Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0626

Datum uitspraak2009-01-23
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825284-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een werkstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 1 maand voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld zwaar lichameijk letsel ten gevolge heeft (promis).


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/825284-08 Datum uitspraak: 23 januari 2009 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats], [adres]. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 december 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 30 april 2008 te Eindhoven met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Neckerspoel, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1], welk geweld bestond uit het - (met kracht) duwen tegen het lichaam van [slachtoffer1], tengevolge waarvan [slachtoffer1] ten val is gekomen en/of - (vervolgens) terwijl [slachtoffer1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (met kracht (met gebalde vuist) slaan en/of (met geschoeide voet) schoppen tegen het hoofd en/of gezicht, in elk geval het lichaam van [slachtoffer1], waarbij hij, verdachte, [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd heeft geschopt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een meervoudige kaakbreuk en/of een gescheurde gezichtszenuw), althans enig lichamelijk letsel, voor [slachtoffer1] ten gevolge heeft gehad; De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. De bewijsmiddelen. De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn: 1. Het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche, met dossiernummer PL2233/08-004120, afgesloten op 31 mei 2008, aantal doorgenummerde bladzijden: 50 (hierna verder genoemd pv). 2. De verklaring van verdachte zoals deze is afgelegd ter terechtzitting van 9 januari 2009. Vaststaande feiten. Op 30 april 2008 is [slachtoffer1] te Eindhoven aan de openbare weg Neckerspoel geduwd en ten val gekomen. Voorts is hij eenmaal door verdachte tegen het gezicht geschopt, terwijl hij op de grond lag. Nadien is geconstateerd dat de kaak van [slachtoffer1] meervoudig gebroken is1. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw stelt dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het de schop van verdachte tegen het gezicht is geweest die het letsel van [slachtoffer1] heeft veroorzaakt. Het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer1] met zijn schoen tegen het hoofd heeft geschopt terwijl deze op de grond lag2. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij dit met kracht en geschoeide voet heeft gedaan3. De verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] hebben waargenomen dat [slachtoffer1] door twee mannen werd aangevallen en dat een van deze mannen, te weten [medeverdachte1], [slachtoffer1] duwde waarop deze ten val kwam. Vervolgens zagen de verbalisanten dat [slachtoffer1] liggend op de grond door de twee mannen opzettelijk werd geslagen en dat de tweede man, te weten verdachte, [slachtoffer1] opzettelijk in het gezicht schopte. [slachtoffer1] probeerde zich volgens de verbalisanten te verdedigen, maar dit lukte maar gedeeltelijk. Voorts hebben zij waargenomen dat [slachtoffer1] daarna flink uit het gezicht bloedde en dat zijn kaak scheef stond4. [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij een doffe knal in zijn gezicht voelde toen hij op de grond lag en dat hij toen ook voelde dat er iets met zijn kaak niet goed was5. De getuige [getuige1] heeft gezien dat [slachtoffer1] door verdachte en [medeverdachte1] werd geslagen en dat [slachtoffer1] op het moment dat hij op de grond lag een schop kreeg6. Gelet op hetgeen onder ‘vaststaande feiten’ is overwogen en deze verklaringen en deze bevindingen van de verbalisanten in onderlinge samenhang en verband bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en dat de meervoudige kraakbreuk van [slachtoffer1] is veroorzaakt door de trap die verdachte hem tegen zijn gezicht heeft gegeven. De stelling van de verdediging dat dit letsel ook een andere oorzaak kan hebben acht de rechtbank, gelet op de ernst en de aard van het letsel onaannemelijk. De rechtbank zal daarom het feit bewezen verklaren zoals hierna vermeld. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 30 april 2008 te Eindhoven met een ander, op de openbare weg, Neckerspoel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer1], welk geweld bestond uit het - met kracht duwen tegen het lichaam van [slachtoffer1], tengevolge waarvan [slachtoffer1] ten val is gekomen en - meermalen slaan en met geschoeide voet schoppen tegen het gezicht van [slachtoffer1], waarbij hij, verdachte, [slachtoffer1] eenmaal tegen het hoofd heeft geschopt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een meervoudige kaakbreuk) voor [slachtoffer1] ten gevolge heeft gehad. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 141. Oplegging van straf en/of maatregel. De eis van de officier van justitie. De officier van justitie verzoekt op te leggen: - een werkstraf van 140 uur subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek voorarrest; - een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; - oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 775,-- subsidiair 15 dagen hechtenis en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 775,--, betreffende materiële kosten (kleding € 100,--, reiskosten € 75,-- en voeding € 100,--) en immateriële schade € 500,--, een en ander als voorschot. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis er rekening mee gehouden dat verdachte welbewust [slachtoffer1] liggend op de grond een schop tegen het gezicht heeft gegeven, waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, en dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw stelt dat verdachte zelf ook belaagd werd door vier jongens die hem sloegen, dat [slachtoffer1] en verdachte dronken waren, dat [slachtoffer1] het tweede incident, waarbij verdachte hem heeft geschopt, heeft uitgelokt en dat verdachte op dat moment door het gedrag van [slachtoffer1] en de vier jongens zeer getergd was. Voorts wijst zij er op dat verdachte aangifte heeft gedaan tegen [slachtoffer1], maar dat de politie daar niets mee gedaan heeft. Ook acht zij van belang dat verdachte [slachtoffer1] zijn excuus heeft aangeboden. Volgens de verdediging dient gelet op het een en ander enkel een werkstraf opgelegd te worden. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verdachte heeft zich in beschonken toestand met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer1]. Hij heeft [slachtoffer1] nadat deze ten val was gekomen en weerloos op de grond lag tegen zijn gezicht geschopt, waardoor deze ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent verdachte dit gedrag zwaar aan. Dat verdachte dronken was en dat hij van tevoren belaagd werd levert naar het oordeel van de rechtbank geen verzachtende omstandigheid op. Op het moment dat [slachtoffer1] weerloos op de grond lag had verdachte zich behoren terug te trekken. Dit heeft hij nagelaten en in plaats daarvan heeft hij [slachtoffer1] tegen het gezicht geschopt. Dit is een laffe daad en de gevolgen van een dergelijke trap hadden nog veel ernstiger kunnen zijn. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 6 januari 2008 ondervindt [slachtoffer1] zowel lichamelijk als geestelijk nog steeds veel hinder van het voorval. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf en een gevangenisstraf van na te melden duur gerechtvaardigd is. De rechtbank houdt er hierbij rekening mee dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie in 2005 is veroordeeld wegens een poging tot zware mishandeling. Bij de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte getracht heeft het slachtoffer zijn excuses aan te bieden en dat hij zelf het initiatief heeft genomen om professionele hulp te zoeken voor het oplossen van zijn persoonlijke problematiek, welke naar kan worden aangenomen heeft bijgedragen aan het plegen van het feit. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank heeft ook acht geslagen op het voorlichtingsrapport d.d. 11 augustus 2008 van de reclassering, waarin wordt geadviseerd om verdachte een werkstraf op te leggen. De rechtbank acht een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een hogere werkstraf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, aan materiële schade ter zake kleding € 100,--, reiskosten € 75,-- en voeding € 100,-- en aan immateriële schade € 500,--, het een en ander als voorschot. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, komt de rechtbank het bedrag van € 500,- aan immateriële schade bij wijze van voorschot wegens letsel in de vorm van een meervoudig gebroken kaak niet onredelijk voor. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van haar vordering (gederfde inkomsten, horloge en restant materiële schade en restant immateriële schade), aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Motivering van de hoofdelijkheid. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. DE UITSPRAAK De rechtbank: verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven, verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft De rechtbank: verklaart verdachte hiervoor strafbaar, legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en): Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid, Gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is bij beschikking d.d. 2 mei 2008 met ingang van 7 mei 2008 reeds geschorst. Maatregel van schadevergoeding van € 775,00 subsidiair 15 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van € 775,-- (zegge: zevenhonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] van een bedrag van in totaal EUR 775,-- (zegge: zevenhonderdvijfenzeventig euro), als voorschot. Voornoemd bedrag betreft immateriële schade EUR 500,-- en materiële schade EUR 275,-- te weten kleding (€ 100,--), reiskosten (€ 75,--) en extra voeding (€ 100,--). veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Dit vonnis is gewezen door: mr. P.J. Appelhof, voorzitter, mr. J.J.H. Bruggink en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden, in tegenwoordigheid van L.M. Scholl, griffier, en is uitgesproken op 23 januari 2009. 1 proces-verbaal van aanhouding verdachte p. 15, proces-verbaal van aangifte p. 31-32, een geschrift te weten een schriftelijke verklaring d.d. 14 mei 2008 van kaakchirurg [kaakchrirurg] p. 50 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting. 2 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting. 3 proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] p.42 4 proces-verbaal van aanhouding verdachte p. 15. 5 proces-verbaal van aangifte p. 31-32. 6 proces-verbaal van verhoor getuige [getuige1], p 34-35.