Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0465

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801708/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 20 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Space Exhibitions B.V. en anderen (hierna: Space Exhibitions B.V.) ten aanzien van het paardenpension van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen.


Uitspraak

200801708/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Space Exhibitions B.V. en anderen, gevestigd respectievelijk wonend te Heerlen, appellanten, en het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 20 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Space Exhibitions B.V. en anderen (hierna: Space Exhibitions B.V.) ten aanzien van het paardenpension van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen. Bij besluit van 28 januari 2008 heeft het college het door Space Exhibitions B.V. hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Space Exhibitions B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2008, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2008, waar Space Exhibitions B.V., vertegenwoordigd door mr. J.H.P. Hardy, advocaat te Maastricht, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Space Exhibitions B.V. voert aan dat het ruim van te voren aankondigen van een controle door het college getuigt van vooringenomenheid en een niet-objectieve aanpak. De Afdeling overweegt dat er geen regel is die zich verzet tegen het vooraf aankondigen van milieucontroles bij bedrijven. Het enkele feit dat controles van te voren worden aangekondigd impliceert bovendien geenszins dat het college in strijd met het in artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervatte verbod van vooringenomenheid heeft gehandeld. Deze beroepsgrond faalt. 2.2. Space Exhibitions B.V. voert aan stankhinder van mest te ondervinden doordat de inrichting niet beschikt over het voorgeschreven gesloten riool en het voorgeschreven mestbassin. 2.2.1. Het college stelt dat bij controle geen overtreding van vergunningvoorschriften is geconstateerd. Het stelt daarbij dat in de inrichting slechts twee paarden aanwezig zijn die met een zekere regelmaat op stal staan. De stallen zijn voorzien van stro, waardoor er volgens het college, geen gier of dunne mest voorkomt en opslag en transport van gier of dunne mest niet plaatsvindt. Ter zitting merkt het college op dat de voorschriften waarbij een gesloten riool en een mestbassin zijn voorgeschreven uit de periode stammen dat er rundvee in de inrichting werd gehouden. Het college is van mening dat er daarom geen reden is tot handhaving van de voorschriften die op de aanwezigheid van een gesloten riool zijn gericht. 2.2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuurorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.2.3. De Afdeling stelt vast dat de vergunning de aanwezigheid van een gesloten riool en een mestbassin voorschrijft. Vergunning is verleend voor ten hoogste 30 paarden. Dit aantal wordt gedurende geruime tijd niet meer gehouden. De stelling van het college dat er zich in de inrichting slechts twee paarden met enige regelmaat in de stallen bevinden en dat er daarom in de inrichting geen gier of dunne mest wordt opslagen en getransporteerd neemt niet weg dat de vergunningvoorschriften worden overtreden. Voor zover er ook bij dergelijke aantallen geen of slechts weinig gier en dunne mest in de inrichting aanwezig zijn overweegt de Afdeling dat de Wet milieubeheer de mogelijkheid biedt om zonodig de vergunningvoorschriften op genoemde punten aan te passen. Nu uit hetgeen door het college is aangevoerd noch anderszins is gebleken dat stappen zijn ondernomen om de vergunning op dit punt aan te passen, is niet gebleken dat legalisatie van de overtredingen op korte termijn mogelijk is. Evenmin is uit hetgeen door het college is aangevoerd gebleken dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, dat eist dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten, alsmede met artikel 3:46 van die wet dat eist dat een besluit berust op een deugdelijke motivering. Deze beroepsgrond treft doel. 2.3. Space Exhibitions B.V. voert aan dat de erfafscheiding niet aan de in de vergunning opgenomen eis dat sprake moet zijn van een ondoordringbare erfafscheiding, voldoet. 2.3.1. Het college stelt dat de afrastering tussen de inrichting en de belendende percelen deugdelijk en ondoordringbaar voor mens en dier is. Volgens het college wordt op dit punt dan ook aan de vergunning voldaan. 2.3.2. De Afdeling stelt vast dat, onder meer, uit de door Space Exhibitions B.V. ingediende foto's blijkt dat de afrastering uit twee linten met daartussen drie à vier schrikdraden bestaat. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het betreffende vergunningvoorschrift wordt voldaan. Deze beroepsgrond faalt. 2.4. Space Exhibitions B.V. voert aan dat het in een weiland aanwezige schuilhok voor paarden in strijd met de vergunning wordt gebruikt voor het opslaan van een olietank en niet voor het bedrijfsmatig houden van paarden. Bovendien verkeert het hok in onvoldoende staat van onderhoud. 2.4.1. Het college stelt dat zich in het betreffende schuilhok geen olietank bevindt. In het naast het schuilhok aanwezige weiland staat een als drinkbak dienstdoende olietank. Het schuilhok verkeert in voldoende staat van onderhoud. Volgens het college is er dan ook geen sprake van een overtreding van de vergunningvoorschriften. Dat het hok op het moment geen dienst doet als schuilhok doet hieraan, volgens het college, niet af. 2.4.2. De Afdeling overweegt dat uit hetgeen Space Exhibitions B.V. aanvoert noch anderszins is gebleken dat er sprake is van een overtreding van de vergunningvoorschriften. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen reden was om handhavend op te treden. Deze beroepsgrond faalt. 2.5. Space Exhibitions B.V. voert aan dat de in de vergunning voorgeschreven windsingel niet de voorgeschreven breedte van vijf meter heeft. Hierdoor wordt volgens Space Exhibitions B.V. onnodige geluid-, stof- en geuroverlast ondervonden. 2.5.1. Het college stelt dat de windsingel alleen bedoeld is ter voorkoming van stofoverlast. Volgens het college bedraagt de breedte van de windsingel aan de voorkant ruim vijf meter en aan de achterkant ongeveer vier meter twintig. Voor zover hier al sprake is van een overtreding is volgens het college handhaving onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. 2.5.2. Onomstreden is dat de windsingel in strijd met de vergunning niet op ieder punt aan de voorgeschreven breedte van vijf meter voldoet. De afwijking van de voorgeschreven breedte is echter zo gering dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in deze concrete situatie behoort te worden afgezien. Deze beroepsgrond faalt. 2.6. Space Exhibitions B.V. voert aan dat in de buitenbak in strijd met de vergunningvoorschriften les- of dressuuractiviteiten plaatsvinden waarbij zij dikwijls allerlei instructies en verwensingen moeten aanhoren. Zij stellen ter staving hiervan diverse getuigenverklaringen te zullen overleggen. 2.6.1. Het college stelt dat aangetoond noch anderszins gebleken is dat dergelijke activiteiten plaatsvinden, noch dat in strijd met de vergunning hinderlijke geluidsignalen ten gehore worden gebracht. De buitenbak is gedeeltelijk met mos begroeid wat er, volgens het college, op wijst dat de bak niet of nauwelijks meer wordt gebruikt. Op het moment van het bestreden besluit waren de door Space Exhibitions B.V. genoemde getuigenverklaringen bovendien niet beschikbaar. 2.6.2. De Afdeling overweegt dat noch uit hetgeen Space Exhibitions B.V. heeft aangevoerd, noch anderszins gebleken is dat in strijd met de vergunning hinderlijke geluidsignalen ten gehore worden gebracht. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen reden was om handhavend op te treden. Deze beroepsgrond faalt. 2.7. Space Exhibitions B.V. voert aan dat de buitenbak 's zomers onvoldoende vochtig wordt gehouden waardoor er stofoverlast optreedt. 2.7.1. Het college stelt dat rondom de buitenbak acht sproeiers aanwezig zijn en dat volgens vergunninghouder het zand bij droog weer nat wordt gehouden. 2.7.2. De Afdeling overweegt dat noch uit hetgeen Space Exhibitions B.V. heeft aangevoerd, noch anderszins gebleken is dat de buitenbak in strijd met de vergunning bij droog weer niet vochtig wordt gehouden. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen reden was om handhavend op te treden. Deze beroepsgrond faalt. 2.8. Space Exhibitions B.V. voert aan dat zich in de buurt van de buitenbak bij het zwembad op haar terrein veel vliegen bevinden. Volgens Space Exhibitions B.V. wordt de inrichting in strijd met de vergunning niet voldoende schoon en in goede staat gehouden. 2.8.1. Het college stelt dat bij controle bezoeken noch anderszins gebleken is dat de inrichting in strijd met de vergunning niet voldoende schoon en in goede staat wordt gehouden. Evenmin is gebleken van overlast door vliegen. 2.8.2. De Afdeling overweegt dat noch uit hetgeen Space Exhibitions B.V. heeft aangevoerd, noch anderszins gebleken is dat de inrichting in strijd met de vergunning niet voldoende schoon en in goede staat wordt gehouden of dat sprake is van onaanvaardbare door de onderhavige inrichting veroorzaakte overlast door vliegen. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen reden was om handhavend op te treden. Deze beroepsgrond faalt. 2.9. Het beroep is gegrond. Het besluit van 28 januari 2008 komt voor vernietiging in aanmerking. 2.10. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen van 28 januari 2008, kenmerk 31003/20070866-A/JD; III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heerlen tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Space Exhibitions B.V. en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Heerlen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Space Exhibitions B.V. en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; IV. gelast dat de gemeente Heerlen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Space Exhibitions B.V. en anderen het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Klap voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 315.