Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0481

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802563/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (hierna: het college) met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een bedrijfshal op het perceel [locatie] te Haaksbergen.


Uitspraak

200802563/1. Datum uitspraak: 21 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 8 april 2008 in zaak nrs. 08/208 en 07/764 in het geding tussen: [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (hierna: het college) met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een bedrijfshal op het perceel [locatie] te Haaksbergen. Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college het door [belanghebbenden] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het gebruik van de op te richten bedrijfshal in strijd is met het bestemmingsplan en voor het overige ongegrond, het besluit van 18 juli 2006 herroepen en de bouwvergunning alsnog geweigerd. Bij uitspraak van 8 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 mei 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [belanghebbenden] hebben een nadere uiteenzetting ingediend. [appellante] en [belanghebbenden] hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.S. Fikkert en mr. M.H. Blokvoort, beiden advocaat te Enschede, en mr. I.A.H. Horck-van Mast en G.E.M. Willemsen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college ten onrechte geen vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor het bouwplan heeft verleend. 2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van het besluit van 3 juli 2007 ter plaatse geldende bestemmingsplan "Industrie-West". Op 21 maart 2007 heeft de raad van de gemeente Haaksbergen het bestemmingsplan "Industrie-West 2003" vastgesteld, dat op 4 april 2007 ter goedkeuring aan het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel is gezonden. Niet in geschil is dat het bouwplan past in dat bestemmingsplan. 2.3. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat het college mede gelet op het vergevorderde stadium waarin de procedure ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan zich bevond en de duur van de procedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO, bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid bij het besluit van 3 juli 2007 heeft kunnen weigeren gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot toepassing van de procedure als bedoeld in dat artikel. De voorzieningenrechter heeft voorts terecht overwogen dat uit dient te worden gegaan van de feiten en omstandigheden zoals die waren ten tijde van het bestreden besluit van 3 juli 2007. Dat door het college van gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 20 november 2007 goedkeuring is onthouden aan de voor [appellante] van belang zijnde aanduiding 'afvalsorteerbedrijf toegestaan' - omdat hoewel het de planologische inpassing van het bedrijf op het industrieterrein aanvaardbaar acht, er aan de bestemmingsregeling juridische gebreken kleven - dient dan ook buiten beschouwing te worden gelaten. Niet aannemelijk is geworden dat het college ten tijde van het nemen van het besluit van 3 juli 2007 wist of behoorde te weten dat zonder meer goedkeuring aan die bestemming zou worden onthouden. Het betoog faalt. 2.4. Voor zover [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de besluiten niet binnen de daartoe gestelde termijn zijn genomen, faalt dit betoog, nu de voorzieningenrechter hierin terecht geen aanleiding heeft gezien voor vernietiging van de besluiten, reeds omdat een overschrijding van de wettelijke beslistermijn de rechtmatigheid van die besluiten niet aantast. 2.5. Ook overigens kan in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de voorzieningenrechter het beroep ten onrechte of op onjuiste gronden ongegrond heeft verklaard. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat. w.g. Offers w.g. Wijers lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009 444