Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0627

Datum uitspraak2009-01-22
Datum gepubliceerd2009-01-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers700378-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een beginnend bestuurder rijdt, onder invloed van alcohol, met zijn personenauto vier fietsers aan. Twee fietsers lopen hierdoor zwaar lichamelijk letsel op. De bestuurder van de personenauto is vervolgens doorgereden. De rechtbank is van oordeel dat een enkele verkeersfout doorgaans niet kan leiden tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Nu er in het onderhavige geval echter sprake is van alcoholgebruik, ligt dit anders en kan het feit wel bewezen worden verklaard.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 700378-08 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2009 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] raadsman mr. Drenth, advocaat te Breda 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. De Hollander, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: met zijn personenauto, terwijl hij onder invloed van alcohol was, met aanzienlijke snelheid tegen 4 fietsers is aangereden, waardoor 2 fietsers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen dan wel onder invloed van alcohol een personenauto heeft bestuurd althans dit heeft gedaan terwijl hij wist of had moeten weten dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was, althans gevaarlijk weggedrag heeft vertoond. Feit 2: is doorgereden na het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij 4 fietsers letsel hebben opgelopen. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, primair begaan heeft en baseert zich daarbij op de aangiftes, de medische informatie, het proces-verbaal verkeersongevalanalyse en de verklaring van verdachte ten aanzien van zijn alcoholgebruik. Ook feit 2 acht zij wettig en overtuigend bewezen. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman is van mening dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn personenauto in aanraking is gekomen met 4 fietsers. Niet vastgesteld kan worden wat er precies gebeurd is, zodat ook niet vastgesteld kan worden welk verwijt verdachte gemaakt moet worden. Reeds hierom dient verdachte van het onder 1, primair en het 3e subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken te worden. Ten aanzien van feit 1, primair heeft de raadman voorts aangevoerd dat in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad een enkele verkeersfout niet voldoende is voor het aannemen van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarvoor moet ook worden gekeken naar de overige omstandigheden van het geval. De gereden snelheid zou een omstandigheid kunnen zijn. In de tenlastelegging is opgenomen dat verdachte met aanzienlijke snelheid heeft gereden. De raadsman is van mening dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om dit bewezen te kunnen verklaren en hij heeft ten aanzien van de snelheid partiële vrijspraak verzocht. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat vastgesteld kan worden dat verdachte alcohol heeft genuttigd en dat er vervolgens een bloedproef heeft plaatsgevonden. Op pagina 19 van het eindproces-verbaal is de gang van zaken vanaf het eerste directe contact beschreven. In die gang van zaken tot aan de toestemming van verdachte om de bloedproef af te nemen, staat niets over de verdenking van het gebruik van andere stoffen op grond waarvan besloten is om meteen over te gaan tot een onderzoek van het bloed. Elders in het dossier is wel opgenomen dat kort voor de aanhouding softdrugs zijn aangetroffen, maar dat is niet beschreven in de gang van zaken leidende tot het vragen om toestemming voor het bloedonderzoek. Om die reden is de raadsman van mening dat het bloedonderzoek onrechtmatig tot stand is gekomen, zodat het resultaat van dat onderzoek als onrechtmatig bewijs moet worden bestempeld en dus niet meegewogen dient te worden. Ten aanzien van het bloedonderzoek heeft de raadsman tevens aangevoerd dat op pagina 82 van het eindproces-verbaal als zegelnummer van het afgenomen bloedmonster staat vermeld “587007”, terwijl het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgenomen op pagina 103 van het eindproces-verbaal, melding maakt van het nummer “578007”. Gelet hierop kan naar de mening van de raadsman niet vastgesteld worden dat het onderzochte bloed van verdachte afkomstig was en dient ook om deze reden het resultaat van het bloedonderzoek niet als bewijs meegewogen te worden. De raadsman heeft aangevoerd dat vervolgens de vraag beantwoord moet worden of het alcoholgehalte in het bloed van verdachte hoger zou kunnen zijn dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed. De raadsman is van mening dat vastgesteld kan worden dat verdachte ongeveer 17 pilsjes heeft gedronken in een tijdsbestek van ongeveer 13 uren. Rekening dient te worden gehouden met de afbraak van alcohol in een menselijk lichaam. Er kan dan ook niet vastgesteld worden dat het alcoholgehalte hoger dan 0,2 milligram was. Gelet op hetgeen is aangevoerd dient verdachte vrijgesproken te worden van het alcoholdeel van de tenlastelegging. Ditzelfde geldt voor het onder 1, subsidiair en tweede subsidiair ten laste gelegde, aldus de raadsman. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Feit 1: Ten aanzien van feit 1, primair stelt de rechtbank vast dat op 23 maart 2008 omstreeks 01.54 uur op de Stelvenseweg, voorzien van in werking zijnde straatverlichting en gelegen buiten de bebouwde kom van Den Hout in de gemeente Oosterhout, een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Alle voertuigen betrokken bij dit verkeersongeval reden in dezelfde richting op de Stelvenseweg. Bij dit verkeersongeval is de bestuurder van een personenauto van het merk BMW tegen 4 fietsers aangereden. Een van deze fietsers was [slachtoffer 1]. Hij heeft als gevolg van het ongeval een gebroken neus, een gebroken hielbeen en diverse verwondingen aan zijn gezicht/hoofd opgelopen. Ook [slachtoffer 2] was als bestuurster van een fiets bij dit ongeval betrokken. Haar verwondingen bestonden uit schaafwonden aan rug en heup en een breuk van het rechterspaakbeen. Naast [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geraakt. Aan verdachte is voor de eerste keer een rijbewijs afgegeven op 17 augustus 2007. Hij heeft verklaard dat hij op 22 maart 2008 overdag al 10 flesjes en tapjes bier had gedronken. Bovendien had hij die dag in de middag ook weed en speed gebruikt. Vervolgens is hij in de BMW van zijn vader gestapt en naar een café in Made gereden waar hij ongeveer 5 bier heeft gedronken. Vanuit Made is verdachte naar Paaspop in Den Hout gereden waar hij 1 of 2 biertjes heeft gedronken. Vervolgens is hij in de auto gestapt om naar huis te gaan. Op een gegeven moment hoorde hij een harde knal, waarna de voorruit van de auto kapot was. Verdachte was in paniek omdat hij dacht dat hij iemand had aangereden. Dat is ook de reden waarom hij is doorgereden na het ongeval. Alhoewel de schade aan verdachtes auto een indicatie kan zijn dat hij met aanzienlijke snelheid heeft gereden, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat het technisch sporenonderzoek onvoldoende harde bewijsmiddelen biedt om vast te kunnen stellen dat verdachte met een aanzienlijke snelheid heeft gereden. Van dat onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Ten aanzien van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de bloedproef stelt de rechtbank het volgende vast. In het eindproces-verbaal staat gerelateerd dat de verbalisanten het vermoeden hadden dat verdachte naast alcohol andere stoffen had gebruikt die de rijvaardigheid konden verminderen. Naast de bank waar verdachte kort voor zijn aanhouding op lag te slapen troffen de verbalisanten softdrugs aan. Nu dit vermoeden kort voor de aanhouding van verdachte is gerezen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte rechtmatig gevraagd is om zijn toestemming voor het verrichten van een bloedonderzoek. Het bloedonderzoek is daarom op rechtmatige wijze tot stand gekomen. Het resultaat van het bloedonderzoek kan worden meegewogen bij het bewijs en het verweer van de raadsman op dit punt wordt dan ook verworpen. Voor wat betreft de door de raadsman geconstateerde discrepantie in de zegelnummers overweegt de rechtbank het volgende. Op pagina 20 van het eindproces-verbaal staat het zegelnummer “578007” vermeld. Dit nummer correspondeert met het zegelnummer dat zowel op het voorblad van het eindproces-verbaal als op het onderzoeksaanvraag formulier op een zegel staat vermeld. Voorts correspondeert dit zegelnummer met het in het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut opgenomen zegelnummer. Naar het oordeel van de rechtbank kan er geen sprake van een misverstand zijn dat het door het Nederlands Forensisch Instituut onderzochte bloedmonster van verdachte afkomstig was. Dat op pagina 82 het zegelnummer “587007” staat vermeld, beschouwt de rechtbank in het licht van het vorenstaande dan ook als een kennelijke typefout. Het verweer van de raadsman treft op dit punt daarom evenmin doel. Hetgeen overigens door de raadsman ten aanzien van de alcohol is aangevoerd, behoeft geen nadere bespreking. Uit het bloedonderzoek is gebleken dat het bloed van verdachte 1,36 milligram alcohol per milliliter bloed bevatte. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een enkele verkeersfout doorgaans niet kan leiden tot een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Als er echter van alcoholgebruik sprake is kan dit, zo blijkt ook uit arresten van de Hoge Raad, anders liggen. Die situatie doet zich hier voor. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat verdachte in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam en onnadenkend heeft gehandeld, omdat hij onder invloed van alcohol de slachtoffers kennelijk niet heeft opgemerkt en daardoor niet naar behoren is uitgeweken om ze veilig te passeren. Verdachte is willens en wetens onder invloed van teveel alcohol gaan rijden en heeft daardoor het risico genomen dat door zijn schuld een ernstig verkeersongeval kon ontstaan. Dat het verkeersongeval vervolgens ook is ontstaan, is dan ook volledig aan verdachte wijten. De rechtbank acht feit 1, primair wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie; - de aangifte van [slachtoffer 1]; - de aangifte van [slachtoffer 2]; - de aangifte van [slachtoffer 3]; - de aangifte van [slachtoffer 4]. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1, primair: op 23 maart 2008, te omstreeks 01.45 uur, bij nacht/duisternis, te Den Hout, gemeente Oosterhout, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW), daarmede rijdende over de weg, de Stelvenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in hoge, mate onvoorzichtig en onachtzaam en onnadenkend na het gebruik van alcoholhoudende drank, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig over die weg, die Stelvenseweg, te rijden, welke weg toen daar was voorzien van in werking zijnde straatverlichting, en naderend, zich eveneens op die weg bevindende, in gelijke richting als hij, verdachte, rijdende fietser s , met dat motorrijtuig (personenauto, BMW) niet behoorlijk uit te wijken, teneinde die fietser s met veilige tussenruimte te passeren, waardoor hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto, BMW) tegen: - een door [slachtoffer 1] bestuurde fiets is gereden, en - een door [slachtoffer 2] bestuurde fiets is gereden en - een door [slachtoffer 3] bestuurde fiets is gereden en - een door [slachtoffer 4] bestuurde fiets is gereden, waarna genoemde bestuurder s van die fiets en allen ten val zijn gekomen, tengevolge waarvan, de genoemde fietsbestuurder: [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht, te weten: een gebroken neus en een gebroken hielbeen en diverse aangezichtsverwondingen/hoofdwonden en tengevolge waarvan, de genoemde fietsbestuurder [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht, te weten: schaafwonden aan rug en heup en een breuk van het rechterspaakbeen, zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig (personenauto, BMW) toen bestuurde na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,36 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem, verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven, nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, 2. op 23 maart 2008, te omstreeks 01.45 uur, te Den Hout, gemeente Oosterhout, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Stelvenseweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan ander en te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] letsel en schade was toegebracht. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een werkstraf van 180 uren, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. 6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien een veroordeling volgt, de vordering van de officier van justitie een passende is. Wel heeft de raadsman voorgesteld om van de gevorderde ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen een deel voorwaardelijk op te leggen. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte is op 23 maart 2008 in de auto gestapt en gaan rijden, terwijl hij een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had genuttigd. Op weg naar huis was op dat moment een groepje fietsers. Op de Stelvenseweg in Den Hout is verdachte met zijn auto tegen het groepje fietsers gereden. Dat hij de fietsers niet heeft opgemerkt, zal ongetwijfeld met zijn alcoholgebruik te maken hebben gehad. Door de aanrijding hebben twee fietsers zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Met name één slachtoffer heeft blijvend hinder in de vorm van littekens als gevolg van dit ongeval opgelopen. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat verkeer en alcohol niet samen gaan. Bovendien is verdachte nog een beginnend bestuurder. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij er blijk van gegeven dit besef niet te hebben gehad. Verdachte mag van geluk spreken dat de gevolgen niet erger zijn dan nu is vastgesteld. Wat de rechtbank zeer kwalijk acht, is dat verdachte is doorgereden na het ongeval. Hij heeft dit gedaan, terwijl hij niet wist of er door het ongeval personen ernstig gewond waren geraakt. Door gewoon weg te rijden heeft verdachte ten onrechte het belang van de slachtoffers ver onder zijn eigen belang geplaatst. De rechtbank laat in het voordeel van verdachte meewegen dat hij een jeugdige leeftijd heeft. Voorts heeft hij wel een strafblad, maar is hij nooit voor een soortgelijk feit veroordeeld. Bovendien laat de rechtbank in de strafmaat meewegen dat verdachte in zijn spijtbetuiging richting de slachtoffers oprecht overkomt. De keuze van de officier van justitie om een werkstraf te eisen is daarom alleszins te begrijpen. Gelet op hetgeen doorgaans voor soortgelijke delicten wordt opgelegd, is de rechtbank echter van oordeel dat de aan verdachte op te leggen werkstraf aanzienlijk hoger dient te zijn. Alcoholgebruik in het verkeer en het doorrijden na een ongeval acht de rechtbank dermate ernstig dat enkel volstaan kan worden met een maximale werkstraf. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van 240 uren op zijn plaats is. Voorts acht zij een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend. Ten slotte zal ten aanzien van feit 1, primair een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 jaar worden opgelegd met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest. 7 De benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer 1], geboren 7 maart 1990, wonende te Made heeft een voegingsformulier benadeelde partij ingediend, maar heeft geen schadebedrag gevorderd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1, primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid van deze wet; feit 2: Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen; - bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag; - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: * omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, primair tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 jaren; - bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging; Benadeelde partijen - verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], geboren 7 maart 1990, wonende te Made niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15) Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Volkers en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 januari 2009. BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. hij op 23 maart 2008, te omstreeks 01.45 uur, bij nacht/duisternis, te Den Hout, gemeente Oosterhout, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW), daarmede rijdende over de weg, de Stelvenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig, na het gebruik van alcoholhoudende drank, (met aanzienlijke snelheid) met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig over die weg, die Stelvenseweg, te rijden, welke weg toen daar niet was voorzien van (in werking zijnde) straatverlichting, en naderend, een of meerdere, zich eveneens op die weg bevindende, in gelijke richting als hij, verdachte, rijdende fietser(s)/fietster, dat motorrijtuig (personenauto, BMW) niet, althans niet tijdig, tot stilstand te brengen, althans de snelheid van dat motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende te verminderen, althans niet behoorlijk uit te wijken, teneinde die fietser(s)/fietster met veilige tussenruimte te passeren, althans niet voldoende maatregelen te nemen, teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met die, althans een of meerdere van die, fietser(s)/fietster waardoor hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto, BMW) tegen: - de bestuurder van een fiets (welke bestuurder was genaamd: [slachtoffer 1] is gebotst/gereden en/of een door [slachtoffer 1] bestuurde fiets is gebotst/gereden, en/of - de bestuurster van een fiets (welke bestuurster was genaamd: [slachtoffer 2]) is gebotst/gereden en/of een door [slachtoffer 2] bestuurde fiets is gebotst/gereden en/of - de bestuurder van een fiets (welke bestuurder was genaamd: [slachtoffer 3]) is gebotst/gereden en/of een door [slachtoffer 3] bestuurde fiets is gebotst/gereden en/of - de bestuurder van een fiets (welke bestuurder was genaamd: [slachtoffer 4]) is gebotst gereden en/of een door [slachtoffer 4] bestuurde fiets is gebotst/gereden, waarna genoemde bestuurder(s)/bestuurster van die fiets(en) (allen) ten val is/zijn gekomen, tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, de genoemde fietsbestuurder: [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: een gebroken neus en/of een gebroken hielbeen en/of (diverse) aangezichtsverwondingen/hoofdwonden en/of (een) kneuzing(en) van de nieren en/of een (zware) kneuzing van een polsgewricht en/of tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, de genoemde fietsbestuurder[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: schaafwonden aan rug en heup en/of een (hoge) breuk van het rechterspaakbeen, zulks terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig (personenauto, BMW) toen bestuurde na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,36 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem, verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven, nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op 23 maart 2008, te omstreeks 01.45 uur, te Den Hout, gemeente Oosterhout, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,36 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 23 maart 2008 te Den Hout, gemeente Oosterhout, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht; derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op 23 maart 2008, te omstreeks 01.45 uur, bij nacht/duisternis, te Den Hout, gemeente Oosterhout, op de weg, de Stelvenseweg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende, dat motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht, althans de snelheid van dat motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd, althans niet behoorlijk is uitgeweken, althans niet voldoende maatregelen heeft genomen, toen hij, verdachte, daartoe genoodzaakt was, teneinde een aanrijding/botsing te voorkomen met een of meerdere, zich voor zijn, verdachte's, motorrijtuig op die weg bevindend fietser(s)/fietster (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]), waarna (vervolgens) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met een of meerdere van genoemde, vóór hem, verdachte, op die weg bevindende fietser(s)/fietster, zulks terwijl hij, verdachte, toen daar verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 2. hij op 23 maart 2008, te omstreeks 01.45 uur, te Den Hout, gemeente Oosterhout, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Stelvenseweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan (een) ander(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]) letsel en/of schade was toegebracht;