Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0456

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803444/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden (hierna: het college) geweigerd [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een garage op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200803444/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 1 april 2008 in zaak nr. 07/144 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Coevorden. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden (hierna: het college) geweigerd [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een garage op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 15 januari 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 april 2008, verzonden op 4 april 2008, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 januari 2007 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door G. Jansen, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. [appellant] is niet ter zitting verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Pikveld" rust op het perceel, waarop het bouwplan voor de garage ziet, de bestemming "openbaar groen". Ingevolge artikel 4.1, onder 1, sub a, in samenhang bezien met artikel 1.3, onder 1, sub a, van de planvoorschriften mogen de gronden, bestemd tot "openbaar groen" uitsluitend gebruikt worden voor de aanleg van openbaar groen en mogen deze niet worden bebouwd of door bebouwing worden overdekt, behoudens door kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes zoals telefooncellen, schakelhuisjes, e.d. Het bouwplan is derhalve in strijd met het bestemmingsplan. 2.2. Het hoger beroep van [appellant] is gericht tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit 15 januari 2007. 2.2.1. [appellant] betoogt in dit verband allereerst dat de rechtbank de door het college ter zitting van de rechtbank gegeven nadere motivering niet bij haar oordeel had mogen betrekken. Dit betoog faalt. De ter zitting van de rechtbank door het college gegeven nadere motivering hield in dat door de situering van de garage op een afstand van 1,5 meter van de rijbaan, verkeersonveilige situaties kunnen ontstaan ter hoogte van de ter plaatse gelegen parkeerplaatsen, omdat de gebruikers van die parkeerplaatsen bij het verlaten daarvan door de 2,70 meter hoge garage in hun uitzicht op het verkeer op de rijbaan worden belemmerd. Dat als gevolg van het bouwplan een verkeersonveilige situatie zal ontstaan wordt ook al in het besluit van 27 juli 2006 en in het besluit op bezwaar vermeld. De nadere motivering daarvan door het college ter zitting van de rechtbank was niet zo uitgebreid en / of ingewikkeld dat van [appellant], althans van zijn gemachtigde(n) niet gevergd kon worden daarop ter zitting te reageren. Blijkens het van die zitting opgemaakte proces verbaal is dat ook gebeurd. Het stond de rechtbank dan ook vrij die nadere motivering bij haar oordeel te betrekken. 2.3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat die nadere motivering het besluit geen vrijstelling te verlenen kon dragen. Ook dat betoog treft geen doel. Het gaat hier om een 2,70 meter hoge garage op korte afstand van de rijbaan. Gelet daarop is alleszins aannemelijk dat deze garage het zicht vanaf de parkeerplaatsen op de rijbaan zal belemmeren waardoor bij het uitrijden vanaf die parkeerplaatsen naar de rijbaan verkeersonveilige situaties kunnen ontstaan. 2.4. Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De garage waarnaar hij heeft verwezen bevindt zich op grotere afstand van de rijbaan dan het onderhavige bouwplan. Bovendien gold ten tijde van de bouw van die garage ander ruimtelijk beleid ter plaatse. De rechtbank is dan ook tot het juiste oordeel gekomen dat het hier niet om gelijke gevallen gaat. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boot lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 202.