documenten in kopie heeft verstrekt dan wel waarin het inzage heeft verleend, betreft de openbaarheid van een weggedeelte in het verlengde van de Zuiddijk te Hengstdijk nabij de woning van [appellant] (hierna: de bestuurlijke aangelegenheid). 2.3. Voor zover [appellant] in zijn hoger beroep beoogt te betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge de Wob, oordeelt de Afdeling dat dit betoog niet kan slagen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 26 april 2006 in zaak nr. 200509349/1 is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Het college heeft meegedeeld dat niet meer documenten bij de provincie berusten over de bestuurlijke aangelegenheid dan de stukken die aan [appellant] zijn overgelegd dan wel waarin inzage is gegeven. Ter zitting bij de Afdeling is dit namens het college nogmaals bevestigd. Met de rechtbank acht de Afdeling deze mededeling niet ongeloofwaardig. Voorts is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college beschikt over andere documenten over de bestuurlijke aangelegenheid dan welke openbaar zijn gemaakt. 2.4. Het betoog van [appellant] dat het besluit van het college tot vaststelling van de wijziging van de wegenlegger van de voormalige gemeente Hontenisse van 10 juli 1979 (hierna: het wijzigingsbesluit) zou zijn vervalst, wat daar verder ook van zij, kan niet leiden tot hetgeen [appellant] met zijn hoger beroep beoogt. In deze procedure gaat het om de vraag of documenten inzake de bestuurlijke aangelegenheid ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt door het college. 2.5. Voorts is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover dat zich richt tegen het wijzigingsbesluit. Nu [appellant] destijds geen rechtsmiddelen hiertegen heeft aangewend staat dit besluit in rechte vast. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 312-591.