Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0537

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers98782 / KG ZA 09-3
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eigenaar van Aspen Valley aan de Oude Markt in Enschede stelt dat hij het naast gelegen horecabedrijf Paddy's heeft gekocht. In kort geding vordert hij levering. De vordering wordt afgewezen omdat de voorzieningenrechter oordeelt dat niet vaststaat dat er een definitieve koopovereenkomst is gesloten en bovendien het bedrijf is verkocht door slechts één van de vennoten van Paddy's, hetgeen niet tot een rechtsgeldige verplichting tot eigendomsoverdracht heeft kunnen leiden.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector civiel recht zaaknummer: 98782 / KG ZA 09-3 datum vonnis: 21 januari 2009 (amw) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: [eiser], woonplaats kiezende te Nijmegen, eiser in conventie, verweerder in reconventie, verder te noemen [eiser], advocaat: mr. E.M.M. van de Loo, tegen 1. de vennootschap onder firma [gedaagde 1], gevestigd te Enschede, verder te noemen [gedaagde 1], 2. [gedaagde 2], wonende te Enschede, verder te noemen [gedaagde 2], 3. [gedaagde 3], wonende te Enschede, verder te noemen [gedaagde 3], gedaagden in conventie, eisers in reconventie, hierna gezamenlijk te noemen [gedaagde 2] c.s., advocaat: mr. C.P.B. Kroep. Het procesverloop [Eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van: • een brief van mr. Kroep d.d. 5 januari 2009 met bijlagen, waarin hij meldt dat hij een eis in reconventie zal instellen; • een brief van mr. Naus d.d. 8 januari 2009 met bijlagen. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 13 januari 2009. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. J.P.J.M. Naus en [gedaagde 2] c.s. vergezeld door mr. Kroep. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag. Vaststaande feiten 1. In deze zaak staat het navolgende vast. [gedaagde 2] c.s. exploiteren aan de Oude Markt 12 te Enschede een onderneming onder de naam “Paddy’s”. [Eiser] exploiteert een cafébedrijf onder de naam “Aspen Valley” eveneens aan de Oude Markt te Enschede. 2 Het geschil in conventie 2.1 [Eiser] vordert samengevat - [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen ontvangst van de overeengekomen koopprijs van € 1.950.000,-- uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis volledige medewerking te verlenen aan de overdracht van Paddy’s, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 2] c.s. in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten. 2.2 [Eiser] stelt daartoe het volgende. Op 11 september 2008 heeft [eiser] met [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bij hen thuis uitgebreid gesproken en onderhandeld over het sluiten van een koopovereenkomst met betrekking tot Paddy’s. De koop van Paddy’s zou de overdracht inhouden van alle daartoe behorende inventaris, de goodwill, het personeel, de overige activa, de huurovereenkomst van het bedrijfspand, de handelsnamen en de vergunningen. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] stelden als koopprijs een bedrag voor van € 2.100.000,--. [Eiser] is niet verder gegaan dan € 1.800.000,--. Op 17 september 2008 zijn partijen nogmaals met elkaar in gesprek gegaan, maar partijen konden het niet eens worden over de koopprijs. Over de overige voorwaarden bestond overeenstemming. Toen [eiser] na afloop van dit gesprek ‘s nachts naar huis reed, werd hij omstreeks 2.00 uur in zijn auto gebeld door [gedaagde 2]. Tijdens dit telefonisch overleg is een koopovereenkomst met betrekking tot Paddy’s tot stand gekomen onder voorbehoud van financiering aan de zijde van [eiser]. Het mondelinge aanbod van [gedaagde 2] om een koopovereenkomst te sluiten met als koopprijs een bedrag van € 1.950.000,-- en een overdrachtsdatum van 1 november 2008 is onmiddellijk door [eiser] aanvaard. Nadat [eiser] een financiering had gekregen heeft hij op 22 oktober 2008 aan [gedaagde 2] medegedeeld dat de financiering geregeld was en dat op 1 november 2008 de levering kon plaatsvinden. [gedaagde 2] deelde hem vervolgens mede dat de overdracht niet kon plaatsvinden, omdat [gedaagde 3] niet meer wilde verkopen. [Gedaagde 2] bekende dat hij zijn vrouw niet had geïnformeerd over de overeenstemming die hij had bereikt. Op 24 oktober 2008 en 5 november 2008 hebben [eiser] en [gedaagde 2] drie maal telefonisch contact gehad. [Eiser] heeft twee van deze gesprekken opgenomen en door een notaris in een proces-verbaal laten vastleggen. Volgens [eiser] heeft [gedaagde 2] in alle gesprekken bevestigd dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij hij aangaf dat hij de overeenkomst niet kon nakomen omdat [gedaagde 3] niet wilde meewerken aan de overdracht. [eiser] wenst [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan de koopovereenkomst te houden. [Gedaagde 2] is als vennoot van [gedaagde 1] onbeperkt bevoegd en was zodoende bevoegd om het aanbod te doen en zijn medevennote en de vof [gedaagde 1] daarmee te binden. Teneinde zijn vordering tot levering en, ingeval de levering definitief uitblijft, een vordering tot vervangende schadevergoeding zeker te stellen heeft [eiser] conservatoir beslag tot levering doen leggen op alle roerende zaken die aanwezig zijn in Paddy’s, onder de bank en op de woning van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. 2.3 [Gedaagde 2] c.s. voeren verweer. Zij zijn van mening dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen om de volgende redenen: a. er is geen overeenkomst met de vof tot stand gekomen op grond van het vertegenwoordigingsrecht; b. de opschortende voorwaarde van goedkeuring van [gedaagde 3] is niet vervuld; c. met betrekking tot de essentialia van de overeenkomst is geen overeenstemming bereikt. Tenslotte stellen [gedaagde 2] c.s. zich op het standpunt dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding. Op de stellingen van [gedaagde 2] c.s. wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 3. Het geschil in reconventie 3.1 [Gedaagde 2] c.s. vorderen samengevat - op straffe van een dwangsom [eiser] te veroordelen om de conservatoire beslagen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te (laten) heffen en voorts al het nodige te doen opdat [gedaagde 2] c.s. wederom de beschikking krijgen over de beslagen goederen en met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. 3.2 [Eiser] voert verweer. Op de stellingen van [eiser] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing In conventie: 4.1 Tussen partijen is in geschil of [eiser] en [gedaagde 2] c.s. een koopovereenkomst met een koopprijs van € 1.950.000,-- hebben gesloten met betrekking tot de door de vof gedreven onderneming Paddy’s. [Eiser] stelt zich daarbij onder meer op het standpunt dat [gedaagde 2] bij het mondeling aangaan van die koopovereenkomst handelde als bevoegde vennoot van de vof [gedaagde 1]. 4.2 [Gedaagde 2] c.s. hebben dat betwist. Meer in concreto hebben zij gesteld dat er geen overeenkomst met de vof tot stand is gekomen op grond van, zoals zij dat noemen, het vertegenwoordigingsrecht. Paddy’s wordt gedreven door de als gedaagde sub 1 gedagvaarde vennootschap onder firma [gedaagde 1]. [Gedaagde 2] en [gedaagde 3], zijn de beide vennoten in die vof. [Gedaagde 2] is niet bevoegd om alleen de onderneming Paddy’s te verkopen. 4.3 De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt. Artikel 17 Wetboek van Koophandel (WvK) regelt de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vennoten van een vennootschap onder firma. Het artikel bepaalt dat elk der vennoten, die daarvan niet is uitgesloten, bevoegd is ten name van de vennootschap te handelen, gelden uit te geven en te ontvangen, en de vennootschap aan derden, en derden aan de vennootschap te verbinden. Krachtens lid 2 van artikel 17 WvK worden daaronder niet begrepen handelingen welke niet tot de vennootschap betrekkelijk zijn of tot welke de vennoten volgens de overeenkomst onbevoegd zijn. 4.4 Blijkens het overgelegd uittreksel uit het handelsregister met betrekking tot de vof zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ieder onbeperkt bevoegd om namens de vof te handelen. Aldus blijft over de beantwoording van de vraag of de verkoop van de onderneming door [gedaagde 2] moet worden aangemerkt als een handeling die tot de vennootschap betrekkelijk is. 4.5 De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag vooralsnog ontkennend. Blijkens het eerder genoemde uittreksel uit het handelsregister is het kennelijke doel van de vof de uitoefening van het cafébedrijf. De verkoop van de volledige onderneming, waardoor in strijd met de doelomschrijving nu juist uitoefening van het cafébedrijf Paddy’s voor de vof onmogelijk wordt, kan dan ook niet worden aangemerkt als een handeling die dienstig kan zijn aan de verwezenlijking van het doel van de vof. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet dan ook vooralsnog worden geoordeeld dat, wat er ook zij van de inhoud van het nachtelijk telefoonverkeer tussen de heren [eiser] en [gedaagde 2], [gedaagde 2] niet eenzijdig de vof heeft kunnen verbinden tot verkoop van de door haar gedreven onderneming Paddy’s aan [eiser], hetgeen in de weg staat aan toewijzing van de vordering van [eiser] in dit kort geding. Anders zou dit kunnen zijn indien vast zou komen te staan dat [gedaagde 2] heeft gehandeld met instemming van zijn mede-vennoot [gedaagde 3] of indien zou blijken dat op enig moment het handelen van [gedaagde 2] door de vof of [gedaagde 3] is bekrachtigd. Daarvan is echter in het bestek van dit kort geding niet gebleken. Nadere bewijsvoering zou daarvoor noodzakelijk zijn. 4.6 De vraag of er tussen de heren [eiser] en [gedaagde 2] inhoudelijk al dan niet op enig moment een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen, behoeft gelet op het hiervoor gestelde in dit vonnis geen nadere beslissing. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat ook de beantwoording van de al hier opgeworpen vraag tot nadere bewijsvoering zou moeten leiden. Tegenover de door [eiser] overgelegde transcripties van diverse telefoongesprekken staat immers het verweer van [gedaagde 2] dat er veel meer telefoongesprekken zijn gevoerd dan waarvan een transcriptie in het geding is gebracht en dat hij nadrukkelijk tijdens zijn overleg met [eiser] voorwaarden heeft gesteld, waaronder de voorwaarde van goedkeuring door zijn echtgenote, door zijn accountant en door de verhuurder van het pand. [Gedaagde 2] beroept zich daarbij op door hem in het geding gebrachte verklaringen van diverse betrokkenen. 4.7 Op grond van het hiervoor gestelde dienen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie te worden afgewezen, met veroordeling van partij [eiser] in de kosten van de procedure in conventie. In reconventie: 5.1 In reconventie vorderen [gedaagde 2] c.s. – in het kort gezegd – de opheffing van de door [eiser] te hunnen laste gelegde beslagen. Zoals in conventie overwogen, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat door partij [eiser] onvoldoende is gesteld en onderbouwd dat [gedaagde 2] c.s. gehouden zijn om de onderneming Paddy’s aan [eiser] in eigendom over te dragen. Aldus oordeelt de voorzieningenrechter dat in ieder geval summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [eiser] ingeroepen recht tot levering is gebleken. Door geen der partijen is gesteld dat, naast deze procedure in kort geding, bovendien een bodemprocedure over dezelfde kwestie tussen partijen aanhangig is. De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat de vordering in reconventie derhalve voor toewijzing vatbaar is. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure in reconventie moeten dragen. De beslissing De voorzieningenrechter: In conventie: I. Wijst af de vorderingen van partij [eiser]. II. Veroordeelt partij [eiser] in de kosten van de procedure in conventie die aan de zijde van [gedaagde 2] c.s. worden begroot op € 254,- aan verschotten en € 816,- aan het salaris van de advocaat. In reconventie: III. Veroordeelt partij [eiser] en beveelt hem in zoverre om op zijn kosten de op 14 november 2008 door hem gelegde conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde 2] c.s. binnen 2 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis volledig en onvoorwaardelijk op te (laten) heffen, en voorts al het nodige te (laten) doen opdat [gedaagde 2] c.s. wederom de vrije beschikking krijgen over de beslagen goederen, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag tot een maximum van € 50.000,-, een gedeelte van de dag daarbij als volle dag gerekend indien en voorzover [eiser] daarmee in gebreke zal blijven. IV. Veroordeelt partij [eiser] in de kosten van de procedure in reconventie, die aan de zijde van [gedaagde 2] c.s. worden begroot op € 527,- aan het salaris van de advocaat. In conventie en in reconventie: V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. VI. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2009, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop, griffier.