Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0466

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801512/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leudal (hierna: het college) het verzoek tot actualisatie van de Wet milieubeheer vergunning van het pluimvee en akkerbouwbedrijf [vergunninghoudster] aan de [locatie] te [plaats] niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

200801512/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Leudal, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leudal (hierna: het college) het verzoek tot actualisatie van de Wet milieubeheer vergunning van het pluimvee en akkerbouwbedrijf [vergunninghoudster] aan de [locatie] te [plaats] niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 februari 2008, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. V. Wösten, en het college, vertegenwoordigd door ing. R.H.M. Wilms, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door ing. A.M.C.M. Crasborn als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] voert aan dat het college er ten onrechte van uit is gegaan dat hij niet als belanghebbende bij het verzoek tot actualisatie van de Wet milieubeheer vergunning kan worden aangemerkt. 2.1.1. Het college voert aan dat niet gebleken is dat [appellant] belang heeft bij het actualiseren van de onderhavige milieuvergunning. Volgens het college is de afstand van meer dan 270 meter tussen zijn woning en het bedrijf (ter zitting noemt het college een afstand van meer dan 350 meter) dusdanig groot dat er geen sprake is van enige relatie tussen de vergunde bedrijfsactiviteiten en eventuele milieueffecten ter plaatse van de woning. 2.1.2. Ingevolge het tweede lid van artikel 8.23 kan een belanghebbende, met uitzondering van de vergunninghouder, het bevoegd gezag verzoeken een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu met toepassing van het eerste lid te wijzigen. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. 2.1.3. De onderhavige vergunning ziet op het houden van 200.000 vleeskuikens. Uit de stukken blijkt dat de woning van [appellant] op ten hoogste 350 meter van de inrichting is gelegen. Gelet op deze afstand en op de aard en omvang van de inrichting is het aannemelijk dat ter plaatse van die woning milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. [appellant] dient daarom als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden aangemerkt. Gelet hierop heeft het college ten onrechte de aanvraag van [appellant] om toepassing van artikel 8.23, tweede lid, van de Wet milieubeheer niet in behandeling genomen. Het beroep treft doel. 2.2. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. 2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leudal van 24 januari 2008, kenmerk 2007/4928/4909; III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Leudal tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Leudal aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV. gelast dat de gemeente Leudal aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Klap voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 315.