Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0443

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802276/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] een lichte bouwvergunning te verlenen voor een berging op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200802276/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 februari 2008 in zaak nr. 07-5724 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] een lichte bouwvergunning te verlenen voor een berging op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 6 juli 2007 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 20 februari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 6 juli 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 april 2008. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. Het college en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.J.M.J.J. Houben, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door T. Swerink, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat visueel niet waarneembaar is dat de berging los staat van de woning, zodat deze berging voor wat betreft welstand kon worden beoordeeld als aanbouw en niet als bijgebouw. 2.1.1. In de Welstandsnota Zaanstad (hierna: de welstandsnota) is een aan- of uitbouw omschreven als een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Een bijgebouw is omschreven als een grondgebonden gebouw van één bouwlaag dat los op het erf van het hoofdgebouw staat en meestal is bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. 2.1.2. De Stichting Welstandszorg Noord-Holland (hierna: de welstandscommissie) heeft het bouwplan blijkens haar advies van 13 maart 2007, dat aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd, getoetst aan de welstandscriteria voor Kleine plannen 1 uit de welstandsnota. Deze op aan- en uitbouwen van toepassing zijnde welstandscriteria schrijven voor dat de gevelkleur en het materiaalgebruik zijn afgestemd op het hoofdgebouw. 2.1.3. De berging bevindt zich op ongeveer vijf centimeter van de woning, waaraan een loodslab is aangebracht die los over de tussenruimte en de berging ligt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in de terminologie van de welstandsnota sprake is van een bijgebouw. De welstandsnota biedt geen ruimte voor een uitleg van de begrippen aanbouw en bijgebouw zoals door het college voorgestaan. Op een bijgebouw zijn de welstandscriteria voor Kleine plannen 2 van toepassing zijn. Deze welstandscriteria stellen andere eisen aan de gevelkleur en het materiaalgebruik dan de welstandscriteria waaraan de welstandscommissie heeft getoetst. De rechtbank heeft dan ook terecht geconcludeerd dat het welstandsadvies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoonde dan het college dat advies niet zonder meer aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. Het betoog faalt. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de gemeente Zaanstad griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat. w.g. Offers w.g. Wijers lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 444