Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0447

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803991/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout (hierna: het college) de ligplaatsenkaart behorende bij de Woonschepenverordening 1999 gewijzigd vastgesteld.


Uitspraak

200803991/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 mei 2008 in zaak nr. 07/4851 in het geding tussen: [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout (hierna: het college) de ligplaatsenkaart behorende bij de Woonschepenverordening 1999 gewijzigd vastgesteld. Bij besluit van 28 december 2006 heeft het college het door [appellante] (hierna: [appellante]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 mei 2008, verzonden op 15 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 8, 17 en 18 juni 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellante] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2008, waar [appellante], in persoon, en vergezeld door [persoon] en het college, vertegenwoordigd door E. van Dijck, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8 vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.2. Het besluit van 28 december 2006 is op dezelfde dag verzonden, zodat de in artikel 6:7 van de Awb gestelde termijn om daartegen beroep te kunnen instellen op 8 februari 2007 is geëindigd. Het beroepschrift is op 5 juli 2007 door de rechtbank ontvangen. 2.3. De rechtbank heeft terecht de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar in de zin van artikel 6:11 van de Awb geacht. De door [appellante] aangevoerde omstandigheid dat zij in de veronderstelling was dat haar advocaat een beroepschrift zou indienen en zij haar advocaat hierover niet tijdig kon bereiken, heeft de rechtbank terecht voor haar rekening gelaten. Niet is gebleken dat [appellante] niet in staat zou zijn geweest om, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zelf tijdig beroep in te stellen, zonodig op nader aan te voeren gronden. 2.4. Voor zover de Afdeling de brief van [appellante] van 23 oktober 2008 in het kader van deze procedure als verzet zou moeten opvatten gericht tegen de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2002 in zaak nr. 200104411/1 wordt het volgende overwogen. De mogelijkheid van verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, staat open tegen een uitspraak na vereenvoudigde behandeling als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb. Vaststaat dat de Afdeling de uitspraak van 31 juli 2002 na behandeling ter zitting heeft gedaan. Van een vereenvoudigde afdoening in de zin van artikel 8:54 van de Awb is dan ook geen sprake. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Wortmann w.g. De Leeuw-van Zanten lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 97-581.