Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0470

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801830/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) het verzoek van [appellant] om inzage in het dossier "vergunningverlening Zorghotel aan de Charloise Lagedijk 951 te Rotterdam" afgewezen.


Uitspraak

200801830/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/2197 en 07/2198 van de rechtbank Rotterdam van 31 januari 2008 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) het verzoek van [appellant] om inzage in het dossier "vergunningverlening Zorghotel aan de Charloise Lagedijk 951 te Rotterdam" afgewezen. Bij besluit van 14 november 2006 heeft het college het besluit van 12 september 2006 herroepen en is [appellant] de gelegenheid geboden om het door hem verzochte dossier in te zien. Bij besluit van 10 mei 2007 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 14 november 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 31 januari 2008, verzonden op 5 februari 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.E. Kleiweg de Zwaan, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 1, onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder document verstaan een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. 2.2. Bij het besluit op bezwaar heeft het college zich op het standpunt gesteld dat [appellant] inzage heeft gekregen in alle bij de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (hierna: de dienst) aanwezige documenten. Het is het college niet gebleken dat een zienswijzenrapport is opgesteld. Het college heeft medegedeeld dat met de opmerking in de brief van de dienst van 30 november 2006 dat uit nadere navraag bij het archief blijkt dat geen zienswijzenrapport is verzonden, is bedoeld dat ook geen zienswijzenrapport is gemaakt. Voorts heeft het college medegedeeld dat het zeer verklaarbaar is dat een reactie op de ambtelijke opmerking in het dossier ontbreekt, omdat niet elke opmerking in de marge een reactie pleegt uit te lokken. 2.3. De rechtbank heeft geen reden gezien te twijfelen aan de juistheid van deze mededelingen van het college. Naar haar oordeel heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de vermeende stukken bij het college berusten. 2.4. [appellant] bestrijdt dit oordeel van de rechtbank tevergeefs. Het college heeft onderzocht of de desbetreffende stukken bij hem berusten door navraag te doen bij de dienst en als reactie heeft het vernomen dat alle stukken aan [appellant] zijn voorgelegd. De rechtbank heeft met juistheid verwezen naar vaste jurisprudentie van de Afdeling, blijkend uit bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2007 in zaak nr. 200608265/1, waaruit volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan niet juist zijn en een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De rechtbank heeft terecht geen reden gezien te twijfelen aan de juistheid van de mededelingen van het college dat de opmerking in voormelde brief van 30 november 2006 dat een zienswijzenrapport niet is verzonden, niet per definitie impliceert dat een zodanig rapport dus wel aanwezig moet zijn en dat niet iedere opmerking van een ambtenaar op of in een schriftelijk stuk een reactie pleegt uit te lokken. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat een zienswijzenrapport of een schriftelijke reactie op de door hem bedoelde ambtelijke opmerking bij het college berusten. Dat de rechtbank het dossier niet heeft opgevraagd, maakt in dit geval niet dat zij de besluitvorming in deze Wob-procedure niet voldoende heeft kunnen toetsen, nu dat dossier in zijn geheel aan [appellant] ter inzage is gegeven. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Neuwahl voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 280-497.